Eertijds eigendom van het kasteel, in 1990 gerenoveerd als klooster voor de zusters cisterciënserinnen voor het aangrenzende gezinsvervangend tehuis voor twaalf mindervalide vrouwen.

Hoeve met losstaande bestanddelen, opklimmend tot het midden van de 19de eeuw(?): woonstalhuis aan straatzijde (nok parallel aan de straat), ten zuiden van het erf en schuur (nok loodrecht op de straat) ten westen, laatstgenoemde ingetekend op het kadaster in 1885.

Verankerde bakstenen gebouwen onder zadeldaken (Vlaamse pannen). Woonstalhuis: lijstgevel van zes traveeën met beluikte rechthoekige vensters onder houten latei, dito deur in vernieuwde omlijsting en stalvensters, gedichte poort in derde travee. Zijgevels met korfboogvensters en oculi.

Tweebeukige langsschuur van vier traveeën, geritmeerd door lisenen van gesinterde baksteen. Heden ingericht als kapel. Verdere verwerking van gesinterde baksteen voor friezen en omlijstingen van de gevarieerde muuropeningen.