Traditioneel diephuis van drie/twee traveeën en twee bouwlagen onder een zadeldak (nok loodrecht op de straat, pannen), uit de tweede helft van de 16de of de eerste helft van de 17de eeuw. De heer Heymans liet de begane grond in 1883 door de architect Eugène Dieltiëns verbouwen tot een gevelbrede, klassieke, houten winkelpui met zijportaal. In 1977 diende Hans Cuypers een eerste bouwaanvraag in voor de renovatie van het pand naar een ontwerp door de architect Theo J. Foubert, gevolgd door een tweede voor de restauratie van de kort daarvoor gedecapeerde trapgevel naar een ontwerp door de architect Guido Derks. In plaats van de geplande reconstructie van de pui in traditionele stijl, adviseerde de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen om de winkelpui uit 1883 te vervangen door een eigentijdse invulling. In 1981 hernieuwde Cuypers zijn aanvraag voor de gevelrestauratie, die vermoedelijk niet werd uitgevoerd. Vervolgens kwam het pand in het bezit van Anne Van Orshoven, die het liet restaureren naar een ontwerp van Derks uit 1991, uitgevoerd vanaf 1992. Bij deze ingreep werd de bouwvallige, lage achterbouw heropgebouwd.

De trapgevel van acht treden met een overhoeks topstuk heeft een parement in bak- en zandsteen, in de geveltop verankerd door smeedijzeren muurankers met gekrulde spie. Bij de restauratie werd de gevel vrijwel volledig heropgebouwd met gebruik van witte natuursteen voor de reconstructie van de sokkel, het poortje, de kozijnen en waterlijsten. In tegenstelling tot de volledig verbouwde pui en de verstoorde bovenverdieping, was de geveltop tot dan nog vrij intact, inclusief de kozijnen en waterlijsten. De gereconstrueerde pui bestaat uit een geprofileerde sokkel, twee kruiskozijnen met kwartholle negblokken en druiplijsten, en een lage rondboogdeur onder een rechthoekig bovenlicht met druiplijst. Twee zelfde kruiskozijnen openen de bovenverdieping, belijnd door een waterlijst. De tweeledige, door waterlijsten gemarkeerde geveltop, wordt in het eerste register geopend door een rechthoekig drielicht met kwartholle negblokken en druiplijsten, daarvan onderscheidt het hogere middenluik zich door een latei op korbelen. Een rechthoekig luik met kwartholle negblokken en druiplijst doorbreekt de topgeleding. Achtergevel: puntgevel.