Historiek
Historische site met walgracht met tweedelige vorm, gelegen binnen de heerlijkheid van Wieze-Aalst, oorspronkelijk in het bezit van de familie de Wisne, heren van Wieze, al vermeld in 1350 als "nederhof neffens den Bruel". Door huwelijk van Catharina van Wieze met Steven Van Idegem kwam de heerlijkheid en ook het neerhof aan deze familie. Door de verkoop midden 17de-eeuw bezit geworden van Joos Beeckman-Verbruggen, baljuw van de heerlijkheid. De jaartallen op de poort "1653" en op de dakkapel "1669" laten verbouwing of vernieuwing van de gebouwen vermoeden door de nieuwe eigenaars. Andere aanpassingen, onder meer van het interieur, gebeurden vermoedelijk vanaf 1761 toen de hoeve in het bezit kwam van Guillelmus De Hauwere, burgemeester van Wieze-Kapittel. Een sieranker met initialen GDH op de schuur verwijst wellicht naar deze eigenaar. In 1792 gekend als brandewijnstokerij en boerderij. Sinds 1808 werd het Neerhof eigendom van de familie Moens. Naar verluidt brandden de bedrijfsgebouwen af in 1894. Een balk in de grote koestal zou voorheen de inscriptie "Pieters -1897" vertoond hebben. Nieuwe bedrijfsgebouwen overeenstemmend met huidige configuratie rondom een rechthoekig binnenerf gekadastreerd in 1904. In 1912 werd het woonhuis achteraan uitgebreid en in 1943 werd een deel van de omgrachting aan de straatzijde gedempt.
Beschrijving
Nog deels omgrachte site met driehoekige vorm, walgracht nu enkel aan de noord-, oost- en een deel van de zuidzijde behouden. Site voorheen opgedeeld in twee delen met woonhuis en bedrijfsgebouwen op het zuidelijke gedeelte, toegankelijk via een overdekte poort aan de westzijde, de boomgaard op het noordelijke deel.
Iets achterin gelegen hoevegebouwen met ten zuidoosten het imposante woonhuis van twee bouwlagen met aansluitende lagere bijgebouwen rond onregelmatig rechthoekig binnenerf: ten oosten aansluitende stallen, in het noorden grote dwarsschuur met stallen, ten westen het wagenhuis en ast. Grotendeels gekasseid binnenerf met centrale, beplante vroegere mestvaalt.
Naar het zuidoosten gericht woonhuis van zes traveeën en twee bouwlagen vooraan onder mank pannen zadeldak; dakvenster boven de deurtravee met tuitgeveltje op schouderstukken en jaarsteentje "1669", boven het zolderluik met latei op consooltjes. Woning mogelijk deels teruggaand op oudere kern van slechts één bouwlaag. Geknikte dakoverstek met dakzool op mooie geprofileerde houten daklijstbalkjes. Verankerde, gepleisterde en witgekalkte gevels op een plint van zandsteen; ankers met kram en krul in de voorgevel boven de eerste bouwlaag. Rechthoekige vensters, op de begane grond met houten lateien en nieuw schrijnwerk met schuiframen en kleine roedeverdeling; hardstenen dorpels en wit- en groengeschilderde luiken. Houten kruiskozijnen in de bovenvensters met uitspringende tussendorpel, kleine roedeverdeling en halve luiken. Rechthoekige deur met tussendorpel en bovenlicht met bewaarde tracering, gevat in jongere vlakke omlijsting op neuten; wit- en groengestreepte deur met klopper in vorm van een leeuwenkopje. Getraceerd bovenlicht (eerste helft 19de eeuw?).
Manke linker zijpuntgevel met rest van schouderstuk rechts en twee halfcirkelvormige zoldervenstertjes (oorspronkelijk rond). Eén venster met zandstenen sponning en luiken in de lagere achterkeuken en een kloosterkozijn onder rechthoekig bovenvenster in het hoofdvolume. Huisnaam, jaartal 1653 en lelieankers later toegevoegd. Aangepaste en deels uitgebouwde achtergevel van slechts één bouwlaag met rechthoekige deur onder houten latei en twee vensters met luiken; halfrond getralied radvenstertje van opkamer boven de kelder in de noordwesthoek. Recentere uitbouw onder schilddak aan de noordoostkant.
Herhaaldelijk aangepast interieur met onder meer nog 17de-eeuwse zware moerbalk op natuurstenen console in de opkamer links, mooie 18de-eeuwse rococoschouw met stucwerk met schelp- en bloemmotieven, 19de-eeuws binnenschrijnwerk, trap met balustertrappaal en 20ste-eeuwse tapijttegelvloeren. Bewaarde moerbalken met 17de- of 18de-eeuws profiel op de bovenverdieping.
Ten westen tussen het woonhuis en de ast, grote toegangspoort in bakstenen poortomlijsting onder pannen zadeldakje, links en rechts op de pilasters op ingemetselde overschilderde stenen gedateerd "16/53".
Bedrijfsgebouwen in verankerde baksteenbouw met getoogde muuropeningen en wit- en groengestreept houtwerk, onder verspringende pannen zadeldaken. Grote dwarsschuur met vroegere koeienstallen, met sieranker en initialen GDH op de straatpuntgevel. Dak naar verluidt vernieuwd in de tweede helft van de 19de eeuw. Schuurgebint met telmerken. Troggewelven tussen ijzeren liggers in de stallen.
De ast in het westen naast de poort is een relict van de vroegere hopcultuur in de omgeving.
- BOSMAN R. & HEYVAERT H. 1990: De Geschiedenis van Wieze, Wieze, 44.
- PAELINCK L. (ed.) 1992: Wieze, een kijkboek: een dorp om van te houden, Wieze, 185, 323.