Voornaam herenhuis, een samenstel van de huizen “Salvator” en “den Keyser”, waarvan de oorsprong opklimt tot het eerste kwart van de 16de eeuw, en dat in de loop van de 17de, de 18de en de 19de eeuw tot de huidige vorm werd uitgebouwd. Het complex met een gevelfront in laatclassicistische stijl, omvat een binnenplaats en een tuinpaviljoen in barokstijl, en interieurs in rococostijl.
Het huis “Salvator” werd in 1516 opgetrokken door Philips de Beuckeleer, burgemeester van Antwerpen in 1518 en 1521. Robrecht Tucher, koopman en schepen van Antwerpen, die het pand in 1563 verwierf, liet het vervolgens verbouwen tot een herenhuis met binnenplaats, koetspoort en galerij. Dit werd in 1618 aangekocht door de koopman Hendrik Moens (1558-1625) en zijn echtgenote Constantia Bonanomi (1570-1642), die het nog uitbreidden met het rechts aanpalende “den Keyser”. Van 1649 (jaarsteen) dateren de barokke aankleding van de binnenplaats met galerij, en vermoedelijk ook het tuinpaviljoen. Tot 1747 bleef het pand in het bezit van Maria Moens, echtgenote van schepen Jean-Baptiste della Faille. Vervolgens liet de familie de Borrekens-Wellens in de tweede helft van de 18de eeuw het interieur in rococostijl herinrichten. In opdracht van Jacques Alexandre Jean de Gruytters (1776-1839), eigenaar sinds 1817, werd in 1828 het laatclassicistische gevelfront en een nieuwe traphal opgetrokken. Uit het bouwdossier vallen ontwerper noch aannemer af te leiden. De arts Jean Baptiste Jacques liet in 1859 door de architect Frans J.H. Bex een bijkomende inkomdeur aanbrengen in de laatste travee. De binnenplaats werd vermoedelijk in het laatste kwart van de 19de eeuw overdekt met een kap uit ijzer en glas. In dezelfde periode kregen de west- en noordgevel van de binnenplaats een stucdecor naar het voorbeeld van de barokke oost- en zuidgevel. Aangekocht door het Fonds voor Schoolgebouwen, huisvestte het complex vanaf 1984 het departement Monumenten- en Landschapszorg van het Hoger Architectuurinstituut van het Rijk, vanaf 1992 het Henry van de Velde Instuut. “Salvator” is omstreeks 2007 verkocht, en wordt in 2017-2019 gerenoveerd tot een wooncomplex onder leiding van Steenmeijer Architecten.
Het complex bestaat uit vier vleugels rond een binnenplaats, waarvan de omvangrijke noord- en oostvleugel het L-vormige ‘corps de logis’ uitmaken, met de toegangsvleugel aan de westzijde. Achteraan het perceel is een tuinpaviljoen ingeplant, parallel met het ‘corps de logis’ en georiënteerd op het westen.
Het laatclassicistische gevelfront bestaat uit een toegangsvleugel van drie traveeën en twee bouwlagen onder een plat dak, geflankeerd door twee licht vooruitspringende zijvleugels van ieder drie traveeën en drie bouwlagen onder schilddaken (nok loodrecht op de straat, leien). De oorspronkelijk bepleisterde en beschilderde lijstgevel, die omstreeks 1935 werd gecementeerd, rust op een plint uit blauwe hardsteen. Horizontaal geleed door de gekorniste puilijst en axiaal-symmetrisch van opzet, legt de compositie de klemtoon op de toegangsvleugel. Deze onderscheidt zich door schijnvoegen met uitstraling op de begane grond, een middenrisaliet gemarkeerd door de rechthoekige koetspoort en een spaarveld hogerop, voluutconsoles onder de lekdrempels en gestrekte waterlijsten op de bovenvensters Verder beantwoordt de opstand aan een regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit verkleinende registers van rechthoekige vensters, gevat in vlakke omlijstingen. Deze hebben individuele lekdrempels met een onderdorpel of profiel op de eerste twee bouwlagen en cordonvormende lekdrempels op de lagere derde bouwlaag. Zowel de toegangsvleugel als de zijvleugels worden beëindigd door een klassiek hoofdgestel, samengesteld uit een architraaf, een vlakke fries en een gekorniste houten kroonlijst. De architraaf van de toegangsvleugel loopt door in de cordonvormende lekdrempels van de topgeleding van de zijvleugels. Daarvan rusten de kroonlijsten op klossen. Bewaarde houten koetspoort met paneelwerk, een gecanneleerde makelaar en tussendorpel met rozet; gebogen smeedijzeren traliehekken met pijlpunten op de begane grond.
De rechthoekige, overdekte binnenplaats is aan twee zijden afgezet met een hardstenen rondboogarcade van Toscaanse zuilen, met geprofileerde archivolten, voluutsleutels en panelen in de zwikken. Een entablement samengesteld uit een gelede architraaf, een trigliefenfries en geprofileerde kroonlijst vormt de bekroning. De rechthoekige bovenvensters zijn gevat in een in- en uitgezwenkte, geprofileerde omlijsting met oren en neuten uit blauwe hardsteen, rijk versierd met rolwerkcartouches, schelpen, voluten en guttae.
Het interieur van het ‘corps de logis’ omvat salons met marmeren schoorstenen en bewerkte zolderingen in rococostijl.
Het tuinpaviljoen omvat vijf traveeën en twee bouwlagen onder een zadeldak (nok parallel aan de straat, leien). De bepleisterde en beschilderde lijstgevel bestaat uit twee sobere zijvleugels die een terugwijkende, rijk bewerkte middenpartij met kwartholle hoekpenanten flankeren. Deze laatste is op de begane grond opgevat als een Serliana uit blauwe hardsteen, samengesteld uit Toscaanse zuilen en halfzuilen, de centrale rondboog met een geprofileerde archivolt en een voluutsleutel, de flankerende rechthoekige blindnissen met een architraaf, een sluitsteen en als bekroning een blinde oculus met een cartouche en een gebogen, gekorniste waterlijst. Tegen de nissen staan beelden van vrouwenfiguren opgesteld. Een klassiek entablement met centraal een spiegel en een gekorniste kroonlijst vormt de beëindiging. Hierop rust een rondboognis met pilasters, voluten, een sluitsteen en een gebogen waterlijst op gestrekte uiteinden en trigliefen, waarin een Salvatorbeeld. De bovenverdieping is verder gevat in een spaarveld en wordt bekroond door een driehoekig fronton, met een rijk bewerkt alliantiewapen in het timpaan. Rechthoekige vensters en omlijste deuren openen de vlak behandelde zijvleugels, afgewerkt met een kroonlijst en twee afgesnuite dakkapellen.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Braeken J. 2019: Salvator [online], https://id.erfgoed.net/teksten/311786 (geraadpleegd op ).
Voormalig hotel zogenaamd "Salvator" (nummer 3) opgericht in 1515 door de latere burgemeester Filips de Buekelere, en in 1626 door de koopman Hendrik Moens uitgebreid met het aanpalende huis zogenaamd "de Keyser" (nummer 5). Grondig verbouwd met een neoclassicistisch gevelfront in 1828, in opdracht van Jacques De Gruytters.
Neoclassicistische voorgevel bestaande uit een toegangsgebouw van drie traveeën en twee bouwlagen geflankeerd door twee zijvleugels van ieder drie traveeën en drie bouwlagen onder schilddaken (leien, nok loodrecht op de straat). Gecementeerde lijstgevel met uitspringende middentravee gemarkeerd door een gekorniste puilijst en de doorlopende lekdrempels van de derde verdieping, eindigend op een geleed cordon onder de daklijst, kroonlijst op klossen. Rechthoekige vensters in platte bandomlijstingen, op de benedenverdieping voorzien van gebombeerde hekken, tweede verdieping met middenvenster bekroond door een gestrekte waterlijst. Middentravee met een rechthoekige vleugeldeur in een brede geblokte omlijsting van arduin onder een gekorniste waterlijst .
Bron: DE MUNCK-MANDERYCK M., DECONINCK-STEYAERT R. & PLOMTEUX G. met medewerking van LINTERS A. 1979: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nb, Brussel - Gent.
Auteurs: Plomteux, Greet; Steyaert, Rita; Manderyck, Madeleine
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. & Manderyck M. 1979: Salvator [online], https://id.erfgoed.net/teksten/4788 (geraadpleegd op ).