Voormalige stenen korenwindmolen van het type bovenkruier (bergmolen), vroeger zogenaamd Schrikmolen of Blokkesmolen en bijhorende maalderij De Block, later maalderij De Smedt met kasseiweg, toegangsweg tot de molen- en maalderijsite.
De voormalige korenwindmolen ligt ongeveer 100 meter achterin en is vanaf de straat bereikbaar via een rechte gekasseide toegangsweg naast de bijhorende hoeve en vroegere molenaarshof. De molen is niet weergegeven op de Oostenrijkse kabinetskaart van graaf de Ferraris (1771-1778). De molen werd wel al aangeduid op het primitief kadasterplan van Baasrode (1816) en was in 1818 eigendom van molenaar J.B. Van Praet. De molen was voorheen gekend met de naam "Schrickmolen". Op de Vandermaelenkaart (circa 1840) is de molen aangeduid als Schri(e)kmolen, benaming verwijzend naar het toponiem en wijknaam "Het Schrick". De latere benaming Blokkesmolen is ontleend aan de molenaarsfamilie De Block die gedurende meerdere generaties eigenaar van de molen was. In 1871 aangekocht door Petrus Josephus De Block. In 1908 werd hem vergund een benzinemotor van 10 PK te plaatsen. Zoon Josephus Antonius De Block werd in 1908 eigenaar van de molen en was gehuisvest in het molenaarshuis van de aan de straat gelegen bijhorende hoeve (nummer 162). Tot in 1935 werd de windmolen nog door windkracht aangedreven. In 1942 verwierf de schoonzoon Jan M.J. De Smedt de molen. Hij liet een nieuwe mechanische maalderij inrichten met een motor van circa 20 PK in een afzonderlijk gebouw gelegen voor de molen. De oude molenstenen afkomstig uit de windmolen werden daarvoor hergebruikt; tevens plaatsing van een hamermolen en haverpletmolen. In 1949 werden het gevlucht, de kap en de staart van de windmolen verwijderd. Maalderij van 1955 tot 2003 het laatst uitgebaat door zoon Joseph J.M. De Smedt. In 2003 werd een nieuwe, platte houten kap aangebracht ter vervanging van de golfplaten afdekking van de molenromp die ook binnenin werd opgeknapt. De romp werd verhoogd met een omlopend bandvenster. Datzelfde jaar werd de molenberg heraangelegd en het metselwerk hersteld.
De conische ronde bakstenen molenromp van de grote voormalige beltmolen, is een vrij indrukwekkende constructie die in het betrekkelijk open omgevend landschap als merkteken van een ambachtelijke industriële activiteit sterk opvalt. Deze windmolen bestond dus al in 1816 (volgens de literatuur gebouwd voor of circa 1818). Ronde onderbouw voorafgegaan door tongewelfde inrit met rondbogige poortopening voorzien van rechthoekige dubbele poort tussen schuin oplopend bakstenen metselwerk uitgespaard in de molenberg. Smalle getoogde bovenvensters onder gebogen bakstenen druiplijstjes. Als restanten van de binnenconstructie zijn er nog: de staande houten as met houten spoorwiel (62 kammen), daarboven een gietijzeren (houten kammen) conisch wiel dat vermoedelijk als mechanische aandrijving heeft gediend en twee houten intrekluiwerken met tap- en klauwwielen. De oude samengestelde balkenlagen met ruw afgewerkte zolder- of moerbalken zijn alle bewaard.
Elektrische maalderij. Vrijwel aan het einde van de toegangsweg vlakbij de windmolen, aan de zuidzijde van en parallel aan deze kasseiweg, staat een rechthoekig bijgebouw. Het werd in 1872 als nieuwe constructie gekadastreerd met als bestemming magazijn en eigendom van landbouwer P.J. De Block die in het jaar voordien de windmolen aankocht en de eerste was van het molenaarsgeslacht De Block. Wellicht met de inrichting van de mechanische maalderij in 1942, onderging de constructie enige aanpassingen. Het verankerde bakstenen maalderijgebouw bezit een bovenverdieping en golfplaten zadeldak. De I-lateien van de poorten, vensters en laaddeur in de voorgevel typeren het als industrieel gebouw. In de achtergevel zijn de wellicht oorspronkelijke kleine getoogde vensters behouden.
Interieur. Benedenverdieping overwelfd met bakstenen troggewelven tussen ijzeren liggers, deels aangepast met I-balken en beton. Uitgerust met: houten maalstoel, voorheen met houten raderen, nu met gesloten gietijzeren reductiewerk in gietijzeren kast voor oliebad. Houten graangoot van op de zolder. Onderkant ijzeren menger.
De zolderverdieping is een bovenverdieping met ziende kap (vier houten spanten). Pletter 'Doom Ieper' en houten bank. Houten graankuiser 'Bonte Leuven' (circa 1939). Houten horizontale kafbak (silo).
Twee luiwerken met riemen en spanrollen. Oude galg en houten steentrommel afkomstig van de oude molen. Bovenkant ijzeren menger met gietijzeren raderwerk en Archimedesschroef. Bascule. Houten Jakobsladder. Elektromotor van recentere datum.
De loodrechte toegangsweg van circa 100 meter lang vanaf de straat (tussen nummer 160 en nummer 162) tot aan de molen, die perceelsmatig al voordien (primitief kadasterplan van 1816) is aangegeven, is vanaf 1840 gekadastreerd als exploitatieweg. De weg is mogelijk al sinds de 19de eeuw met kasseien verhard om het transport naar en vanaf de molen te vergemakkelijken.
Overblijvende oude hoevegebouwen van het molenaarshof met vernieuwde woning aan de straat. Haaks ten opzichte van de straat ingeplante langsschuur grenzend aan met beton verhard achtererf. Verankerde baksteenbouw onder pannen zadeldak van vier traveeën diep. Op de voorpuntgevel boven de poort met I-latei gedateerd 1882 in cijfers van uitspringende gesinterde bakstenen. Gedichte poort in de achterpuntgevel. Rest van 19de-eeuwse stallen in het samengesteld bedrijfsgebouw achter de woning.
Deze molensite heeft historische en industrieel-archeologische waarde als typologisch goed bewaarde romp van een beltmolen met een aantal nog bewaarde belangrijke onderdelen uit de vroege eerste helft van de 19de eeuw. Het gaat om een relatief oude materiële getuige van de molenbouw, die op dat ogenblik vooral nog gebruik maakt van hout als constructiemateriaal. De molen is beeldbepalend in het nog vrij open omgevend landschap. Daarnaast is het conisch gietijzeren kamwiel een getuige van een 20ste-eeuwse economisch noodzakelijke mechanisering. De verdere mechanisering van deze molensite wordt ook geïllustreerd door de aanwezigheid van de elektrische maalderij die tijdens de Tweede Wereldoorlog naast de molenromp werd ingericht in een daartoe aangepast bijgebouw naast de oude windmolenromp. Op deze wijze illustreert deze maalderij de economische en technologische ontwikkelingen, waaraan de graanverwerkende nijverheid onderworpen was en dit op een oudere windmolensite. De lange gekasseide toegangsweg getuigt van de wijze waarop het transport van grondstoffen en afgewerkte producten met zwaar materieel werd vergemakkelijkt.
Auteurs: Verbeeck, Mieke; Vandeweghe, Evert; Duchêne, Helena
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Verbeeck M. & Vandeweghe E. & Duchêne H. 2021: Bookmolen met maalderij en hoeve [online], https://id.erfgoed.net/teksten/359121 (geraadpleegd op ).
Voormalige korenwindmolen, vroeger zogenaamd Schrickmolen of Blokkesmolen en bijhorende maalderij De Block, later maalderij De Smedt met kasseiweg, toegangsweg tot de molen- en maalderijsite.
De voormalige korenwindmolen ligt ongeveer 100 meter achterin en is vanaf de straat bereikbaar via een rechte gekasseide toegangsweg naast de bijhorende hoeve en vroeger molenaarshof. De molen is niet weergegeven op de Oostenrijkse kabinetskaart van graaf de Ferraris (1771-1778). De molen werd wel al aangeduid op het primitief kadasterplan van Baasrode (1816) en was in 1818 eigendom van molenaar J.B. Van Praet. De molen was voorheen gekend met de naam "Schrickmolen". Op de Vandermaelenkaart (circa 1840) is de molen aangeduid als Schri(e)kmolen, benaming verwijzend naar het toponiem en wijknaam "Het Schrick". De latere benaming Blokkesmolen is ontleend aan de molenaarsfamilie De Block die gedurende meerdere generaties eigenaar van de molen was. In 1871 aangekocht door Petrus Josephus De Block. In 1908 werd hem vergund een benzinemotor van 10 PK te plaatsen. Zoon Josephus Antonius De Block werd in 1908 eigenaar van de molen en was gehuisvest in het molenaarshuis van de aan de straat gelegen bijhorende hoeve (nummer 162). Tot in 1935 werd de windmolen nog door windkracht aangedreven. In 1942 verwierf de schoonzoon Jan M.J. De Smedt de molen. Hij liet een nieuwe mechanische maalderij inrichten met een motor van circa 20 PK in een afzonderlijk gebouw gelegen voor de molen. De oude molenstenen afkomstig uit de windmolen werden daarvoor hergebruikt; tevens plaatsing van een hamermolen en haverpletmolen. In 1949 was het gevlucht, de kap en de staart van de windmolen verwijderd. Maalderij van 1955 tot 2003 het laatst uitgebaat door zoon Joseph J.M. De Smedt. In 2003 werd een nieuwe, platte houten kap aangebracht ter vervanging van de golfplaten afdekking van de molenromp die ook binnenin werd opgeknapt.
De conische ronde bakstenen molenromp van de grote voormalige beltmolen, is een vrij indrukwekkende constructie die in het betrekkelijk open omgevend landschap als merkteken van een ambachtelijke industriële activiteit sterk opvalt. Deze windmolen bestond dus al in 1816 (volgens de literatuur gebouwd voor of circa 1818). In 2003 verhoogd met omlopend bandvenster onder plat dak als vervanging van de vlakke afdekking na verdwijning van de oorspronkelijke kap. Ronde onderbouw voorafgegaan door tongewelfde inrit met rondbogige poortopening voorzien van rechthoekige dubbele poort tussen schuin oplopend bakstenen metselwerk uitgespaard in de molenberg. Smalle getoogde bovenvensters onder gebogen bakstenen druiplijstjes. Als restanten van de binnenconstructie zijn er nog: de staande houten as met houten spoorwiel (62 kammen), daarboven een gietijzeren (houten kammen) conisch wiel dat vermoedelijk als mechanische aandrijving heeft gediend en twee houten intrekluiwerken met tap- en klauwwielen. De oude samengestelde balkenlagen met ruw afgewerkte zolder- of moerbalken zijn alle bewaard. De afgegraven molenbelt werd gerestaureerd.
Elektrische maalderij. Vrijwel aan het einde van de toegangsweg vlakbij de windmolen, aan de zuidzijde van en parallel aan deze kasseiweg, staat een rechthoekig bijgebouw. Het werd in 1872 als nieuwe constructie gekadastreerd met als bestemming magazijn en eigendom van landbouwer P.J. De Block die in het jaar voordien de windmolen aankocht en de eerste was van het molenaarsgeslacht De Block. Wellicht met de inrichting van de mechanische maalderij in 1942, onderging de constructie enige aanpassingen. Het verankerde bakstenen maalderijgebouw bezit een bovenverdieping en golfplaten zadeldak. De I-lateien van de poorten, vensters en laaddeur in de voorgevel typeren het als industrieel gebouw. In de achtergevel zijn de wellicht oorspronkelijke kleine getoogde vensters behouden.
Interieur. Benedenverdieping overwelfd met bakstenen troggewelven tussen ijzeren liggers, deels aangepast met I-balken en beton. Uitgerust met: houten maalstoel, voorheen met houten raderen, nu met gesloten gietijzeren reductiewerk in gietijzeren kast voor oliebad. Houten graangoot van op de zolder. Onderkant ijzeren menger.
De zolderverdieping is een bovenverdieping met ziende kap (vier houten spanten). Pletter 'Doom Ieper' en houten bank. Houten graankuiser 'Bonte Leuven' (circa 1939). Houten horizontale kafbak (silo).
Twee luiwerken met riemen en spanrollen. Oude galg en houten steentrommel afkomstig van de oude molen. Bovenkant ijzeren menger met gietijzeren raderwerk en Archimedesschroef. Bascule. Houten Jakobsladder. Elektromotor van recentere datum.
De loodrechte toegangsweg van circa 100 meter lang vanaf de straat (tussen nummer 160 en nummer 162) tot aan de molen, die perceelsmatig al voordien (primitief kadasterplan van 1816) is aangegeven, is vanaf 1840 gekadastreerd als exploitatieweg. De weg is mogelijk al sinds de 19de eeuw met kasseien verhard om het transport naar en vanaf de molen te vergemakkelijken.
Overblijvende oude hoevegebouwen van het molenaarshof met vernieuwde woning aan de straat. Haaks ten opzichte van de straat ingeplante langsschuur grenzend aan met beton verhard achtererf. Verankerde baksteenbouw onder pannen zadeldak van vier traveeën diep. Op de voorpuntgevel boven de poort met I-latei gedateerd 1882 in cijfers van uitspringende gesinterde bakstenen. Gedichte poort in de achterpuntgevel. Rest van 19de-eeuwse stallen in het samengesteld L-vormige bedrijfsgebouw achter de woning.
Bron: BOGAERT C., DUCHÊNE H., LANCLUS K. & VERBEECK M. 2006: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Oost-Vlaanderen, Gemeenten: Berlare, Buggenhout, Lebbeke, Waasmunster, Hamme en Zele, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 20n, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Verbeeck, Mieke; Duchêne, Helena
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Verbeeck M. & Duchêne H. 2001: Bookmolen met maalderij en hoeve [online], https://id.erfgoed.net/teksten/48874 (geraadpleegd op ).