Pakhuis met paardenstallen en smidse in eclectische stijl, gebouwd door de aannemer Charles De Coster naar een ontwerp uit 1876. Opdrachtgever was Charles Joseph Van der Schoot, notaris van 1866 tot 1897. Van De Coster zijn in Antwerpen bouwprojecten teruggevonden uit de jaren 1866 tot 1897, waarna zijn zonen architecten Charles en Jean De Coster de activiteiten voortzetten. Een volgende eigenaar, de ondernemer François Van Bree, breidde het pakhuis in 1910 uit met het links aanpalende poortrisaliet, en liet op de binnenplaats parallel met het bestaande een tweede, vier bouwlagen hoog pakhuis met paardenstallen bouwen. Zijn schoonbroer, de architect Jan De Vroey, tekende de plannen. Het complex werd samen met het aanpalende pakhuis van de Werf- en Vlasnatie in 2010-2012 gerenoveerd, als onderdeel van een grootschalig woon- en handelscomplex, dat ook nieuwbouw omvat.

Met een gevelbreedte van oorspronkelijk drie traveeën, omvat het langgerekte, onderkelderde gebouw drie bouwlagen onder een gedrukt zadeldak (nok loodrecht op de straat). De lijstgevel heeft aan parement uit rood baksteenmetselwerk, met gebruik van witte natuursteen voor speklagen, vensteromlijstingen en diamantkoppen, oorspronkelijk op een hoge, geprofileerde plint uit blauwe hardsteen. Axiaal van opzet, wordt de opstand verticaal geritmeerd door oplopende, getoogde spaarvelden met kolossale pilasters en ontlastingsboog, beide versierd met diamantkoppen. Registers van getoogde venstertjes en in de middenas laaddeuren, gevat in een vlakke omlijsting. Een klassiek hoofdgestel bekroond door een gevelbreed driehoekig fronton vormt de gevelbeëindiging. De pui die oorspronkelijk werd gemarkeerd door de centrale steekboogpoort met middenkalf op kraagstenen, is volledig verbouwd. Het toegevoegde poortrisaliet uit 1910 heeft dezelfde ordonnantie, beëindigd met een kroonlijst. De tien traveeën brede zijgevel grenzend aan de binnenplaats, werd oorspronkelijk eveneens geritmeerd door getoogde spaarvelden, waarin registers van getoogde muuropeningen op hardstenen lekdrempels, en laaddeuren onder een ijzeren hijsbalk in de voorlaatste travee.

Interieur: oorspronkelijk kelders met bakstenen tongewelven, en op de begane grond en verdiepingen een moer- en kinderbalken-constructie.

Zogenaamd Magazijn Julia, opgericht in 1889. Bakstenen gebouw van vier traveeën en drie verdiepingen geritmeerd door speklagen, lisenen en bezaaid met diamantkoppen. Rechter deel van de gevel bekroond met een groot driehoekig fronton. Getoogde deur- en vensteropeningen. Achter poort en overbouwde toegang, open doorgang, met aan weerszijden stapelruimten.

Rechts onderkelderde magazijnen van drie bouwlagen, tien traveeën onder zadeldak (pannen). Venstertravee in verdiepte steekboognissen op gecementeerde plint; getoogde opening (klein in tweede en derde bouwlaag) op hardstenen dorpels en laaddeuren onder uitstekende ijzeren hijsbalk in voorlaatste travee; verankerde gevel. Kelders met bakstenen tongewelven. Op gelijkvloerse verdieping moer- en kinderbalken-constructie, met moerbalk ondersteund door twee gietijzeren kolommen met houten slof; houten kolommen in de andere bouwlagen.

Links recentere magazijnen (eerste kwart van de 20ste eeuw), van vier bouwlagen, met paardenstallen op de begane grond. Rechthoekige openingen onder I-balk met rozetten als latei.