Winkelhuis en drukkerij in neoclassicistische stijl, naar een ontwerp door de architecten August Cols en Alfried Defever uit 1901. Opdrachtgever was de pedagoog, letterkundige en journalist, Jan Boucherij (Gent, 1846-Antwerpen, 1911), die zich in 1883 als leraar, boek- en steendrukker te Antwerpen gevestigd had. Boucherij publiceerde gedichten, novellen, toneel- en muziekwerken, essays, pedagogische, historische en biografische studies. Hij was hoofdredacteur van de Vlaamsche Kunstbode, stichter en hoofdredacteur van het Allemansblad, onder meer lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal en Letterkunde, medestichter van de Zetternamskring en voorzitter van de Antwerpse afdeling van het Davidsfonds. Het pand werd in 1997 gesloopt voor een nieuwbouwproject met hogeschool en winkels op het bouwblok Meistraat, Hopland, Langegang.
August Cols en Alfried Defever, die van 1899 tot minstens 1912 een gezamenlijke praktijk voerden, lieten zich in hun beginjaren opmerken door een opvallende reeks burgerhuizen in Zurenborg, alle voor rekening van de Naamlooze Maatschappij voor het Bouwen van Burgershuizen in het Oostkwartier, waarbij zowel de art-nouveau-, neo-Grec- als neorococostijl op uitbundige wijze werden toegepast. Ook ontwierpen zij het kantoorgebouw in de Grotehondstraat waar de bouwmaatschappij zich vanaf 1902 vestigde. Voor het winkelhuis Boucherij bedienden Cols en Defever zich in dezelfde periode van een conventioneel neoclassicisme.
Rijwoning van vier traveeën en drie bouwlagen onder een mansardedak (kunstleien). De bepleisterde en beschilderde lijstgevel met klassieke houten winkelpui, rust op een plint uit blauwe hardsteen. De opstand wordt horizontaal gemarkeerd door het gevelbrede balkon met gebuikte gietijzeren borstwering van de met schijnvoegen belijnde bel-etage, verder door waterlijsten, kordonvormende lekdrempels, en het klassieke hoofdgestel met rankwerkfries en houten kroonlijst op modillons en tandlijst. Anderzijds legt de compositie verticaal de klemtoon op het twee traveeën brede middenrisaliet, dat wordt bekroond door een gebogen, gebroken fronton, en een dakkapel met driehoekig fronton, het geheel geflankeerd door twee oeils-de-boeuf. Registers van rechthoekige vensters, op de bel-etage geaccentueerd door gestrekte waterlijsten op consoles, met gebogen frontons in het risaliet, op de derde bouwlaag in geriemde omlijsting met neuten.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 1901#238.