Geheel van drie neoclassicistische burgerhuizen, waarvan met zekerheid twee panden voor eigen rekening werden gebouwd door de architect Emmanuel Van Cuyck. Volgens de bouwaanvragen dateert het nummer 50 uit 1854 en het nummer 46 uit 1856. Het tussenliggende pand nummer 48 bestond al langer, maar daarvan werd het bouwdossier niet teruggevonden. De panden behoren tot het late oeuvre van Van Cuyck, die vermoedelijk in Antwerpen als aannemer en bouwmeester actief was vanaf het eerste kwart van de 19de eeuw, en ook zetelde als gemeenteraadslid. Tot zijn bekendste ontwerpen behoren de tuinaanleg van de Dierentuin uit 1843, en van de Promenade du glacis uit hetzelfde jaar, uitgebreid tot Promenade de Lonchamps in 1853, die verdwenen bij de aanleg van het Stadspark.
Met een gevelbreedte van vier traveeën voor de nummers 46 en 48 en zeven traveeën voor het ondiepe nummer 50, omvatten de gekoppelde rijwoningen drie bouwlagen onder zadeldaken. De bepleisterde en beschilderde lijstgevels, de begane grond oorspronkelijk alternerend belijnd door schijnvoegen uitstralend boven de muuropeningen, rusten op een plint uit blauwe hardsteen. Horizontaal geleed door de puilijst, beantwoorden de opstand aan een regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit naar boven toe verkleinende registers van rechthoekige deur- en vensteropeningen met hardstenen dorpel of lekdrempel, en op de bovenverdiepingen onderdorpels met neuten. Een klassiek hoofdgestel met houten kroonlijst op modillons vormt de gevelbeëindiging.
Van nummer 46 is de begane grond verbouwd. Oorspronkelijk betrof het een dubbelhuisopstand in spiegelbeeld gekoppeld met nummer 48, die zich onderscheidde door schijnvoegen en een inkomdeur met entablement op consoles in de derde travee. Van nummer 48 zijn de benedenvensters van de twee rechter traveeën verbouwd tot winkelraam. Verder behouden dubbelhuisopstand met vlakke bepleistering en inkomdeur in vlakke hardstenen omlijsting in de tweede travee.
De compositie van nummer 50 legt de klemtoon op de vijf rechter traveeën, die op de begane grond zijn verrijkt met schijnvoegen, en die worden gemarkeerd door een middenrisaliet. Dit laatste wordt geaccentueerd door pilasters, kolossaal in de bovenbouw, een entablement op voluutconsoles waarop een smeedijzeren balkonborstwering boven het portaal, en geriemde vensteromlijstingen. De twee linker traveeën, zijn als risaliet uitgewerkt, maar verder vlak behandeld; het benedenvenster van de eerste travee is later verlaagd tot deur.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1854#491 en 1856#651.