Verenigingsgebouw in beaux-artsstijl gebouwd in opdracht van de Cercle “La Concorde”, naar een ontwerp door de architect Max Winders uit 1927. Het Antwerpse aannemersbedrijf Victor Merckx-Verellen voerde de werken uit.
De Société Civile “La Concorde” werd in 1856 opgericht als ‘société d’agrément’, een ontmoetingsplek voor handelaars, industriëlen, beoefenaars van vrije beroepen en renteniers, naar het voorbeeld van de Engelse ‘gentleman’s club’. Aanvankelijk betrok “La Concorde” lokalen in het gebouw op de hoek van Meir en Sint-Katelijnevest, die in 1859 werden ingehuldigd. Uit 1893 dateert de fusie met de schermvereniging Cercle d’Escrime d'Anvers. Na de Eerste Wereldoorlog werd het voormalige “Onze-Lieve-Vrouw van Napels”, een neoclassicistisch winkelhuis in de Huidevettersstraat aangekocht, dat plaats maakte voor een eigentijds, elegant nieuwbouwcomplex door Max Winders, als optimaal kader voor de ‘society events’ en ontmoetingen van de Franstalige stedelijke elite. Door Koning Albert I vereerd met een koninklijke titel, voerde de vereniging vanaf omstreeks 1930 de naam Cercle Royal La Concorde. Midden jaren 1980 verruilde La Concorde het gebouw in de binnenstad voor het kasteel “Den Brandt”, en fusioneerde in 1993 met de Cercle Royal La Philotaxe tot de Cercle Royal Concorde Philotaxe, die vandaag het hotel Jussiant aan de Arthur Goemaerelei betrekt. Het vroegere pand van “La Concorde” huisvest vandaag de vrijmetselaarsloges Les Amis du Commerce et La Persévérance Réunis, De Geuzen en De Werf, die deel uitmaken van het Grootoosten van België.
Cercle “La Concorde” behoort tot het rijpere werk van Max Winders, die tot 1907 voor zijn vader architect Jean-Jacques Winders had gewerkt en actief bleef tot 1960. Aan zijn schoonvader, de bankier Jean Baptiste Ferdinand Carlier, mede-eigenaar van de Banque d’Anvers en directeur bij de Nationale Bank, dankte de architect zijn introductie in het milieu van de haute finance. Zo ontwierp Winders vóór en na de Eerste Wereldoorlog talrijke bankgebouwen in Antwerpen, naast de filialen van de Nationale Bank in Sint-Niklaas en Leuven, het gereconstrueerde laatgotische “Tafelrond”. Op dit historische monument na bleef hij doorgaans trouw aan een monumentale beaux-artsstijl naar Frans model, in overeenstemming met het aura van traditie en solvabiliteit eigen aan de banksector. De belangrijkste realisaties uit zijn vroege periode vóór de Eerste Wereldoorlog zijn de diamantbeurs "Fortunia" op de hoek van de Pelikaanstraat en de Vestingstraat, de Banque de l'Union Anversoise op de Graanmarkt en de Banque Centrale Anversoise in de Lange Gasthuisstraat. Opmerkelijke realisaties uit het interbellum, geïnspireerd op eigentijdse Parijse architectuurmodellen, zijn de Banque Hypothécaire et Immobilière d'Anvers uit 1924 aan de Maria-Theresialei, en de Caisse Hypothécaire Anversoise uit 1929 op de Meir.
Met een gevelbreedte van drie traveeën, omvat het gebouw vier bouwlagen onder een pseudo-mansarde. Het statige gevelfront met het profiel van een in- en uitgezwenkte topgevel, onderscheidt zich door een verzorgd parement uit witte natuursteen, met een discreet, aan de Franse classicerende barok en de régencestijl ontleend decor. Geleed door de puilijst en axiaal van opzet, wordt de bovenbouw gemarkeerd door geblokte pilasters met een druipmotief als bekroning. Hierop rust de in- en uitgezwenkte geveltop met voluten, siervazen op de imposten en een kuifstuk als bekroning. Later verlaagde spiegelboogvitrines en een spiegelboogportaal in vlakke omlijsting doorbreken de pui; de oorspronkelijke fraai gesmede vleugeldeur met rocaillemotieven en een geïntegreerde lantaarn in de waaier is bewaard in de rechter travee. Een gevelbrede, oplopende bow-window met golvend profiel markeert de twee hoofdverdiepingen, rustend op een sierlijk gebeeldhouwde rocailleconsoles en bekroond door een balkon met bewerkte postamenten, voluutconsoles en een smeedijzeren borstwering. Verder is de opstand opgebouwd uit regelmatige registers van omlijste spiegelboogvensters, alternerend met golvende waterlijst of rocaillesleutel. Fraaie smeedijzeren borstweringen en een mascaronsleutel in de middenas accentueren de bow-window. Een omlijste, spiegelbogige oculus met rankwerk, sluitsteen en gebogen waterlijst op gestrekte uiteinden, doorbreekt centraal de geveltop. Het houten vensterschrijnwerk met kleine roeden is bewaard.
Volgens de bouwplannen bood de begane grond ruimte aan het restaurant, geflankeerd door de vestibule die naar de vestiaire en de centraal ingeplante, monumentale traphal met lift, drielobbige raampartij en bovenlicht leidde. Achteraan in het complex sloten een aparte eetzaal, de keuken en office de plattegrond af; toiletten bevonden zich op kelderniveau. De eerste verdieping werd ingenomen door de leeszaal, en de schermzaal (‘salle d’armes’) annex salon, sanitair en kleedkamer, de tweede verdieping door de speelzaal en de biljartzaal met glas in lood bow-window en ‘petit salon de conversation’. Op de tweede verdieping bevond zich het tweeslaapkamerappartement van de beheerder, het secretariaat, en twee slaapkamers met badkamer voor leden; het dakniveau herbergde de zolder, de meiden- en linnenkamer. De meest achterin gelegen lokalen met name de office van de keuken, en de duplex-kleedkamer van de schermzaal waren ingericht in de geannexeerde achterbouw van een pand in de Korte Gasthuisstraat.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Braeken J. 2017: Cercle La Concorde [online], https://id.erfgoed.net/teksten/202977 (geraadpleegd op ).
Huis eertijds zogenaamd "O.-L.Vrouw van Napels". Enkelhuis in eclectische stijl met neorococo-inslag uit het eerste kwart van de 20ste eeuw, witte natuurstenen puntgevel met in- en uitgezwenkte top van drie traveeën en vier bouwlagen onder lessenaarsdak (leien). Variërende vormen van schouderboogvensters in vlakke omlijstingen; ramen met fraaie roedeverdelingen. Sokkel vormende begane grond met een smal en een breed venster naast de getraliede deur rechts. Gekorniste puilijst in het midden uitgewerkt tot een halfronde, versierde sokkel voor de gewelfde erker. Bovenverdieping afgelijnd door geblokte hoekpilasters waarop de vleugelstukken van de topgevel rusten. Centrale gevelpartij als vermeld uitgewerkt als erker van drie traveeën geritmeerd door schouderboogvensters met bewerkte sleutels, waterlijstjes en doorlopende geprofileerde lekdrempels en smeedijzeren hekken. Aansluitend gebogen balkon van de vierde bouwlaag afgelijnd door hekken tussen postamenten op consoles; deurvensters voorzien van gebogen waterlijstjes. In de top een uitgewerkt oeil-de-boeuf met waterlijstje.
Bron: DE MUNCK-MANDERYCK M., DECONINCK-STEYAERT R. & PLOMTEUX G. met medewerking van LINTERS A. 1979: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nb, Brussel - Gent.
Auteurs: Plomteux, Greet; Steyaert, Rita; Manderyck, Madeleine
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. & Manderyck M. 1979: Cercle La Concorde [online], https://id.erfgoed.net/teksten/5042 (geraadpleegd op ).