Stenen korenwindmolen gebouwd in 1865 op het achtererf van twee kleine boerenwoningen door Ambroos Longueville, landbouwer en later molenaar. Een baksteentje boven het venster geeft het jaartal aan. In 1872 worden de bestaande huisjes door zijn zoon uitgebreid tot de huidige molenaarswoning. In 1911 komt de molen in eigendom van Lodewijk Cuelenaere naar wie de molen nog steeds genoemd wordt. In 1924 werd achter aan de molen een machinehuis gebouw voor een gasmotor. De kap en het gevlucht verdwenen in 1939. De mechanische maalderij bleef nog werkzaam tot de jaren 1960. Later was hier een kolenhandel gevestigd.
Beschrijving
Landelijke site van de Cuelenaersmolen bestaande uit de afgeknotte bakstenen molenromp met aanpalend machinehuis achteraan ten zuidwesten op het erf, de langgestrekt molenaarswoning ten noorden, haaks aan de straat en het omhaagd erf met boomgaard en wagenhuis, toegankelijk via een fraai ijzeren hek aan overhoeks geplaatste bakstenen hekpijlers.
De molenromp is een restant van een bakstenen korenwindmolen van het type bergmolen met inrijpoort en hoge Belgische kap. Van op de grond tot bovenaan de kap was hij 15 meter hoog. De molen zou opgetrokken zijn uit ter plaatse gebakken Kleitse baksteen. De molenberg is deels afgegraven. De bakstenen toegang vooraan wordt gekenmerkt door een brede korfboogpoort en een overwelfde gang. Een gelijkaardige gang met gedrukt tongewelf leidt achteraan naar het machinehuis op vierkante plattegrond, afgedekt met een pannen tentdak. Verschillende rondboogvenstertjes doorbreken de romp op twee niveaus. Een rondboogdeur bevindt zich op het niveau van de berg links van de poort en achteraan. Binnenin is de houten zoldering op zware balken en een houten ladder bewaard. De moleninfrastructuur is volledig verdwenen. Buiten rechts van de poort staat nog een oude maalsteen.
De molenaarswoning is één langgestrekte woning van zes traveeën onder pannen zadeldak aan de straatzijde afgewerkt met een dakschild. De woning wordt gekenmerkt door verankerde gecementeerde witgeschilderde gevels op een grijs geschilderde plint, geritmeerd door rechthoekige vensters op arduinen dorpels en nog groen- en witgeschilderde luiken. De straatgevel springt vooruit op de nieuwe rooilijn. Aan de rechterhoek is de straatgevel afgeschuind en doorbroken door een rechthoekige deur en twee vensters. De erfgevel bevat drie vensters en drie deuren, respectievelijk van de huidige woning, van een vroegere tweede woning en van een stalletje. Deze gevel kijkt uit op een bloementuintje. De binnenstructuur met woonkeuken met de nog aanwezige zogenaamde "Leuvense stoof", achterkeuken en trap naar de opkamer, het binnenschrijnwerk en een houten schouwmantel met ingewerkt kastje roepen nog de sfeer van vroegere boerenwoningen op.
Ten zuiden op het erf vóór de molen staan twee bakstenen dienstgebouwen onder pannen zadeldaken. Het met gras begroeide erf met hoogstammige fruitbomen is van de straat afgesloten door een geschoren lugusterhaag, die in het midden onderbroken wordt door het ijzeren toegangshek dat bevestigd is aan gemetste overhoeks geplaatste hekpijlers met dekplaat en sierbekroning. Rechts naast de achtergevel is een ijzeren voetgangershekje ter afsluiting van de smalle omhaagde strook achter de woning.
- S.N. 1962: Inventaris van de wind- en watermolens in de provincie Oost-Vlaanderen naar gegevens van het Archief van het Kadaster, Kultureel Jaarboek voor de Provincie Oostvlaanderen, 1961, Tweede band, XV, 24.
- BAUTERS P. 1985: Eeuwen onder wind en wolken. Windmolens in Oost-Vlaanderen, Gent, 395.