Voormalig "Godshuis", heden "Sint-Jozef Rustoord". Oprichting van de Commissie der Burgerlijke Godshuizen op 24 november 1854 door een gift van juffrouw Francisca-Theresia Pecsteen, vastgelegd bij testament. Dit voorziet onder meer in het oprichten van een gesticht voor behoeftige personen van de gemeente. Het godshuis werd gebouwd in 1880-81 naar de plannen van architect Eugène Carpentier van Beloeil en uitgevoerd door aannemer M. Osselaere. Het gesticht werd bediend door de zwarte zusters van Aalst.

Oorspronkelijk gebouw op L-vormige plattegrond met hoofdvolume van zeven traveeën en twee bouwlagen onder leien zadeldak met twee dakkapelletjes tussen aandaken, onderbroken door een breed, torenvormig middenrisaliet met bekronend tentdak en ijzeren nokhek met windwijzer. Links hiervan op de verspringende rooilijn, iets lagere gevel van vier traveeën van de haakse vleugel. Volgens het kadasterarchief werd aan de linker zijde een acht traveeën brede vleugel in dezelfde stijl toegevoegd in 1901, opnieuw op een verspringende rooilijn. Later werden oud hospitaal en godshuis door nieuwe vleugels verbonden.

Opgetrokken uit roodbruine baksteen met geelbakstenen speklagen, omlopend om de getoogde vensters met hardstenen hoekstenen en dito dorpels. Nieuw schrijnwerk. Aflijnende bakstenen boogfries. Drie linker benedenvensters in het hoofdgebouw met figuratieve glas-in-loodramen. Middenrisaliet met centrale getoogde deur met vier treden en bekronende waterlijst geflankeerd door smalle venstertjes. Op de bovenverdieping, gekoppelde getoogde vensters met op de brede penant een hardstenen Sint-Jozefbeeld onder neogotische wimberg. Erboven hardstenen paneel met opschrift: "Godshuis". Boven de kroonlijst uitstekende verdieping met drie venstertjes onder omlopende waterlijst en boogfries als gevelaflijning. Linkervleugel met gelijkaardige vensters en gevelafwerking, met voor de linker traveeën aangelegd terras afgewerkt met lage muurtjes onder ezelsrug en voorzien van glazen windschermen