Kantoorgebouw in beaux-artsstijl, naar een ontwerp door de architect Georges Matthyssens uit 1910 (gevelinscriptie). Opdrachtgever was de maatschappij L’Epargne Immobilière, die voor zover gekend van 1910 tot 1914 bouwactiviteiten ontplooide in Antwerpen, met Matthyssens als afgevaardigd bestuurder-directeur. Voor de bouw van het complex werden in 1910 kort na elkaar drie bouwaanvragen ingediend, de eerste begin april voor de voorbouw, de tweede in mei voor de achterbouw, en de derde in augustus voor de vervanging van de oorspronkelijk geplande mansarde door een terugwijkende attiekverdieping. 0orspronkelijk slechts zeven traveeën breed werd de voorbouw in opdracht van L’Union Immobilière uitgebreid met de drie linker traveeën, naar een ontwerp door de architect Adolphe Van Coppernolle uit 1920.
Het bouwprogramma van zowel voor- als achterbouw met een gelijk aantal bouwlagen, en de uitbreiding uit 1920, omvatte suites huurkantoren samengesteld uit twee tot vijf vertrekken. Op de entresol van de achterbouw bevond zich de conciërgewoning. Van dit type vastgoedprojecten werden er tijdens het decennium vóór de Eerste Wereldoorlog meerdere opgetrokken in de omgeving van de Meir. Zo ontwierp Matthyssens later in 1910 aan de Meir het handels- en kantoorgebouw Wynen eveneens in beaux-artstijl, en bracht hij in 1913 voor L’Epargne Immobilière een handels- en kantoorgebouw in art-nouveaustijl tot stand op de hoek van Meir en Lange Klarenstraat.
Het statige kantoorgebouw, de maatschappelijke zetel van L’Epargne Immobilière, behoort tot de belangrijkste realisaties van de bouw- en vastgoedmaatschappij, samen met het elegante handels- en kantoorgebouw in art-nouveaustijl op de hoek van Meir en Lange Klarenstraat. Eveneens actief op de privé-woningmarkt, zijn van de maatschappij op het grondgebied van Antwerpen slechts een drietal bouwdossiers gekend, waaronder de woning Mortelmans aan de Markgravelei. Georges Matthyssens die vanaf de late jaren 1870 een succesvolle carrière uitbouwde, tekende onder meer in de wijk Zuid voor een groot aantal neoclassicistische burgerhuizen. Zijn architectenwoning uit 1881 in de Sint-Jozefstraat onderscheidt zich net als enkele panden aan de Zuiderdokken door de neo-Vlaamserenaissance-stijl. De Duits geïnspireerde art-nouveaustijl van het handels- en kantoorgebouw op de hoek van Meir en Lange Klarenstraat, waarvan vooral het smeedwerk in het oog springt, behoort tot de uitzonderingen in zijn late oeuvre dat wordt gedomineerd door de klassieke beaux-artsstijl van het kantoorgebouw in de Jezusstraat. Waar de architect in de laatste fase van zijn loopbaan projecten van L’Epargne Immobilière combineerde met privé-ontwerpopdrachten, lijkt hij na de Eerste Wereldoorlog niet meer actief te zijn geweest.
Met een gevelbreedte van tien traveeën, omvat het gebouw drie bouwlagen en een terugwijkende attiekverdieping onder een plat dak. Het langgerekte gevelfront onderscheidt zich door een verzorgd parement uit witte natuursteen, op een plint uit graniet. Oorspronkelijk beantwoordde de lijstgevel (zeven rechter traveeën) aan een volkomen symmetrisch schema gemarkeerd door de bredere middenas en twee hoekrisalieten, het linker met het hoofdportaal. De uitbreiding uit 1920 (drie linker traveeën) bouwde voort op de bestaande opstand, met een hoekrisaliet in de linker travee. Nadrukkelijk horizontaal geleed door geprofileerde en gekorniste waterlijsten, volgt de compositie een regelmatige ordonnantie, opgebouwd uit registers van rechthoekige tweelichten met tussendorpel, op de eerste verdieping een rechthoekig, op de tweede verdieping een rondbogig bovenlicht, en een paneel op de borstwering. De oorspronkelijke middenas wordt geaccentueerd door drielichten en balkons met consoles en balustrade waarop siervazen. In de hoekrisalieten leggen een driehoekig fronton op consoles, een rozetsleutel en een balustrade de klemtoon op de eerste verdieping, pilasters en een gebogen waterlijst met sluitsteen op de tweede verdieping. Het oorspronkelijke, rondbogige hoofdportaal (vierde travee) is gevat tussen pilasters en een geprofileerde waterlijst met sluitsteen. Een klassiek hoofdgestel met architraaf, fries en gekorniste kroonlijst op klossen vormt de gevelbeëindiging, bekroond door een attiekbalustrade met topstukken op de postamenten. De terugwijkende attiekverdieping heeft dezelfde ordonnantie. De begane grond, tijdens de naoorlogse periode verbouwd tot winkelpuien, werd oorspronkelijk geritmeerd door steekboogvensters tussen pilasters. Bij een recente renovatie werd de pui gereconstrueerd, nu met rechthoekige muuropeningen, en de sierlijke smeedijzeren vleugeldeur en waaier van het hoofdportaal teruggeplaatst.
Volgens de bouwplannen wordt het complex ontsloten door de vestibule van het hoofdportaal, waarbij in het hoofdvolume de traphal en de conciërgeloge aansluit, en die met een knik doorloopt tot achteraan in de achterbouw. Hierop monden de kantoorsuites uit, die uit twee tot vijf onderling verbonden vertrekken bestaan, waarvan telkens één lokaal als directiekantoor fungeert, en die zijn uitgerust met individueel sanitair. Drie binnenplaatsen verzekeren de licht- en luchttoevoer van de lokalen aan de achterzijde van de voorbouw en in de achterbouw.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Braeken J. 2017: Kantoorgebouw in beaux-artsstijl [online], https://id.erfgoed.net/teksten/203024 (geraadpleegd op ).
Brede gevelwand, gevormd door een kantoorgebouw van tien traveeën, drie bouwlagen en een dakverdieping onder plat dak. Witte natuurstenen lijstgevel in een strakke neoclassicistische stijl naar ontwerp van architect Georges Matthyssens uit het eerste kwart van de 20ste eeuw, met aangepaste benedenverdieping. Door puilijst, kordons, doorlopende lekdrempels en kroonlijst horizontaal afgelijnde gevelwand, voorts verticaal geritmeerd door vier risalieten. Laatstgenoemde gemarkeerd door balkons, driehoekige frontons en gekorniste kroonlijst. Op de tweede bouwlaag, pseudo-kruisramen en op de derde bouwlaag rondboogvensters, afzonderlijk, gekoppeld of in drielicht geplaatst. Eenvoudigere dakverdieping achter de attiek, waarvan de postamenten en siervazen de risalieten accentueren.
Bron: DE MUNCK-MANDERYCK M., DECONINCK-STEYAERT R. & PLOMTEUX G. met medewerking van LINTERS A. 1979: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nb, Brussel - Gent.
Auteurs: Plomteux, Greet; Steyaert, Rita; Manderyck, Madeleine
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. & Manderyck M. 1979: Kantoorgebouw in beaux-artsstijl [online], https://id.erfgoed.net/teksten/5064 (geraadpleegd op ).