Achtkantige bakstenen molenromp, wellicht opgetrokken tussen 1780 en 1816, waarop een houten achtkantige bovenkruier met houten stelling en Hollandse kap geplaatst was. Eind 19de eeuw werd een stoommachine geplaatst, waardoor de molen dan als korenstoom- en windmolen wordt omschreven.
Historiek
Op deze plaats zou in 1622 een staakmolen zijn opgericht, die verdween vóór de opmaak van de Ferrariskaart rond 1775-1780. Kort nadien zou de hoge achtkante stellingmolen geplaatst zijn, met een stenen onderbouw en houten bovenbouw.
Op de huidige molenromp staat een windvaantje met jaartal 1692, naar verluidt een foutieve weergave voor 1622. De oudste cartografische weergave is teruggevonden in een kadastrale atlas van 1816. De vroegste archiefdocumenten gaan terug tot 1815 wanneer Franciscus de Smet de molen verkoopt aan Isabella Van Hollebeke, echtgenote van Willem Rotsaert, mulder te Maldegem en de naamgever van de molen.
Typologisch is de huidige molenromp nog in de 18de eeuw te plaatsen. Een vermoedelijke oprichtingsdatum moet dan tussen 1780 (de Ferrariskaart waarop hij nog niet afgebeeld is) en 1816 geplaatst worden. In 1890 en 1905 wordt de plaatsing van een stoommachine bij de molen vermeld. De molen wordt dan omschreven als korenstoom- en windmolen. De houten achtkantige bovenbouw met houten askop en kap met Hollandse kenmerken, evenals de gaanderij verdween in 1925. De bakstenen achtkantige onderbouw bleef als opslagplaats tot op vandaag bewaard.
Beschrijving
Achterin gelegen molenromp met gekasseide toegangsweg en een met oude maalstenen verhard erfje ervoor. Verankerde bakstenen achtkantige molenromp met twee niveaus onder plat dak als restant van de korenwindmolen met houten achtkantige bovenbouw en houten stelling op halve hoogte van de stenen kuip, gekend door oude foto’s. Dit uitzonderlijke molentype, zeker met een stelling, deed zeer Hollands aan en was een merkwaardigheid voor Vlaanderen. Voorheen was de romp witgekalkt op een gepikte plint. Een korfboogopening met ingeschreven rechthoekige deur vooraf gegaan door vijf treden geeft toegang tot de begane grond. De muuropeningen op de twee verdiepingen zijn korfboogvormig en getoogd. De meeste muuropeningen zijn gedicht, enkele bevatten nog een ijzeren roedeverdeling. De ingemetselde, grote ijzeren ringen op ongeveer één meter hoogte dienden vermoedelijk voor het vastmaken van paarden of trekdieren, aangezien het vastleggen van het gevlucht door de aanwezigheid van de stelling onwaarschijnlijk lijkt. Achteraan werd het metselwerk deels vernieuwd. Het lage bakstenen gebouwtje onder pannen zadeldak, toegevoegd in 1905, diende vermoedelijk als machinehuis.
In het interieur bleef enkel een houten zoldering op zware balken en een steile trap naar de bovenverdieping bewaard. In het plafond van zowel de eerste als tweede verdieping zou een luik voor het luiwerk zitten. Het binnenwerk is nog deels aanwezig, zij het gedemonteerd, zoals een steenkoppel en steenkraan van de maalderij. In het plafond zou nog een ankerpunt voor de steenkraan zitten. Er zijn minimum nog vier aandrijfwielen in de maalderij terug te vinden, evenals een deel van de aandrijfmotor. Vóór de molenromp werden verschillende oude maalstenen als wegverharding gebruikt.
- Rijksarchief Gent, Kaarten en plans, nummer 2775.
- S.N. 1962: Inventaris van de wind- en watermolens in de provincie Oost-Vlaanderen naar gegevens van het Archief van het Kadaster, Kultureel Jaarboek voor de Provincie Oostvlaanderen, Tweede band, XV, 24-25.
- BAUTERS P. 1985: Eeuwen onder wind en wolken. Windmolens in Oost-Vlaanderen, Gent, 396.