Voormalige kloosterkerk van de augustijnen-observanten; sedert 1803 hulpkerk van Onze-Lieve-Vrouw, later parochiekerk tot 1973, en sinds 2006 internationaal muziekcentrum AMUZ.
Begin 16de eeuw verschenen de augustijnen-observanten in Antwerpen en vestigden zich in de Augustijnenstraat. Daar ze echter de lutherse godsdienst genegen waren werden ze in 1522 uit de stad verdreven (zie Sint-Andrieskerk). In 1607 keerden ze terug en kregen de gronden van de brouwerij "de Ketel" in de Everdijstraat en de Kammenstraat toegewezen. De opbouw van het klooster met inbegrip van de schoolgebouwen aan de Everdijstraat, Oudaan en Kammenstraat, duurde tot 1676. Klooster en school werden in de eerste helft van de 19de eeuw gesloopt.
De kerk, voornamelijk gebouwd tussen 1615 en 1618, beslaat de noordhoek van het vroegere kloostercomplex; ontwerper en leider van de werken was Wenzel Cobergher (1561-1634). Latere wijzigingen en toevoegingen zijn: de verplaatsing van het koor der kloosterlingen achter het hoogaltaar in 1672, de overwelving van koor en middenbeuk respectievelijk in 1718 en 1721, de bouw van de Onze-Lieve-Vrouwekapel naar ontwerp van architect Josephus Joannes Dero in 1857. De kerk en bijgebouwen werden in 1939 beschermd als monument. Restauratie in 1976-1982 onder leiding van de architect Jozef Frickel. Restauratie tot internationaal muziekcentrum AMUZ door het Architectenbureau Vanhecke & Suls in 1999-2011. Het complex werd daarbij uitgebreid met twee nieuwbouwvleugels, een inkomgebouw in Kammenstraat 81, een artiesteningang en -loges en een foyer aansluitend bij de winterkapel.
De kerk is opgetrokken in Zuidnederlandse vroeg-barokstijl. Haar plattegrond ontvouwt een middeleeuwse bedelordekerk, namelijk een zaalkerk met driebeukig schip van zeven traveeën en een langgerekt koor van twee rechte traveeën met een driezijdige sluiting, en zijbeuken afgesloten met rechthoekige kapellen. De sacristie is oostwaarts tegen de kerk aangebouwd; de neoromaanse Onze-Lieve-Vrouwekapel bevindt zich zuidwaarts. In de vierde travee van de noordzijde: overdekte doorgang onder een tongewelf met stucdecoratie naar de Everdijstraat, afgesloten met fraaie poort. Baksteenbouw met gebruik van zandsteen voor de gevelversiering, omlijstingen en speklagen. Bedekking met leien zadeldaken; op de kruising dakruiter met dubbele lantaarn en klok- en uivormige spits.
De westgevel houdt weinig of geen verband houdt met de inwendige verdeling of constructie van het gebouw. Het gevelvlak is horizontaal en verticaal ingedeeld door middel van brede banden van natuursteen die samen met de poortomlijsting, de muuropeningen en de nissen, kleurig contrasteren met het bakstenen gevelparement. De klokvormige geveltop is verhoogd met pinakels, siervazen en een topstuk. Het omlijste rechthoekig portaal wordt geflankeerd door Toscaanse driekwartzuilen, en bekroond door een driehoekig gebroken fronton, waarin een ronde nis met het beeld van Sint-Augustinus door Bruno Gerrits. Op de gevelsteen het opschrift: "TEMPLVM AVGVSTIANVM DEO DEIPARAE LAVRETANAE ET OMNIBUS SANCTIS SACRVM". De benagelde vleugeldeur heeft een gesculpteerde makelaar. Links en rechts van het portaal rondboogvenster in geprofileerde omlijsting met waterlijst. Eronder gevelstenen met de inscripties: “ DOMUS MEA DOMVS ORATIONIS VOCABITVR MATTH.XXI.13” en “NON EST HIC ALIVD NISI DOMVS DEI ET PORTA COELI GEN.XXVIII.17”. Tweede geleding met centraal spiegelboogvenster in breed lijstwerk met sleutel en fronton, geflankeerd door rechthoekige nissen met fronton waarin beelden van de Heilige Nicolaas van Tolentino en de Heilige Apollonia door Bruno Gerrits.
Sacristie in barokstijl uit de 17de eeuw in de Everdijstraat. Het rechthoekige gebouw van vier bij twee traveeën en twee bouwlagen onder een leien schilddak, leunt tegen het koorhoofd van de kerk aan. Oorspronkelijk ingebouwd in de zuidelijke gevelwand van de Everdijstraat, kwam het volume in de jaren 1950 half vrij te staan na de sloop van het bouwblok Everdijstraat, Lange Gasthuisstraat en Oudaan voor de bouw van het Administratief Centrum. Bij de restauratie van 1976-1982 werd een nieuwe zijgevel gecreëerd, die de oorspronkelijke opstand kopieert. Het gebouw is opgetrokken in bak- en zandsteenbouw, geleed door de hoge plint, puilijst en hoekkettingen. Registers van getraliede steek- en spiegelboogvensters gevat in vlakke omlijstingen met doorgetrokken dorpels en imposten, onder gebogen en gestrekte waterlijsten. Rechthoekige poort in de linker travee, gevat in een geriemde omlijsting op geblokte pilasters, met een wapenschild op de sluitsteen en een klassiek entablement afgewerkt door de kroonlijst op klossen. Hierbij sluit een getoogde blindnis met waterlijst aan, waarin een hardstenen gevelsteen met de inscriptie: “D.O.M. B. VIRGINI MATRI ET S. PATRI AVGVSTINO SACRVM”. Een houten kroonlijst op voluutconsoles vormt de gevelbeëindiging.
De inwendige architectuur onderscheidt zich door renaissance-reminiscenties in de opstand. De registerindeling van de middenbeuk rust op rondboogarcades met Toscaanse zuilen van blauwe hardsteen, waarboven een fries met trigliefen en rozetten en een kroonlijst. De zwikken zijn versierd met medaillons van de twaalf apostelen in een decor van engelenhoofden, putti en guirlandes, aanleunend bij de barokstijl door Aert Coens uit 1650-1654. Rechthoekige vensters in een eenvoudige omlijsting van witte natuursteen, onder een gedrukt gewelf van eikenhout met casementen en schijfmotief uit 1721. De lage zijbeuken zijn afgedekt met kruisgewelven. De rechte koortraveeën worden geflankeerd door hoge Toscaanse pilasters die de gordelboog opvangen, en overkluisd door een gewelf uit 1718 van hetzelfde type als de middenbeuk. De koorabsis rust onder een halve koepel met ribben steunend op consoles en voluten, links en rechts geopend door een oculus.
De winterkapel heeft een drielobbige plattegrond met een overkoepeld centraal vierkant, een halfronde koorbasis en lagere flankerende absieden met drieledige scheibogen. Het interieur is volledig polychroom beschilderd, onder een blauwe gewelfhemel met gouden sterren. Kruisweg in het onderste register, Maria-Hemelvaart boven het altaar omringd door heiligen in het tweede register, God de Vader omringd door engelen met banderol in het bovenste register, tegen een gouden achtergrond.
De drie altaarstukken uit 1628, het Mystiek Huwelijk van de Heilige Catharina door Pieter Paul Rubens boven het hoofdaltaar, de Extase van Sint-Augustinus door Antoon van Dyck en de Marteling van de Heilige Apollonia door Jacob Jordaens boven de zijaltaren zijn overgebracht naar het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten. Naar aanleiding van het barokjaar in 2018 werden door Jan Fabre als nieuwe altaarstukken drie monumentale composities uit de dekschilden van juweelkevers aangebracht. Boven de fries van de middenbeuk veertien schilderijen met voorstellingen uit het leven van Sint-Augustinus, onder meer door Jacob Jordaens, Jan Cossiers, Willem Van Herp. In het koor twee monumentale landschappen door Pieter Spierinckx.
Glas-in-loodramen met blazoenen uit het eerste kwart van de 20ste eeuw.
Marmeren altaartafel, door Artus Quellinus de Jonge uit 1671. Gesculpteerde marmeren deuromlijstingen links en rechts van het hoofdaltaar, met medaillons van augustijnenheiligen en gesculpteerde deuren. Marmeren hoofdaltaarwand uit 1704 en even na 1718, communiebank uit 1680 en eiken preekstoel met beeld van Sint-Augustinus uit 1697, door Hendrik Frans Verbruggen. Halfrond doksaal op zes kolommen, en orgel door Theodoor Smet uit 1837-1839, de eiken kast versierd met een Sint-Augustinusmedaillon en Koning Davidbeeld. In de sacristie marmeren altaar en fontein in een rijk omlijste wandnis met Heilige Geest door Hendrik Frans Verbrugghen.
Auteurs: Plomteux, Greet; Steyaert, Rita; Manderyck, Madeleine; Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. & Manderyck M. & Braeken J. 2018: Sint-Augustinuskerk [online], https://id.erfgoed.net/teksten/357831 (geraadpleegd op ).
Voormalige kloosterkerk van de augustijnen-observanten; sedert 1803 hulpkerk van Onze-Lieve-Vrouw, later parochiekerk.
Begin 16de eeuw verschenen de augustijnenobservanten in Antwerpen en vestigden zich in de Augustijnenstraat; daar ze echter de lutherse godsdienst genegen waren werden ze in 1522 uit de stad verdreven (zie Waaistraat, geschedenis van Sint-Andrieskerk). In 1607 keerden ze terug en kregen de gronden van de brouwerij "de Ketel" in Everdij- en Kammenstraat toegewezen; de opbouw van het klooster met inbegrip van schoolgebouwen aan de Everdijstraat, Oudaan en Kammenstraat, duurde tot 1676; klooster en school werden in de eerste helft van de 19d eeuw gesloopt.
De kerk, voornamelijk gebouwd tussen 1615 en 1618, beslaat de noordhoek van het vroegere kloostercomplex; ontwerper en leider van de werken was Wenzel Cobergher; latere wijzigingen en toevoegingen zijn: de verplaatsing van het koor der kloosterlingen achter het hoogaltaar in 1672, de overwelving van koor en middenbeuk respectievelijk in 1718 en 1721, de bouw van de Onze-Lieve-Vrouwekapel naar ontwerp van architect J. Dero in 1857. In 1939 werden kerk en bijgebouwen beschermd als monument; de restauratiewerken in 1976-1982 werden geleid door architect J. Frickel.
Kerk opgetrokken in Zuidnederlandse vroeg-barokstijl. Haar plattegrond ontvouwt een middeleeuwse bedelordekerk, namelijk een zaalkerk met driebeukig schip van zeven traveeën en een langgerekt koor van twee rechte traveeën een driezijdige sluiting; zijbeuken afgesloten met rechthoekige kapellen. Sacristie oostwaarts tegen de kerk aangebouwd; de neoromaanse Onze-Lieve-Vrouwekapel bevindt zich zuidwaarts. In de vierde travee van de noordzijde: overdekte doorgang (tongewelf met stucdecoratie) naar Everdijstraat afgesloten met fraaie (zie Everdijstraat 8). Baksteenbouw met gebruik van zandsteen voor gevelversiering, omlijstingen en speklagen. Bedekking met leien zadeldaken; op de kruising dakruiter met dubbele lantaarn en klok- en uivormige spits.
Westgevel die weinig of geen verband houdt met de inwendige verdeling of constructie van het gebouw; horizontale en verticale indeling van het gevelvlak door middel van brede banden van natuursteen die samen met de poortomlijsting, de muuropeningen en de nissen, kleurig contrasteren met het bakstenen gevelparement; klokvormig beeindigd en verhoogd met pinakels, siervazen en topstuk. Rechthoekige ingangsomlijsting geflankeerd door Toscaanse driekwartzuilen en bekroond met een driehoekig gebroken fronton waarin ronde nis met beeld van Sint-Augustinus door Bruno Gerrits; benagelde vleugeldeur met gesculpteerde makelaar; links en rechts rondboogvenster in geprofileerde omlijsting met waterlijst. Diverse opschriften. Tweede geleding met centraal spiegelboogvenster in breed lijstwerk met sleutel, geflankeerd door rechthoekige nissen met beelden van de Heilige Nicolaas van Tolentino en de Heilige Apollonia door Bruno Gerrits.
Inwendige architectuur met renaissance-reminiscenties in de opstand: registerindeling van de middenbeuk met rondbogenarcades op Toscaanse zuilen van arduin; hierboven fries met trigliefen en rozetten en kroonlijst; de stucversiering van de zwikken (medaillons met engelenhoofden, putti, guirlandes) aanleunend bij de barokstijl door Aert Coens in 1650-54; rechthoekige vensters in eenvoudige omlijsting van witte natuursteen onder gedrukt gewelf van eikenhout met casementen en schijfmotief (1721). De lage zijbeuken afgedekt met kruisgewelven. Rechte koortravee geflankeerd door hoge Toscaanse pilasters die gordelboog opvangen; overkluizing van 1718 zie middenbeuk. Koorabsis onder halve koepel met ribben steunend op consoles en voluten; links en rechts oculus.
Mobilair Schilderijen: Mystiek huwelijk van de Heilige Catharina, door P.P. Rubens (1628) boven het hoofdaltaar; de Extase van St.-Augustinus, door A. Van Dijck (1628) en de Marteling van de Heilige Apollonia, door J. Jordaens (1628) boven de zijaltaren; veertien schilderijen met voorstellingen uit het leven van Sint-Augtstinus, onder meer door J. Jordaens (1593-1678), J. Cossiers (1600-71), W. Van Herp (1614-77); twee landschappen, door P. Spierinckx (1635-1711). Glasramen uit het eerste kwart van de 20ste eeuw.
Meubilair: marmeren altaartafel, door A. Quellin (1671); gesculpteerde marmeren deuromlijstingen links en rechts van hoofdaltaar, preekstoel, kommuniebank en hoofdaltaarwand, door H.F. Verbruggen (respectievelijk van 1680, 1697, 1704 en even na 1718). Voor de overige kunstvoorwerpen raadplege men de Inventaris van de kunstvoorwerpen, het meubilair en ander onroerend bezit van de kerkfabriek van Sint-Augustinus, uitgegeven door de Stad Antwerpen [1976].
Bron: DE MUNCK-MANDERYCK M., DECONINCK-STEYAERT R. & PLOMTEUX G. met medewerking van LINTERS A. 1979: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nb, Brussel - Gent.
Auteurs: Plomteux, Greet; Steyaert, Rita; Manderyck, Madeleine
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. & Manderyck M. 1979: Sint-Augustinuskerk [online], https://id.erfgoed.net/teksten/5092 (geraadpleegd op ).