Laatclassicistisch herenhuis uit het laatste kwart van de 18^de eeuw, vermoedelijk met een oudere, traditionele kern die minstens opklimt tot de 17^de eeuw. Het hotel werd opgetrokken of alleszins bewoond door de koopman Jean Etienne Augustin Werbrouck (Antwerpen, 1750-Douai, 1813) die in 1770 huwde met Anne Françoise Thérèse Josephe Le Grelle. Onder het Frans bewind bekleedde hij van 1803 tot 1811 het ambt van ‘maire’ van Antwerpen. Tot 1865 behield het pand als getuige van de oudere kern, zijn barokke rondboogpoort in een geblokte hardstenen spiegelboogomlijsting met sluitsteen en gestrekte waterlijst uit de 17^de eeuw. Dat jaar werd deze door de architect Victor Durlet vervangen door een drieledige rechthoekige poort bekroond door een balkon op voluutconsoles, vermoedelijk in opdracht van Florent Van Geetruyen. In 1878 en 1880 volgden de verbouwing van de begane grond van respectievelijk de rechter- en linkerflank van het hotel tot winkelpui, door de zelfde architect en bouwheer

Voornaam breedhuis met dubbelhuisopstand van zeven traveeën en drie bouwlagen onder een schilddak De bepleisterde en beschilderde lijstgevel beantwoordt aan een axiaal-symmetrisch ordonnantieschema, dat wordt gemarkeerd door het vijf traveeën brede middenrisaliet, met een driehoekig fronton als bekroning. Binnen dit risaliet worden de eerste, midden- en laatste travee volgens een alternerend ritme op hun beurt beklemtoond als risaliet, doorgetrokken tot in het fronton. De middenas, tot 1865 met de 17^de-eeuwse barokpoort, wordt op de bel-etage geaccentueerd door het deurvenster dat daarbij aansloot, gevat in een geriemde omlijsting met kwarthol beloop, voluten als klauwstukken, rozetten in de oren, een omlopende guirlande en een gestrekte waterlijst. De eerste en laatste travee van het risaliet, worden op de bel-etage eveneens geaccentueerd door een deurvenster in een eenvoudiger geprofileerde, kwartholle omlijsting met een gestrekte waterlijst, en oorspronkelijk een Frans balkon op drie consoles. Verder is de opstand opgebouwd uit regelmatige registers van rechthoekige vensters met geprofileerde dagkanten en lekdrempels, en een casement op de borstwering; smeedijzeren borstweringen in de deurvensters en parapetten in de vier linker traveeën van de topgeleding. Een klassiek hoofdgestel met casementen in de fries en een gekorniste houten kroonlijst, ter hoogte van het fronton op trigliefconsoles met guttae, vormt de gevelbeëindiging. Het fronton wordt geopend door drie vensters met geprofileerde dagkanten, ingeschreven binnen het driehoekige profiel . De pui is volledig verbouwd.