erfgoedobject

Grijspeerdmolen

bouwkundig element
ID
50970
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/50970

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Grijspeerdmolen
    Deze vaststelling is geldig sinds

  • is aangeduid als beschermd monument Windmolen Grijspeerdmolen
    Deze bescherming is geldig sinds

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Grijspeerdmolen
    Deze vaststelling was geldig van tot

Beschrijving

De Grijspeerdmolen, gelegen op een kunstmatig aangelegde molenbelt, is een houten standaardmolen met gesloten voet, die fungeert als korenmolen.

De tweezoldermolen, die oorspronkelijk in de Dorpsstraat in Westkapelle stond, werd gebouwd in 1771 ter vervanging van een omstreeks 1635 opgerichte standaardmolen. In 1920 werd de molen door Arthur Verburgh verkocht aan Jules Van den Berghe, wiens standaardmolen op het gehucht Grijspeerd in Gits tijdens de Eerste Wereldoorlog bij de terugtrekking van de Duitsers in oktober 1918 in de vlammen was opgegaan. In oorsprong ging de uitgebrande molen minstens terug tot 1550. Toen was de familie Grysperre als heer van Ogierlande in het bezit – én dit tot het einde van de 17de eeuw – van de ‘Grijsper’ of ‘Oegaerlande muelene’. In de daaropvolgende eeuwen kende de molen verschillende eigenaars, terwijl de molenaarsfamilie Joye gedurende meer dan 130 jaar de molen bediende. Jules Van den Berghe, die pas in 1906 eigenaar van de molen was geworden, plaatste in 1912 onder de molen een Doom & Mahieu-benzinemotor met de bedoeling de molen ook tijdens windstilte te laten renderen.

In 1920 werd de nieuwe, uit Westkapelle overgebrachte Gryspeerdmolen in amper negen weken heropgebouwd. Een maandenlange windstilte dwong windmolenaar Van den Berghe echter om ook een met een gasmotor aangedreven mechanische maalderij op te starten. In 1928 nam zijn zoon Leon de windmolen en de hulpmaalderij over. Voor onderhouds- en herstellingswerken aan de standaardmolen deed hij beroep op molenmaker Machard Declerck (1911-1989) uit Handzame. In 1964 ging het molenbedrijf over op zijn zonen Laurent en Jozef. De oudste zoon Gabriël was intussen molenaar geworden op de Koutermolen in Kortemark. Nog hetzelfde jaar brak tijdens het malen de buitenroede in de askop. De gebroken roede werd door de Gistelse molenmakers Peel weggenomen. Een nieuwe roede werd niet voorzien en de molen werd buiten bedrijf gesteld. Met de afbraak van het oude molenaarshuis en het weggraven van een deel van de molenbelt voor de bouw van een mechanische maalderij werd het zelfs onmogelijk om de molen nog te kruien. Doordat voor de molen in 1943 een bescherming was ingeleid, was het echter onmogelijk om deze te slopen.

In 1975 werd de bescherming definitief en werd de windmolen aangekocht door de gemeente Gits, die besliste om de molen te verplaatsen van de Grijspeerdstraat naar de hoek van de Koolskampstraat met de Bollestraat. De studie van de heropbouw werd toevertrouwd aan ingenieur-architect Walter Snauwaert uit Oostende. In 1980 werd de molen gedemonteerd en tussen 1980 en 1982 opnieuw opgebouwd door de firma Verstraete uit Rumbeke. Door de slechte toestand van de molen kon maar een derde van alle molenonderdelen gerecupereerd worden, waaronder in het bijzonder de met een inscriptie ‘1771’ gedateerde standaard, de bovenas, de twee steenkoppels (een koppel natuurstenen, afkomstig uit La Ferté-sous-Jouarre, en een koppel Jaspers-kunststenen) en de askop uit 1882, die – zoals een ovalen plaatje vermeldt – door het “KEMPYSCHE GIETIJZER EN SMEDERIJ VANAERSCHOT - HERENTALS” werd vervaardigd. Omwille van de stevigheid van de molenkast werd de kombuis, waar de buil stond opgesteld, geëlimineerd. De octogonale gesloten voet met ingebouwde bakstenen teerlingen werd wel opnieuw opgemetseld. Ook het uit 1950 daterende fokwiekensysteem Faüel, bestaande uit  fokwieken met remkleppen, werd opnieuw toegepast. Het kleine Onze-Lieve-Vrouwbeeldje dat de oude steenbalk sierde, kreeg eveneens opnieuw een plaats. De enige overgebleven roede werd niet hergebruikt. Twee nieuwe geklinknagelde roeden, vervaardigd door Verhaeghe uit Ruddervoorde en met een vlucht van 24 meter, kwamen in de plaats. De molenkast werd aan de voor- en zijkanten voorzien van een verticale plankbeschieting. De windzijde, de gebroken molenkap en het tentdak van de gesloten voet (teerlingenkot) werden gedekt met gekliefde eikenhouten schaliën. Nieuw waren ook de eikenhouten kruisplaten en de dubbele schoren, evenals het vangwiel (met 52 kammen) en het voorwiel (met 48 kammen). Op de maalzolder werd een lange trommelbuil en haverpletter opgesteld. De steenzolder werd, behalve met de twee maalgangen, uitgerust met een vangbalk met ijzeren vangsabel, een iepenhouten hoepelvang, versterkt met twee overlangse ijzeren banden, een houten keervang, en een eikenhouten luias met luiwiel. Kenmerkend voor verscheidene molenonderdelen zijn de vele inscripties.  Op de zijkanten van de meelbak staat "JOANNES VAN HOLM”, "FELIX D LILLE” , "I VAN HOLM 1823", "... BLOET 1823". Een aantal opschriften werd uitgezaagd en bij de restauratie opnieuw ingewerkt, namelijk op de middenlijst "DEN 19 XBER 1770 IS DEZE OMGEVALLEN / ENDE DEN 10 MEY 1771 TOT OPRECHTEN / IN T WERCK GELEYT. DEZE MOLEN IS NIEUWE / GEMACKT DOOR G JONGBLOET EN JOANNE ROOMS. HET EERSTE GRAEN GEMAELEN / VOOR DEN KEYSER ISAAC VAN HOLM", met daaronder onder meer "IOSEPH VAN HOLM”, "1823 J. JONGBLOET". Op de vroegere steenbalk is geschilderd: "DEN IJZEREN ASSEKOP / IS INGESTEKEN DEN 9 / AUGUSTUS 1882 DOOR POLYDOOR EN THEODOOR / BOUSSY MOLENMAKERS TE THOUROUT". Links onder dit opschrift staat het jaartal "1775" ingehakt.

In 2009-2010 werden aan de molen enkele onderhoudswerken uitgevoerd door molenbouwer Eric Vanleene. Op het teerlingkot en de molenkap werden nieuwe eiken schaliën gelegd, de molenkast en de roeden werden opnieuw geschilderd, en de fokwieken en het hekwerk van de roeden werden vernieuwd.

  • CORNILLY J. 2001: Monumentaal West-Vlaanderen. Beschermde monumenten en landschappen in West-Vlaanderen. Deel 1. Arrondissementen Ieper, Kortrijk, Roeselare, Tielt, Brugge, p. 59.
  • DE GUNSCH A., METDEPENNINGHEN C. & VANNESTE P. met medewerking van TANSENS A. 2001: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie West-Vlaanderen, Arrondissement Roeselare, Kantons Hooglede - Izegem - Lichtervelde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 17N2, Brussel - Turnhout.
  • DEVLIEGHER L. 1984: Molens in West-Vlaanderen, Kunstpatrimonium in West-Vlaanderen, 9, Tielt-Weesp, 218-221.
  • DEVYT C. 1966: Westvlaamse Windmolens. Inventaris volgens de toestand op 1 januari 1965, Brugge, 75.
  • REYNAERT G. 2018: Beheersplan Grijspeerdmolen ‘Crispere Molen’, Diksmuide, Architectenbureau Glenn Reynaert, onuitgegeven studie in opdracht van de gemeente Hooglede.

Auteurs: Becuwe, Frank
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Grijspeerdmolen [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/50970 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.