Traditioneel diephuis van drie traveeën en drie bouwlagen onder een zadeldak (nok loodrecht op de straat, pannen), dat opklimt tot de tweede helft van de 16de eeuw. De tinnegieter Jean Baptiste De Legh liet de gevel in 1843 aanpassen door de aannemer-timmerman Joseph Van den Houten. De werken betroffen het aanpassen van de vroegere kruiskozijnen tot grotere vensters, en van de rondboogdeur, mogelijk van het type ‘diamantpoortje’ tot een rechthoekige poort, en het toevoegen van het risaliet uit pleisterwerk in de rechter travee. De poort werd later gewijzigd tot deur
De gecementeerde en beschilderde trapgevel van zeven treden met een overhoeks topstuk, is vermoedelijk opgetrokken in bak- en zandsteenbouw, verankerd door smeedijzeren muurankers. Tot in de top gemarkeerd door het inkomrisaliet uit 1843 in de rechter travee, rust de opstand op een plint uit blauwe hardsteen. Aangepaste rechthoekige deur en -vensteropeningen, vroegere kruiskozijnen, met hardstenen lekdrempels; blindvensters op de bovenverdiepingen van de linker travee. De tweeledige geveltop werd oorspronkelijk gemarkeerd door een omlopende waterlijst, en in het eerste register geopend door een rechthoekig drielicht met lager middenluik. Daarvan zijn de zijlichten gedicht. Een kleiner rechthoekig luik doorbreekt de topgeleding. Bewaarde metalen jaloezie- of rolluikkasten op de begane grond. Achtergevel: bepleisterde puntgevel met aandak
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 1843#157.