Teksten van Romp van Doornmolen en Doornmolenhoeve

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/51197

Romp van Doornmolen en Doornmolenhoeve ()

De site van de Doornmolen met hoge molenromp van 1856 en Doornmolenhoeve is gelegen op het gehucht “Hogen Doorn”, het hoogste punt van Ingelmunster (36-38 meter boven de zeespiegel). De oprit vanaf de Heirweg-Zuid naar het molen- en hoeve-erf paalt de site ten zuiden af en vormt de grens met de gemeente Lendelede. De molennaam is voor het eerst aangegeven op midden 19de-eeuwse kaarten. De benaming verwijst mogelijk naar de "Cense ten Doorne", die iets meer ten noorden op de Ferrariskaart (1771-1778) aangeduid is. De hoge molenromp vormt een baken in het agrarische landschap. De Doornmolen is samen met de Zandbergmolen nog de enige getuige van de elf windmolens die Ingelmunster rond 1900 telde.

Historiek molensite

Aan de stenen Doornmolen ging een houten staakmolen vooraf. Deze werd in 1772 gebouwd als graan- en oliewindmolen, op basis van een octrooi van 1771. De molen is samen met de molenaarswoning reeds aangeduid op de Ferrariskaart (1771-1778). De herstellingen aan de staakmolen in 1817 waren wellicht veroorzaakt door de hevige storm die in juni van dat jaar van Kortrijk tot Lendelede woedde. In 1856 verving Jan-Baptiste Vandenbroucke, molenaar-eigenaar vanaf 1847, de houten molen door de huidige stellingmolen. Deze graan- en oliewindmolen werd gebouwd op de molenberg van de vroegere staakmolen. Op 10 augustus 1883 stond er een “geweldigen wind” en “draaide de molen met eene zoo groote snelheid dat het vuur in den asse kwam” (verslag in plaatselijke krant). De molen brandde volledig uit en ook een hoeve ten noorden ervan werd vernield. De onverzekerde molen werd niet hersteld. Het metselwerk van de romp was op meerdere plaatsen gebarsten. Om instorting van de romp te vermijden werd op negen meter hoogte een betonnen vloerplaat ingebracht en werden de meeste muuropeningen dichtgemetseld. Hierna werd op de begane grond gedurende enkele jaren een rosmolen ingericht. Mogelijk werd er ook een mechanische maalderij bij de molen gebouwd. In het laatste kwart van de 20ste eeuw zond een lokale radio met een zendmast uit vanuit de molenromp.

Beschrijving

Molenromp

De iets meer dan 21 meter hoge, conische molenromp van 1856 is gebouwd op een molenberg. De min of meer rechthoekige weide rondom de berg is met meidoornhagen afgezoomd. De bovenzijde van de molenberg is afgegraven waardoor de vertande bakstenen fundering gedeeltelijk dagzoomt. De hoge bakstenen stellingmolen had een begane grond en zes zolders. Aan de basis zijn de roodbakstenen (formaat 21,5 x 10,5 x 5,5 cm) muren 80 cm dik. Van de houten stelling ter hoogte van de derde zolder getuigt nog de dubbele rij (dichtgemetselde) stellinggaten waarin de dwarsliggers en de schuine schoren van de stelling verankerd waren. De molenromp telt 26, per verdieping geschrankt geplaatste muuropeningen. Naast de poort en de deur op de begane grond betreft het twee deuren op stellinghoogte en 22 vensters. Op de begane grond (oostzijde) is de oorspronkelijke steekboogpoort rechthoekig verlaagd (gietijzeren duimen oorspronkelijke poort bewaard in het metselwerk). De  korfbogige vensters en deuren zijn meestal dichtgemetseld in baksteen (grote gelijkenis met oorspronkelijke baksteen). De muuropeningen zijn telkens gevat onder een strek, een platte laag van afgeronde steentjes en een druiplijst van smalle gesinterde steentjes. Twee gietijzeren ringen, links van de poort in het metselwerk verankerd (eveneens sporen rechts van de poort), dienden vermoedelijk om paarden aan vast te maken. Ter hoogte van de vroegere stelling kragen in de noordzijde twee schuin getrokken schoorstenen één baksteen uit. Deze zorgden voor de rookafvoer van de vuring van de olieslagerij. Bovenaan (onder de verdwenen kap) is de romp afgeboord met een borstwering met twee uitkragende baksteenbanden en stellinggaten. Wat na de brand van 1883 overbleef van de technische inrichting, is volledig verdwenen.

Doornmolenhoeve

Ten oosten van de molen bevindt zich de Doornmolenhoeve met molenaarswoning. Het betreft een kleine hoeve met lage, losstaande bestanddelen die L-vormig rondom het erf opgesteld zijn. De verankerde roodbakstenen gebouwen zijn gevat onder zadeldaken met licht gebogen dakoverstek. De daken zijn gedekt met Vlaamse en mechanische pannen (rood bij de nutsgebouwen, blauw bij de woning).

De woning van zeven traveeën ten oosten van het erf (nok parallel aan de straat) is in kern reeds aangeduid op de Ferrariskaart (1771-1778). Volgens een mondelinge bron (eigenaars rond 2000) is in het huis een balk bewaard met jaartal 1773. Het huidige uitzicht van het huis dateert echter uit de tweede helft van de 19de eeuw. Jan-Baptist Vandenbroucke, molenaar-eigenaar vanaf 1847, verfraaide de hoeve en verhoogde hierbij de woning met een halve verdieping. Deze verhoging is nog afleesbaar in de zijgevels met vlechtingen die het oorspronkelijke dak aangeven. De erfgevel is opengewerkt door rechthoekige muuropeningen onder strek van helrode bakstenen. De halve verdieping is alternerend voorzien van venstertjes en blinde vensternissen (vernieuwd houtwerk). In het gevelveld van de rechter zijgevel steekt een ovaal zoldervenstertje. Het kleine nutsgebouw ten zuidoosten van het huis (nok parallel ermee) dateert uit het einde van de 19de eeuw. Kenmerkend zijn hier de gestileerde windborden en gootlijsten. Ten noorden van het erf bevindt zich de langgestrekte stal- (sterk verbouwd) en dwarsschuurvleugel (nok loodrecht op de woning). Dit volume is reeds aangeduid op de Atlas der Buurtwegen (1843-1845). De rechter zijgevel is voorzien van lichtgleuven en een dubbele rij vlechtingen. Dit laatste wijst op een verhoging van het dak.

Het volume ten noordwesten van het erf (nok loodrecht op de woning), dicht bij de molen, is nog niet aangeduid op de kaart van het Militair Cartografisch Instituut van 1873, maar wel op deze van 1904. Hoewel dit volume plaatselijk benoemd werd als wagenhuis, kan het ook gebouwd zijn als mechanische maalderij na de molenbrand van 1883. In de langse zuidgevel waren rond 2000 nog twee dichtgemetselde rondboogvenstertjes met strek en platte laag van gesinterde baksteen bewaard. De linker zijgevel (naar de molen gericht) is opengewerkt door een steekboogpoort onder strek. De dubbele rij vlechtingen in deze gevel wijst op een verhoging van het dak. In de geveltop steekt een sierlijk gemetseld uilengat.

  • DE GUNSCH A., METDEPENNINGHEN C. & VANNESTE P. met medewerking van TANSENS A. 2001: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie West-Vlaanderen, Arrondissement Roeselare, Kantons Hooglede - Izegem - Lichtervelde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 17N2, Brussel - Turnhout.
  • DEVLIEGHER L. 1984: De molens in West-Vlaanderen, Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, deel 9, Tielt-Weesp, 234.
  • HOUTHOOFD G. 1996: Bouwhistorische studie van de Doornemolen in Ingelmunster, Molenecho's XXIV.2, 72- 82.
  • GOETHALS G. 2011: Molens en molenaars te Ingelmunster, Heemkundige Kring Den Hert Ingelmunster XXIX.50, 17, 22-24.

Auteurs:  Vanneste, Pol
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Romp van Doornmolen en Doornmolenhoeve [online], https://id.erfgoed.net/teksten/359898 (geraadpleegd op ).


Romp van Doornmolen en hoeve Doornmolen ()

Links van huisnummer 91 gelegen romp van de zogenaamde "Doornmolen", op het hoogste punt van Ingelmunster (circa 38 meter); naamgeving mogelijk naar "Cense ten Doorne" iets meer ten noorden op de Ferrariskaart (1770- 1778). Oprichting van een houten staakmolen - een graan- en oliemolen - na het verkrijgen van een octrooi in 1772. De in 1817 herbouwde staakmolen wordt in 1856 vervangen door een stenen stellingmolen. Na een brand in 1883 wordt de molen niet meer hersteld, wel zou nog een mechanische maalderij ingericht zijn.

Circa 21 meter hoge romp van 1856, gelegen op de molenberg afgezoomd met Canadapopulieren en een meidoornhaag. Deze bakstenen stellingmolen had zes zolders met stelling ter hoogte van de derde zolder zie de dubbele rij stellinggaten. Schuin boven elkaar gestelde muuropeningen: korfboogpoort en meestal dichtgemetselde rondboogvensters en - deuren; strekken met platte laag van afgeronde steentjes en druiplijst van smalle gesinterde steentjes. Links van de poort, twee gietijzeren ringen om paarden aan vast te maken (eveneens sporen rechts van de poort). Ter hoogte van de vroegere stelling, twee schuin getrokken schoorstenen voor de vuring van de olieslagerij. De binneninrichting is volledig uitgebroken; op 9 meter hoogte is een betonnen vloerplaat gegoten (zie destijds zendmast van lokale radio).

Ten oosten van de molen, zogenaamde "Doornmolenhoeve". Kleine hoeve met lage losstaande bestanddelen, L-vormig opgesteld rondom een onverhard erf. Verankerde baksteenbouw onder licht gebogen zadeldaken (Vlaamse en mechanische pannen). Erftoegang ten zuidwesten via landweg en gietijzeren hek.

Ten oosten, boerenhuis met naar verluidt behouden balk waarin jaartal 1773, doch huidig uitzicht uit de tweede helft van de 19de eeuw. Zeven traveeën en anderhalve bouwlaag (nok parallel aan de straat); de halve verdieping is toegevoegd, zie verhoogde zijgevels met vlechtingen. Rechthoekige en licht getoogde muuropeningen onder strek van helrode bakstenen; alternerend blinde en niet- blinde venstertjes op de halve verd. Vernieuwd houtwerk.

Ten zuidoosten, dicht bij het boerenhuis, klein nutsgebouw (nok parallel aan het huis) uit het vierde kwart van de 19de eeuw gemarkeerd door gestileerde windborden en gootlijsten. Ten noorden, lange, sterk verbouwde stal uit de tweede helft van de 19de eeuw en dwarsschuurvleugel (nok loodrecht op het boerenhuis). De dubbele rij vlechtingen en lichtgleuven in de rechter zijgevel wijzen op een oudere kern.

Dichter bij de molen, naar verluidt voormalig wagenhuis uit de tweede helft van de 19de eeuw (nok loodrecht op het boerenhuis), nu verbouwd tot koeienstal. In de twee linkse traveeën, dichtgemetselde rondboogvenstertjes met strek en platte laag van gesinterde baksteen. De linker zijgevel is verhoogd opgetrokken, zie dubbele vlechtingen; dichtgemetseld uilengat in de geveltop.

  • DEVLIEGHER L. 1984: Molens in West- Vlaanderen, Kunstpatrimonium van West- Vlaanderen, deel 9, Tielt- Weesp, 234.
  • HOUTHOOFD G. 1996: Bouwhistorische studie van de Doornemolen in Ingelmunster, Molenecho's XXIV.2, 72- 82.

Bron: DE GUNSCH A., METDEPENNINGHEN C. & VANNESTE P. met medewerking van TANSENS A. 2001: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie West-Vlaanderen, Arrondissement Roeselare, Kantons Hooglede - Izegem - Lichtervelde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 17n2, Brussel - Turnhout.
Auteurs:  De Gunsch, Ann; Metdepenninghen, Catheline; Tansens, Annick; Vanneste, Pol
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Romp van Doornmolen en Doornmolenhoeve [online], https://id.erfgoed.net/teksten/51197 (geraadpleegd op ).