Kapel in Brabantse laat-gotiek gebouwd in 1513-1514 door het Droogscheerdersambacht, dat hiervoor in 1510 en 1512 twee aanpalende huizen verwierf in de Keizerstraat. Aan de noordzijde van de kapel bevond zich de zogenaamde "Droogscheerderspletse", vermoedelijk een godshuis met elf éénkamerhuisjes, dat in 1900 werden gesloopt voor de bouw van het klooster van de Witte Paters. De Sint-Annagang, de doorgang naar de kloostergebouwen aan de westzijde van de kapel, klimt in oorsprong reeds op tot de 14de eeuw. De Keizerskapel of Sint-Annakapel was in de 16de eeuw toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouwe-Geboorte.
Van 1578 tot 1585 werd de kapel gebruikt door de Lutheranen, en van 1625 tot 1648 deed het gebouw dienst als kerk van de Sint-Willibrordusparochie. Tussen 1670 en 1680 onderging het interieur van de kapel belangrijke verfraaiingswerken. Het werd overwelfd met stergewelven in laatgotische stijl, en kreeg een vloer uit zwart en wit marmer die het jaartal 1680 draagt. Boven het overwelfde gedeelte van de Sint-Annagang kwam een nieuw doksaal, dat een ouder verving. Het barokportaal vervaardigd door Jan-Baptist I Van den Zande werd 1681 opgericht. Het barokke mobilair dateert uit de tweede helft van de 17de eeuw. In 1794 werd de Keizerskapel gesloten, in 1797-1798 openbaar verkocht en in 1800 heropend voor de eredienst. Uit het laatste kwart van de 19de eeuw dateren de glas-in-loodramen en de wandschilderingen in neogotische stijl door Leopold Pluys en Edward Steyaert. In 1899 kwam de Keizerskapel in het bezit van de Witte Paters (Sociëteit van de Missionarissen van Afrika), die in 1900-1901 op de aanpalende en achterliggende percelen een nieuw klooster bouwden. Een eerste maal gerestaureerd in 1961, werd de Keizerskapel na de verkoop aan de European University in 1989 opnieuw gerestaureerd onder leiding van de architect Rutger Steenmeijer, en ingehuldigd in 1994.
Georiënteerd zaalkerkje met een driezijdig gesloten koor onder een leien zadeldak bekroond met een hexagonale dakruiter onder een naaldspits. Zandsteenbouw met gebruik van blauwe hardsteen voor het barokportaal. Hoge zijgevels van vier traveeën, geordonneerd door steunberen met versnijdingen, die onderaan zij ingebouwd in een lage aanbouw onder een lessenaarsdakje. In de zuidgevel: hoge spitsboogvensters met een geprofileerd beloop en laatgotische drielichtstracering. Eerste westelijke travee met een barokportaal uit blauwe hardsteen daterend van 1681. De geblokte rondboogomlijsting met imposten en sluitsteen, wordt geflankeerd door geringde driekwartzuilen met een composietkapiteel, waarop een klassiek hoofdgestel met verkropte, gekorniste waterlijst bekroond door een driehoekig fronton tussen zware voluten met vuurvazen. Hierop rust de centrale rondboognis met een geprofileerde archivolt, imposten, sluitsteen en flankerende voluten, afgesloten door een kepervormige waterlijst met gestrekte uiteinden. Deze werd omstreeks 1979 nog bekroond door een vandaag verdwenen topvaas met Mariamonogram. In de nis een zittende Madonna met Kind uit beschilderd terracotta, door de beeldhouwer Joannes Eyckmans uit 1814, waarvoor een smeedijzeren lichtarm met lantaarn. Het beeld werd een eerste maal gerestaureerd in 1981 en opnieuw door Paul Dekker in 2012-2013.
Links van het portaal: lage aanbouw van één travee en twee bouwlagen onder een lessenaarsdak (leien), geleed door een geprofileerde waterlijst. Korfboogdeur in een geprofileerde omlijsting, omlijnd door een waterlijst die aanvankelijk rechts verder liep, en hogerop een kruiskozijn met kwartholbeloop en druiplijsten. Hierachter bevindt zich de doorgang van zes traveeën met kleurige bakstenen graatgewelven van het vroegere godshuis. Deze doorgang leunt aan tegen de westelijke puntgevel van de kapel, waarin tot in de late 17de eeuw de oorspronkelijke toegang van de bidplaats was, een korfboogdeur rechts in de gang.
Rechts van de kapel, tegen het koor: aanbouw van één travee en twee bouwlagen onder een lessenaarsdak (leien) met rechthoekige doorbrekingen, beneden getralied en omlijnd door een waterlijst.
Achter het barokportaal geeft een tweede korfboogdeur omlijst met een geprofileerde zandstenen waterlijst toegang tot het bepleisterde en beschilderde interieur van de kapel. Zaalkerkje van vier traveeën met een driezijdige sluiting, onder laatgotische stergewelven uit 1670. De gewelven tellen acht compartimenten waarvan de ribben zich vanuit één centrale knoop vertakken over zes secundaire knopen, met bewerkte gewelfsleutels en opgevangen door bewerkte consoles. Tweeledige wandopbouw met korfboognissen waarin biechtstoelen of heiligenbeelden in de eerste geleding, en spitsboogvensters met laatgotisch maaswerk in de tweede geleding. Tussen de spitsboogramen heiligenbeelden op barokke consoles. Twee brede korfbogen van het doksaal en twee spitsboogvensters in de top openen de westwand; spiltrap aan de noordzijde. Marmeren vloer met een geblokt, concentrisch patroon uit zwart en wit marmer, met in het middelpunt de jaarsteen “1680”.
Het barokke mobilair dateert uit de tweede helft van de 17de eeuw. Eiken preekstoel van 1689-1691 door Pieter II Verbruggen, met een personificatie van de Kerk, medaillons van de Salvator Mundi, de heiligen Petrus en Paulus en putti. Het hoogaltaar door Hendrik Hynderick en Cornelis Van Nerven uit 1653, is een in marmer beschilderd houten portiekaltaar met Korinthische zuilen. In de nis boven het kroonstuk een Salvator Mundi toegeschreven aan Artus Quellin de jonge, geflankeerd door engelen. Eiken communiebank met zes putti uit de late 17de eeuw. Eiken biechtstoelen met gevleugelde engelen uit 1657-1658 (noordzijde) en het tweede kwart van de 18de eeuw (zuidzijde). Orgel door Henri Mondt-Groenewout uit 1864, ter vervanging van het orgel door Hans Goltfuss uit 1649, vandaag in de kerk van Voortkapel (Westerlo). Gestoelte uit 1790 tegen de westwand. Acht heiligenbeelden op consoles met voluten en of engelenkopjes: Joachim, Anna ten Drieën, Rochus, Barbara, Catharina van Alexandrië en Elisabeth uit Avesnessteen toegeschreven aan Jan Van den Cruys van omstreeks 1638-1649, Johannes de Doper en Petrus uit hout van omstreeks 1680. Reliektombe van de Heilige Liborius uit gepolychromeerd en verguld hout uit de eerste helft van de 18de eeuw. Glas-in-loodramen Opvoeding van de Heilige Maagd, Annunciatie en Visitatie door Leopold Pluys uit 1883, Aanbidding der Wijzen en Herders door Edward Steyaert van omstreeks 1895. Wandschilderingen met de Vier Evangelisten toegeschreven aan Leopold Pluys en te dateren omstreeks 1883 in het koor. De gewelfconsoles zijn in de tweede helft van de 19de eeuw beschilderd met de familiewapens van Agie de Selsaeten, Mols, de Burbure de Wesenbeek, Ullens en Cornelissen de Schooten, Meyers, Bosschaert, del Fosse et d’Espierres, Gillès, de Meester, de Terwangne, Moretus, van de Werve en Geelhand.
Auteurs: Plomteux, Greet; Steyaert, Rita; Manderyck, Madeleine; Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. & Manderyck M. & Braeken J. 2019: Kapel en voormalig godshuis van het Droogscheerdersambacht [online], https://id.erfgoed.net/teksten/312077 (geraadpleegd op ).
Gotische kapel gebouwd in 1513-14 door het Droogscheerdersambacht, waarschijnlijk toegewijd aan "onser vrouwe int kinderbedde". Aan de noordzijde van de kapel bevond zich de zogenaamde "Droogscheerderspletse" met elf éénkamerhuisjes; dit godshuis werd later het klooster van de Witte Paters. De doorgang naar de kloostergebouwen aan de westzijde van de kapel dateert van circa 1529.
Van 1625 tot 1648 deed de kapel dienst als kerk van de Sint-Willibrordusparochie. Hersteld tijdens de tweede helft van de 17de eeuw: in 1670 overwelfd met kruisribgewelven in laat-gotische stijl, marmeren Italiaanse vloer van 1680, barokportaal van 1681 met beeld te dateren circa 1691. De kapel werd gerestaureerd in 1961.
Georiënteerd zaalkerkje met driezijdig gesloten koor onder een leien zadeldak bekroond met een hexagonale dakruiter onder naaldspits. Zandsteenbouw met gebruik van hardsteen voor latere elementen. Hoge zijgevels van vier traveeën: geordonneerd door steunberen met versnijdingen onderaan ingebouwd in een lage aanbouw onder een lessenaarsdakje. In de zuidgevel: hoge spitsboogvensters met geprofileerd beloop en laat-gotische drielichtstracering. Eerste westelijke travee met barokportaal van blauwe hardsteen daterend van 1681; geblokte rondboogomlijsting geflankeerd door geringde driekwartzuilen met composietkapiteel waarop een brede verkropte gekorniste waterlijst bekroond met zware voluten en topvazen; centrale rondboognis met geprofileerde archivolt, omlijst met voluten en afgesloten door een gebroken waterlijst met gestrekte uiteinden waarboven een topvaas met Mariamonogram, indrukwekkende lichtarm; in de nis een zittend madonnabeeld toegeschreven aan Eyckmans, daterend van rond 1691. Links van het portaal: lage aanbouw van één travee en twee bouwlagen onder lessenaarsdak, geleed door een kordon. Korfboogdeur in een geprofileerde omlijsting, omlijnd door een waterlijst die aanvankelijk rechts verder liep (?), hogerop kruiskozijn met kwartholbeloopp en uitspringende tussen- en bovendorpel. Hierachter bevindt zich de doorgang (circa 1529) van zes traveeën met kleurige bakstenen graatgewelven van het vroegere godshuis. Deze doorgang leunt aan tegen de westelijke puntgevel van de kapel, waarin tot in de 17de eeuw de toegang van de bidplaats was (korfboogdeur rechts in de gang).
Rechts van de kapel, tegen het koor, aanbouw van één travee en twee bouwlagen onder een lessenaarsdakje (leien) met rechthoekige doorbrekingen, beneden getralied en omlijnd door een waterlijst.
Interieur: achter het barokportaal geeft een tweede korfboogvormige deur omlijst met een geprofileerde zandstenen waterlijst toegang tot de kapel. Zaalkerkje met laat-gotische kruisribewelven (1670) opgevangen door sokkels. Ter hoogte van de spitsboogramen heiligenbeelden op sokkels en onder de ramen brede korfboogvormige nissen waarin biechtstoelen of heiligenbeelden. Prachtige marmeren vloer van 1680.
Mobilair dateert grotendeels uit de 17de eeuw, onder meer predikstoel van 1689 door Hendrik Frans Verbrugghen; hoogaltaar (1653) met in de nis boven het kroonstuk een Sint-Salvator van Artus Quellin de jonge. Heiligenbeelden van Guillaume Kerricx (Sint-Jan de Doper), Robert Colijns de Nole (Heilige Barbara), Andries Colijns de Nole (Heilige Joachim en Heilige Katelijne van Alexandrië), en andere. Glas-in-loodramen door Leopold Pluys (1883) en Edward Steyaert (circa 1895).
Bron: DE MUNCK-MANDERYCK M., DECONINCK-STEYAERT R. & PLOMTEUX G. met medewerking van LINTERS A. 1979: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nb, Brussel - Gent.
Auteurs: Plomteux, Greet; Steyaert, Rita; Manderyck, Madeleine
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. & Manderyck M. 1979: Kapel en voormalig godshuis van het Droogscheerdersambacht [online], https://id.erfgoed.net/teksten/5122 (geraadpleegd op ).