Laatclassicistisch burgerhuis genaamd “de Meerminne” uit het eerste kwart van de 19de eeuw, wellicht met een traditionele kern die opklimt tot de 16de eeuw. In 1851 liet de architect Frans J.H. Bex de gevel voor eigen rekening aanpassen. Hij verlaagde de vensters in de twee rechter traveeën van de eerste verdieping en voegde hardstenen lekdrempels toe. Niet uitgevoerd werd de geplande vergroting van de vensters van de tweede verdieping, die enkel lekdrempels kregen. Wellicht betrof het de architectenwoning van Bex, die verbonden was aan het Bestuur der Burgerlijke Godshuizen. Over de bouwprojecten die hij in deze functie tot stand bracht is weinig bekend. Als privé-architect realiseerde hij met name tijdens de jaren 1850 enkele voorname neoclassicistische woningen, en voerde verbouwingen uit aan meerdere van de meest prestigieuze patriciërswoningen in de stad.
Rijwoning met enkelhuisopstand van drie traveeën en drie bouwlagen onder een zadeldak (nok parallel aan de straat, pannen). De bepleisterde en beschilderde lijstgevel beantwoordt aan een regelmatig compositieschema in verkleinende ordonnantie, gekenmerkt door een skeletstructuur met smalle penanten en casementen op de borstweringen. Registers van gekoppelde rechthoekige vensters met geprofileerde dagkanten en hardstenen lekdrempels. In de linker travee, rechthoekige deur geaccentueerd door een gestrekte waterlijst op uitgelengde trigliefconsoles met diamantkop en guttae. Hierop rust de smeedijzeren borstwering met een typisch vlechtpatroon van het aansluitende deurvenster. De houten inkomdeur met glas-in-lood-bovenlicht dateert uit de vroege 20ste eeuw; gietijzeren voetschraper en smeedijzeren keldertralie. De kroonlijst is vernieuwd.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 1851#788.