Teksten van Crédit National Industriel

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/5168

Crédit National Industriel ()

Historiek en context

Samenstel van een burger- en herenhuis, beide gebouwd naar ontwerpen door de architect Heliodore Leclef. Bouwheer van het linker pand (nummer 12), een burgerhuis in Louis-Philippestijl uit 1854, was François-Jules Waterkeyn-Daems (omstreeks 1810-1880), een handelaar in ‘indiennes’ (bedrukt katoen), echtgenoot van Cathérine Daems (1798-1865). Het brede rechter pand, een herenhuis in neoclassicistische stijl uit 1857, werd opgetrokken in opdracht van ridder Charles Corneille Joseph van Praet (Antwerpen, 1804-Schoten, 1882), burgemeester van Schoten van 1847 tot zijn overlijden, en eigenaar van het domein Amerloo aldaar. Hij was in 1856 hertrouwd met Nathalie van den Bossche (1818-1899), die zijn enige zoon ter wereld bracht, ridder Werner van Praet (Antwerpen, 1858-Schoten, 1899). Beide panden werden in opdracht van de bank Crédit National Industriel samengevoegd, verbouwd en uitgebreid met kantoren, een loketten- en kofferzaal, naar een ontwerp door de architect Emile Vereecken uit 1911. Het Crédit National Industriel werd in 1895 opgericht door de wisselagent, bankier en ondernemer Joseph Waterkeyn (Antwerpen, 1865-Boechout, 1963). Achteraan op het perceel bevindt zich een gerestaureerd 17de-eeuws achterhuis genaamd “Den Doorenboom”. Omstreeks 2015 werd het complex gerenoveerd tot Hotel Francq.

De hotels Waterkeyn-Daems en Van Praet behoren tot de vroege gekende realisaties van Heliodore Leclef, die een succesvolle loopbaan ontplooide in dienst van de hogere burgerij. Tot zijn oeuvre in Antwerpen, opklimmend tot het midden van de 19de eeuw, behoren tal van winkel-, burger- en herenhuizen in neoclassicistische stijl, met invloed van achtereenvolgens de Louis-Philippe- en de second-empirestijl tijdens de jaren 1850 en 1860. Het belangrijkste ontwerp uit zijn late carrière is het Onze-Lieve-Vrouwecollege van de paters jezuïeten op de Frankrijklei, daterend uit 1871. In deze periode bouwde hij meerdere statige hotels op de Leien en rond het Stadspark, alleen of in samenwerking met zijn zoon Edmond Leclef, die mee het beeld van deze belangrijke 19de-eeuwse stadsuitbreiding bepalen.

Emile Vereecken was als architect actief in Antwerpen van omstreeks 1890 tot midden jaren 1920. Hij startte zijn loopbaan op het architectenbureau van zijn vader Jean Baptiste Vereecken, en zette na zowat vijftien jaar samenwerking de succesvolle praktijk vanaf 1906 in eigen naam verder. Tijdens het decennium voorafgaand aan de Eerste Wereldoorlog evolueerde Vereeckens architectuur van een overladen eclecticisme naar een Frans georiënteerde beaux-artsstijl, waarvan het kantoorgebouw Bunge & Co uit 1908-1910 de meest prestigieuze uiting vormt.

Crédit National Industriel

Het bankgebouw vormt een samenstel van het hotel Waterkeyn-Daems (linker pand) uit 1854 en het hotel Van Praet (rechter pand) uit 1857, samengevoegd, verbouwd en uitgebreid in 1911. Het hotel Waterkeyn-Daems is een burgerhuis van drie bouwlagen en drie traveeën onder zadeldak. Het hotel Van Praet is een herenhuis van drie bouwlagen en zes traveeën onder zadeldak. De bepleisterde en beschilderde lijstgevels rusten op een geblokte pui en geprofileerde plint uit blauwe hardsteen. Horizontaal geleed door waterlijsten en cordonvormende lekdrempels, beantwoordden beide gevelcomposities oorspronkelijk aan een axiaal opzet, met in het rechter pand een portaalrisaliet in de derde travee. Beide gevels werden op de bel-etage gemarkeerd door een entablement en een balkon met balustrade en voluutconsoles. Verder is de opstand opgebouwd uit regelmatige registers van rechthoekige deur en vensteropeningen in geriemde omlijsting. Het hotel Waterkeyn-Daems onderscheidde zich oorspronkelijk door typische Louis-Philippesleutels, op de eerste verdieping met mascarons (verwijderd), op de tweede met voluutjes, respectievelijk bewerkte borstweringen (verwijderd) en lekdrempels met consoles en onderdorpel. Een klassiek hoofdgestel met cordon of gelede architraaf, casementen in de fries en een houten kroon- en tandlijst op consoles vormt de gevelbeëindiging. In 1911 werd het risaliet van het hotel Van Praet tot twee traveeën uitgebreid, met op de begane grond een portaal tussen zijlichten en guirlandemedaillons afgewerkt met een entablement, en op de eerste verdieping schijnvoegen en entablementen op consoles. De uit deze bouwfase daterende smeedijzeren vleugeldeur en het traliewerk van kelderopeningen en benedenvensters is bewaard, evenals het houten vensterschrijnwerk; de twee linker traveeën zijn verbouwd tot garagepoort.

Bij de verbouwing tot bankgebouw in 1911 werd ter hoogte van het risaliet de huidige vestibule en marmeren traphal met smeedijzeren trapleuning gecreëerd, waarbij de twee bouwlagen hoge, rechthoekige lokettenzaal met zuilenordonnantie en bovenlicht aansluit. Het voormalige bankinterieur in beaux-artsstijl, onderscheidt zich door een rijke detailuitvoering. Ook de ondergrondse kofferzaal onder de lokettenzaal is bewaard.

“Den Doorenboom”

Gekasseide binnenkoer met waterput en aan de zuidzijde het achterhuisje zogenaamd "Den Doorenboom", reeds vermeld in 1565 en herbouwd in 1629 (gevelsteen). Lijstgevel van vier traveeën en één bouwlaag verhoogd met een getrapt dakvenster (vijf treden) met overhoeks topstuk, onder een leien zadeldak. Verankerde bak- en zandsteenbouw met speklagen, steigergaten en een kwartholle daklijst. Hardstenen bol- en kruiskozijnen; in het dakvenster een rondboogvormig tweelicht met diamantkopsleutels. In de linker travee: rondboogdeur in een geblokte hardstenen omlijsting. Middenin tegen de gevel: dubbele arduinen waterpomp met smeedijzeren zwengels en laat-renaissance bronzen spuwers.

Merkwaardig interieur met onder meer een spiltrap, een interessante balklaag en een dakgebinte; vlakke zoldering met mooie balksloffen op de benedenverdieping gedateerd 1561. Vroeg-barokke schoorsteenmantel met geprofileerde en gebulkte wangen voorzien van Ionische kapitelen. De muren van de benedenverdieping zijn volledig bezet met geornamenteerde en gehistorieerde tegels in Antwerps plateel.

  • Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1854#533, 1857#748, 1911#196, 1911#1292 en 1911#1546.
  • KURGAN-VAN HENTENRIJK G., JAUMAIN S. & MONTENS V. (red.) 1996: Dictionnaire des patrons en belgique. Les hommes, les entreprises, les réseaux, Brussel, 660-661.
  • S.N. 1968: Antwerpen die scone, nummer 10.

Auteurs:  Plomteux, Greet; Steyaert, Rita; Manderyck, Madeleine; Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. & Manderyck M. & Braeken J. 2017: Crédit National Industriel [online], https://id.erfgoed.net/teksten/203297 (geraadpleegd op ).


Crédit National Industriel ()

Kantoorgebouw (Continental bank) van negen traveeën en drie bouwlagen, waarvoor bouwtoelatingen 1854 (nummer 12) en 1857 (nummer 10) naar ontwerp van architect Heliodore Leclef.

Bepleisterde en beschilderde lijstgevel arduinen sokkel en geblokte benedenverdieping, nummer 10 met licht uitspringend middenrisaliet. Gevelbeëindiging door middel van een gekorniste kroonlijst met tandlijst en sierlijke gekoppelde conles waartussen verdiepte panelen. Rechthoekige vensters in geriemde omlijsting; nummer 10 met op derde bouwlaag mooi bewerkte sleutels en consooltjes onder lekdrempels. Poortrisaliet: rechthoekige poort geflankeerd door smalle vensters, medaillon en guirlandes, en afdekt met waterlijst; op de tweede bouwlaag schijnvoegen en twee rechthoekige vensters onder waterlijst op consoles.

Gekasseide binnenkoer met waterput en aan de zuidzijde het achterhuisje zogenaamd "Den Doorenboom" (zie gevelsteen), reeds vermeld in 1392 en herbouwd in 1629 (gevelsteen). Lijstgevel van vier traveeën en één bouwlaag verhoogd met een getrapt (vijf treden + overhoeks topstuk) dakvenster onder een leien zadeldak; verankerde bak- en zandsteenbouw met speklagen, steigergaten en een holronde daklijst. Hardstenen bol- en kruiskozijnen; in dakvenster een rondboogvormig tweelicht met diamantkopsleutels. Links rondboogdeur in een geblokte hardstenen omlijsting. Middenin tegen de gevel: dubbele arduinen waterpomp met smeedijzeren zwengels en laat-renaissance bronzen spuwers.

Merkwaardig interieur met onder meer een spiltrap, interessante balklaag en dakgebinte; vlakke zoldering met mooie balksloffen op de benedenverdieping gedateerd 1561. Vroeg-barokschoorsteenmantel met geprofileerde en gebulkte wangen voorzien van Ionische kapitelen. Muren van de benedenverdieping volledig bezet met geornamenteerde en gehistorieerde tegels in Antwerps plateel.

  • Stadsarchief Antwerpen, Bouwdossiers D2, 1854, Modern Archief 20.105, dossier533.
  • Stadsarchief Antwerpen, Bouwdossiers D2, 1857, Modern Archief 20.108/3, dossier748.
  • Antwerpen die scone, 1968, nummer10.

Bron: DE MUNCK-MANDERYCK M., DECONINCK-STEYAERT R. & PLOMTEUX G. met medewerking van LINTERS A. 1979: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nb, Brussel - Gent.
Auteurs:  Plomteux, Greet; Steyaert, Rita; Manderyck, Madeleine
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. & Manderyck M. 1979: Crédit National Industriel [online], https://id.erfgoed.net/teksten/5168 (geraadpleegd op ).