erfgoedobject

Site van de Oostmolen

bouwkundig element
ID
52108
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/52108

Juridische gevolgen

Beschrijving

De site van de Oostmolen ligt aan de oostelijke rand van het stadscentrum  en bestaat uit een windmolen, een molenaarshuis met stalvleugel en annex, een achterliggende schuur en een mechanische maalderij.

De Oostmolen is een standaardmolen op torenkot, die zowel als koren- als oliewindmolen dienst doet.

Historiek

De eerste vermelding van de Oostmolen zou dateren van 1302. In oorsprong betrof de Oostmolen een banmolen, aangezien iedere tiende schep aan de graaf moest worden afgestaan. In 1488 werd de molen, die in 1461 in het ’Charter de Ghistelles’ werd vermeld, platgebrand door de bezettingstroepen van Maximiliaan van Oostenrijk. Ongeveer een eeuw later, in 1581, werd de molen, die op de kaart van Jacob Van Deventer (1558/1575) staat afgebeeld, door de watergeuzen in brand gestoken. In 1641 verschijnt de wederopgebouwde molen op een gravure in Sanderus’ Flandria Illustrata.

De huidige molen dateert uit de 18de eeuw en is aangeduid op de Kabinetskaart (1771-1778) van graaf de Ferraris. Aanvankelijk ging het om een houten korenmolen die op vier bakstenen teerlingen stond. In 1841 werd de standaardmolen met open voet door molenbouwer Karel Peel-Kerckaert in opdracht van molenaar-eigenaar Pieter Joannes Ghysels op een torenkot geplaatst om de functie van korenmolen uit te breiden met die van oliemolen. Daartoe werden de kruisplaten verstevigd en werd de molen een paar meter opgestefeld, waardoor de molen voortaan 14 meter hoog was. Waar het kegelvormig toren- of stampkot verrees, werd de grond ongeveer 0,90 meter uitgediept en werd een conisch oplopende muur voorzien. Om ook de olieslagerij met windkracht aan te drijven werd de standaard doorboord.

In 1907 verkochten de erfgenamen Ghysels de Oostmolen aan Alfred Ronse (1876-1962), die als befaamd molinoloog de Oostmolen in 1933 als allereerste West-Vlaamse windmolen uitrustte met het wiekenverbeteringssysteem Dekker. Door de roeden met aluminiumplaten met een aërodynamisch profiel te bekleden nam het vermogen van de windmolen met 20% toe. Een tweede verbetering betrof de plaatsing van een rollager waarop de hals van de molenas draaide. Met de oude arduinen lager draaide de molenas zwaar en traag.

In 1934, nauwelijks een jaar later, werd de Oostmolen buiten bedrijf gesteld. Ondanks de zorg van Alfred Ronse en de molenaar Van Hevel trad in de daaropvolgende decennia toch verval in. Intussen werd de olie- en korenwindmolen in 1942 beschermd als monument. Voortaan werd enkel nog gemalen in de reeds in 1871 nabij de molen opgetrokken mechanische maalderij.

In 1972, tien jaar na het overlijden van Alfred Ronse, droegen zijn erfgenamen de Oostmolen over aan de stad Gistel. Ingenieur-architect Walter Snauwaert (1928-2011) werd belast met de opmaak van een restauratiedossier. In 1977 brandde de molen echter een dag voor de aanbesteding van de restauratiewerken af. Niettemin ging de aanbesteding door en werden de werken toegewezen aan de Gistelse molenbouwers Guido en Herman Peel, die de molen tussen 1979 en 1982 quasi volledig heropbouwden. Van deze gelegenheid werd gebruik gemaakt om het stampkot met de olieslagerij opnieuw operationeel te maken. Voorheen bestond de uitrusting enkel uit de oliestenen, de steenspil, de wentelas en de zaadpletter. Met de restauratie werd de olieslagerij heringericht met een kollergang, een volledige perslade en twee fornuizen. Ofschoon voorheen reeds een ijzeren gevlucht de wind ving, werd bij deze restauratie opnieuw geopteerd voor een houten wiekenkruis. In mei 1984 werd de Oostmolen samen met een in de voormalige maalderij ondergebracht molenmuseum ingehuldigd.

Nadat in juni 1999 een houten roede was afgebroken, werd de Oostmolen in 2006-2007 in opdracht van de stad Gistel opnieuw gerestaureerd naar een ontwerp van architect Benoit Delaey en molenadviseur en gepensioneerde molenbouwer Herman Peel. Het Nederlandse bedrijf Adriaens Molenbouw stond in voor de uitvoering van de werken, die onder meer herstellingen aan de molenkast, aanpassingen aan het torenkot omwille van het moeilijk opluien van de zakken, en het plaatsen van nieuwe gelaste roeden behelsden. Tijdens deze restauratiecampagne werd ook de molenhoeve met molenaarswoning, stallen en schuur gerestaureerd en herbestemd. Tegelijk werd ook de onmiddellijke omgeving heraangelegd. Tevens volgde een volledige herinrichting van  het molenmuseum in de eveneens gerestaureerde mechanische maalderij, oliekelder en zogenaamde molenzolder.  

Beschrijving

De molen

De Oostmolen behoort typologisch tot de standaardmolens op torenkot. Zijn volledige inrichting als olie- en korenwindmolen maakt deze houten windmolen uitzonderlijk.

Het torenkot, een witgekalkte bakstenen constructie onder kegeldak, herbergt de olieslagerij. Deze bestaat uit een operationele uitrusting met kollergang, twee fornuizen,  perslade en zaadpletter. De wentelas van de perslade heeft geen nokken maar een heef of raamwerk. Via de doorboorde standaard, die uit vier verticale delen is samengesteld, wordt de windkracht overgebracht op een schijfloop (van 15 staven) die een kamwiel (met 60 kammen) op de steenspil en een wentelwiel op de wentelas aandrijft. Door middel van een riem drijft dit wentelwiel op zijn beurt de zaadpletter aan.

De houten molenkast van de tweezoldermolen is aan de voor- en zijkanten voorzien van een verticale beschieting. De windweeg en de molenkap met gebogen spanten zijn gedekt met houten leien.

Op de maalzolder bevindt zich de meelgoot en steekt een houten steektrap naar de steenzolder. Deze zolder herbergt twee maalstoelen en een houten vang. Op de molenas zijn een vangwiel en een voorwiel bevestigd. In het vangwiel met een dubbele gang kammen (van 49 en 44 kammen) haken respectievelijk een schijfloop (van 22 staven) en een kamwiel (van 14 kammen). De schijfloop brengt de windkracht via de doorboorde standaard over naar de olieslagerij, terwijl het kamwiel één van de lopers aandrijft. In het voorwiel (met 46 kammen) grijpt de schijfloop die de andere loper in beweging brengt. Het voorwiel is afkomstig van de Oude Zeedijkmolen te Avekapelle en dateert uit 1780. De vier hoekstukken zijn voorzien van opschriften: "1. GEMAEKT DOOR PIETER PHILIPS 2. MEULEMAEKER TOT HONDSCHOTE 3. VOOR PIETER VAN ALST M MAL HIER 4. IN GEDAEN AUGUSTUS 1780".

Het gevlucht bestaat uit gelaste stalen roeden, die voorzien zijn van het stroomlijnprofiel Van Bussel met remneuzen. Om de molen te kruien is een kruiwiel met vier handspaken voorzien. De askop draagt het jaartal “1893”. Naar de voor West-Vlaanderen eerste verdekkering, waarmee de Oostmolen in 1933 op verzoek van Alfred Ronse werd uitgerust, verwijst enkel nog een blauwe steen in de buitenmuur van het torenkot met de tekst: "VERDEKKERD 'K ZAL DRAAIEN / HOE WEINIG 'T MAG WAAIEN! / DOOR Z.E.H. BRUYNEEL P.D. INGEWIJD/ ALFRED RONSE EIGENAAR / EM. VANHEVEL MOLENAAR / VERHAEGHE-DECUYPER, WIEKENMAKER / 22-X-1933".

Het molenaarshuis

Ten westen van de molen bevindt zich het molenaarshuis. De voorgevel van zes traveeën van ongelijke breedte wordt gekenmerkt door een gecementeerde en geteerde plint, terwijl het opgaand metselwerk met een grijskleurige beraping is afgewerkt. De gevelopeningen, een inkomdeur in de tweede travee en vensters in de overige traveeën, zijn gevat in vlak uitgepleisterde en witgeschilderde omlijstingen met in elke linteel een wigvormige sluitsteen. De witgeschilderde houten vensters zijn 19de-eeuwse rechthoekige schuiframen met dorpels in Doornikse kalksteen. Onder een houten lijstgoot met ojiefprofiel op klossen bevindt zich een geel gekleurde afgelijnde fries met ruitmotief. Mechanische pannen dekken het zadeldak af. De achtergevel is opgetrokken in gele baksteen. Het schrijnwerk is wit en groen geschilderd. De dakbedekking aan deze zijde bestaat uit keramische golfpannen zonder sluiting.

Links van het woonhuis is een stalgebouw opgetrokken in baksteen van verschillende formaten. In de voorgevel steken een houten wagenpoort onder gordelboog en drie ovale raampjes. Het zadeldak is bedekt met rode Vlaamse pannen.

Het witgekalkte bakstenen gebouw rechts van het woonhuis is deels ingegraven in de molenbelt. Op de begane grond bevindt zich een oliekelder met tongewelf. De bovenliggende verdieping, de zogenaamde molenzolder, is toegankelijk vanop de molenbelt. Een afgewolfd zadeldak, gedekt met Vlaamse pannen, dekt deze annex af.

De schuurvleugel

Achter het molenaarshuis bevindt zich een kleine roodbakstenen 19de-eeuwse schuurvleugel onder een met Vlaamse pannen gedekt zadeldak (nok parallel met het molenaarshuis). Deze vleugel herbergt een wagenhuis, een stal, een kleine dwarsschuur en een aansluitende voederkeuken onder lager zadeldak. De voederkeuken is witgekalkt boven een gepekte plint. De eenvoudige rechthoekige muuropeningen steken onder een houten latei of bakstenen strek. Het eenvoudig 19de-eeuws gebint is samengesteld met bouten.

De mechanische maalderij

Ten oosten van de molen staat een mechanische maalderij uit 1871. De donkerrode bakstenen constructie heeft een L-vormig grondplan. De in elkaar hakende zadeldaken zijn gedekt met rode Vlaamse pannen. In de echthoekige muuropeningen steken beluikte vensters. De tegelvloer bestaat uit grijze tegels. Tot de maalderijinrichting behoren een houten maalstoel met één koppel blauwe stenen met een diameter van 1,40 meter, een houten meelkist met houten toebehoren, en een houten galg met ijzeren steenschroef en beugels.

  • Archief Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumentenzorg, Monumenten en Landschappen, Brugge, W/00630 en W/001139.
  • BECUWE F. 2009: In de ban van Ceres. Klein- en grootmaalderijen in Vlaanderen (1850 – 1950), Brussel, 77-78.
  • CORNILLY J. 2005: Monumentaal West-Vlaanderen. Beschermde monumenten en landschappen in de provincie West-Vlaanderen. Deel III. Arrondissementen Brugge, Diksmuide, Oostende en Veurne, Brugge, 97-98.
  • DE SCHEPPER J. 1978: De mooie molen bedreigd. Molenzorg, Open Deur 10, 101-107.
  • DEVLIEGHER L. 1984: De Molens in West-Vlaanderen, Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, deel 9, Tielt - Weesp, 200-205.
  • DEVYT C. 1966: Westvlaamse Windmolens. Inventaris volgens de toestand op 1 januari 1965, Brugge, 74.
  • KYNDT O. 1984: Gistel - volwaardige molengemeente, Bachten de Kupe 26.3, 77-80.
  • RONSE A. 1976: De windmolens, Antwerpen - Amsterdam, 25 & 144.
  • VANSEVENANT M. 2006: De geschiedenis van de Oostmolen te Gistel, West-Vlaams Molenblad 22.3, 154-156.

Auteurs: Becuwe, Frank; Vanneste, Pol
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Site van de Oostmolen [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/52108 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.