Pannenhuis ()

Het huidige gebouw vormt een reconstructie uit het begin van de 21ste eeuw van het historische Pannenhuis. Deze vroegere laatbank van het gehucht Scheps ging als woonstalhuis van het Kempische type minstens terug tot de 17de eeuw. Een uitzonderlijk gegeven vormde de versteende vakwerkgevel van het woongedeelte, met siermotieven in het metselwerk. Deze werden al in 1931 door volkskundige Clemens Trefois als zeldzaam voor Vlaanderen bestempeld. Hij bracht de motieven in verband met 16de-eeuwse voorbeelden in Holland en Duitsland.

Historische situering

Tijdens het Ancien Régime fungeerde het Pannenhuis als zetel van de laatbank of schepenbank van Scheps, waaronder het gehucht Schoor viel. De laatbank werd in 1266-1267 door de abdij van Munsterbilzen overgedragen aan de abdij van Averbode. De tienden van Averbode werden er geheven. De laatbank fungeerde ook als het “Paenhuys” van de plaatselijke heer, waar iedereen zijn bier moest laten brouwen. De benaming Pannenhuis is afgeleid van “Paenhuys” (een ‘paen’ of ‘panne’ is een brouwketel). Na de Franse Revolutie werd het Pannenhuis als zwartgoed (verbeurd verklaard kerkelijk bezit) verkocht. Ten minste vanaf 1846 tot 1995 was de familie Geboers er eigenaar van. Na een uitbating van meer dan een eeuw als boerderij wou kunstschilder Jef Geboers, de laatste eigenaar van deze familie, een publieke bestemming aan het Pannenhuis geven.

Op de Ferrariskaart (1771-1778) telde de site één volume, dat parallel met en ten westen van de straat opgesteld was. Op dat moment had deze belangrijke weg, die de vallei van de Grote Nete ten westen afbakent, al een vrij dichte bebouwing met vrijstaande volumes aan beide zijden. Op de Atlas der Buurtwegen (1843-1845) en de kaart van Philippe Vandermaelen (1846-1854) is de plattegrond van het woonstalhuis in detail aangegeven. Kenmerkend is het verspringende grondplan met het smallere woonhuis ten noorden en de bredere stal ten zuiden. Ten zuidwesten van het woonstalhuis is op deze kaarten een haaks op de straat ingeplante langsschuur aangeduid (begin 21ste eeuw afgebroken).

Van historiserende restauratieplannen tot totale reconstructie

Het in kern 17de-eeuwse woonstalhuis raakte steeds meer in verval in de 20ste eeuw. In 1986-1987 ging architect Frans Joos (Mol) bij de opmaak van restauratieplannen nog uit van gedeeltelijk behoud. Een in het oog springend historiserend aspect van deze plannen was de vervanging van de 19de-eeuwse vensters in de vakwerkgevel door kruisvensters, dit op basis van sporen in het stijl- en regelwerk. Het uitblijven van de restauratie had echter totaal verval tot gevolg. De uitvoering van de restauratieplannen in 2000-2009 ging gepaard met de sloop van de laatste resten van het gebouw (architect Karel Raeymaekers). Onder meer omdat hierbij erg weinig oorspronkelijke materialen hergebruikt werden, is de architecturale erfgoedwaarde van het gereconstrueerde pand beperkt. Ook verdwenen in het interieur elementen zoals bakoven, kelder en opkamer.

Beschrijving van het Pannenhuis vóór de reconstructie

Begin jaren 1980 was het Pannenhuis een in kern 17de-eeuws woonstalhuis met 19de-eeuwse aanpassingen. Het gebouw van twee bouwlagen was gevat onder een ruim doorlopend zadeldak, gedekt in Vlaamse pannen. In het midden van het woongedeelte was de nok gemarkeerd door een brede schoorsteen. De omhaagde voortuin versterkte het landelijke karakter van het Pannenhuis. De typologie van het woonstalhuis was afleesbaar in de opbouw van de straatgevel: links situeerde zich het meer gesloten en lagere stalgedeelte op vooruitspringend grondplan (drie traveeën met rechts de getoogde deur tot het woongedeelte), rechts het hogere woongedeelte (vier traveeën) met vakwerkgevel.

Het woongedeelte liet zich aan de straatzijde typeren door een hoge vakwerkwand, met verstening van de vroegere lemen invullingen. Meerdere bronnen formuleren de hypothese dat deze verstening van rond 1680 zou dateren, met verwijzing naar een ingewerkt jaartal in de bakstenen sokkel. Een preciezere observatie van oude foto’s toont echter enkel de cijfers en letters “016” en “XX” (sokkel) en "MA (...) AN" (vakken van het stijl- en regelwerk boven de vensters). De metselaarstekens waren verstoord door de 19de-eeuwse aanpassing van de vensters tot grotere beluikte ramen onder houten latei. Ter hoogte van de hoofdstijlen was de sokkel versterkt met bakstenen steunberen met natuurstenen afzaten. De sokkel en de meeste vakken van het stijl- en regelwerk waren aan de bovenzijde afgeboord door bakstenen stroomlagen. Boven de vensters waren zes grote vakken van het stijl- en regelwerk ingevuld met diverse geometrische baksteenpatronen (visgraatverband, dambordpatroon, meanderend motief...). Op de vensters en enkele luikjes onder de dakrand na was de vakwerkgevel blind. Kenmerkend voor de vakwerkbouw van de provincies Antwerpen en Vlaams-Brabant stonden de stijlen ver uiteen. Het verschil met de Zuid-Limburgse vakwerkbouw was dan weer het ontbreken van de schuine schoren.

De rechter of noordelijke zijgevel was volledig uit baksteen opgetrokken en dateerde – te oordelen aan de bouwnaad met de vakwerkgevel - uit de 19de eeuw. Op de begane grond stak er een getoogd venster met luiken, op de bovenverdieping twee kleine venstertjes. De linker of zuidelijke zijgevel van het stalgedeelte was opengewerkt door een rechthoekige poort onder houten latei en dito stalvenstertjes. Deze puntgevel werd bij de historiserende reconstructie vervangen door een dakschild. De langse achtergevel kwam over de volledige lengte van het woonstalhuis vrij laag. Hoewel deze gevel in baksteen was opgetrokken, wezen enkele verticale houten stijlen op een vroegere vakwerkbouw. Een lager geplaatste schoorsteen in het dakveld wees op de bakoven.

De kenmerkende structuur van het woonstalhuis was ook in het interieur herkenbaar. Het vrij open karakter van de potstal met boven elkaar geplaatste ankerbalkconstructies contrasteerde met de woning. De woonruimtes waren overkluisd door balkenlagen van moer- en kinderbalken. Dat de ankerbalkconstructies voorzien waren van korbelen wees op de ouderdom van deze oorspronkelijke houtbouw. Kenmerkende elementen waren ook de kelder met tongewelf, de opkamer, de schouwen en de geïntegreerde bakoven met ovenmond in één van de schouwen.

Beschrijving van het gereconstrueerde Pannenhuis

Het in 2000-2009 gereconstrueerde Pannenhuis refereert aan de typologie van het Kempische woonstalhuis. Links situeert zich het meer gesloten, vroegere stalgedeelte dat onder een lager zadeldak gevat is. Rechts is de hoge vakwerkgevel opgetrokken met reconstructie van de baksteenmotieven en van de letters en cijfers in gesmoorde baksteen. Kruisvensters met kleine roedeverdeling (benedenvakken) en glas-in-lood (bovenlichten) vervangen de 19de-eeuwse vensters. De luiken onder de dakrand zijn vervangen door venstertjes met kleine roedeverdeling. In het gereconstrueerde interieur contrasteert het vrij open karakter van het vroegere stalgedeelte met boven elkaar geplaatste ankerbalkconstructies met het vroegere woongedeelte. Deze ruimtes zijn overkluisd door balkenlagen van moerbalken met korbelen en kinderbalken. De twee kamers zijn rug aan rug voorzien van centrale, dubbele haarden. Bij één van de haarden zijn de haardbalk en de consoles gerecupereerd van het oude gebouw. De achterzijde van de woning is veel meer opengewerkt dan oorspronkelijk het geval was. De voortuin werd gewijzigd in een parking.

  • Onroerend Erfgoed Antwerpen, Beschermingsdossier, DA000657, Pannenhuis (BRENDERS F. 1985).
  • Onroerend Erfgoed, Digitaal opheffingsdossier, 4.001/13003/104.1, Pannenhuis (S.N. 2024).
  • JOOS F. & VERMEULEN R. 1984: Het “Pannenhuis”, Tijdschrift Heemkundige Kring Balen-Olmen, 1984/4.
  • TREFOIS C. 1931: Drie merkwaardige hoeven te Balen-aan-de-Nete, Toerisme, orgaan van de Vlaamschen Toeristenbond X (1 januari 1931), 146-148.
  • WOUTERS V. 1973: Balen in oude prentkaarten, Zaltbommel, nummer 49.

Auteurs:  Vanneste, Pol
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Vanneste P. 2024: Pannenhuis [online], https://id.erfgoed.net/teksten/441886 (geraadpleegd op ).


Pannenhuis ()

Voormalige zetel van de "Laatbank van Scheps", in 1266-1267 door de abdij van Munsterbilzen overgedragen aan de abdij van Averbode. Tegelijkertijd fungeerde het Pannenhuis als lagere schepenbank voor lokale cijnsgeschillen. Sedert 1402 inzake rechtsspraak onderhorig aan de schepenbank van de Voogdij Mol-Balen-Dessel, zie gemeente-inleiding Balen.

Vermoedelijk verbouwd (versteend) in 1680, zie jaartal in de vrij hoge bakstenen sokkel van de woning, hier uitzonderlijk voorzien van een verdieping. Naderhand diverse malen verbouwd of aangepast aan diverse functies onder meer als accijnskantoor, brouwerij en boerderij. De oorspronkelijke schuren zijn heden verdwenen, enkel het sterk vervallen woonstalhuis restte tot 2000 toen machtiging werd verleend voor afbraak en heropbouw naar ontwerp van K. Raeymaekers; werken gestart januari 2001.

Pand in vakwerkbouw waarvan het stijl- en regelwerk werd opgevuld met gevarieerde, geometrische bakstenen patronen, voornamelijk in de strook boven de vensters; volgens sommigen zou dit verwijzen naar Spaanse stijlinvloeden, zie het toenmalige Spaanse bewind (1555-1713); C. Trefois opteert echter voor Neder-Saksische invloeden. Het onderscheid met de Zuid-Limburgse vakwerkbouw uit zich onder meer in het ontbreken van de schuine stijlen.

Woonstalhuis met links uitspringende, aangepaste stal van drie traveeën en rechts woning van vier traveeën met gewijzigde vensters.

Interieur met in het woongedeelte twee kamers vooraan met centrale, dubbele haard; achteraan de kelder, opkamer, moos en mogelijk latere bakoven; voorts bewaard houtskelet en gebint met zeven "bokspanten" met pen- en gatverbindingen; kelder met tongewelf. Stal van het type potstal.

  • Administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumentenzorg, Afdeling Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumentenzorg Antwerpen, Monumenten en Landschappen, Beschermingsdossier A/0528.
  • TREFOIS C., Drie merkwaardige hoeven te Balen-aan-de-Nete, (Toerisme, orgaan van de Vlaamschen Toeristenbond, X, 1 januari 1931, p. 146-148).

Bron: KENNES H. & STEYAERT R. 2002: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Turnhout, Kanton Mol, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 16n5, Brussel - Turnhout.
Auteurs:  Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Kennes H. 2002: Pannenhuis [online], https://id.erfgoed.net/teksten/52212 (geraadpleegd op ).