Grote Hoeve ()

De Grote Hoeve, een omwalde hoeve met losstaande bestanddelen, bevindt zich op de zuidelijke oever van de Grote Nete. De oorspronkelijke abdijhoeve werd voor het eerst vermeld in 741.

Historiek

De oudste vermelding van het goed dateert van 741 in een akte waarin de goederen van de abdij van Sint-Truiden werden opgesomd. In een charterboek van 1229 werd de "curia monachorum" vermeld als één van de goederen die in het bezit kwamen van de zusters cisterciënzers van de abdij van Maagdendaal te Oplinter bij Tienen. Bij de verbouwing in 1718 kreeg de hoeve een bovenverdieping. Als zwart goed aangeslagen in 1796 en verkocht in 1798 had de koper de bedoeling de hoeve terug te schenken aan de abdij, maar de kloostergemeenschap werd na de Franse Revolutie niet heropgericht zodat de hoeve in het bezit bleef van de familie Grietens.

De kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778) geeft de “Cense Linter” weer ten zuiden van de Grote Nete als een omgracht complex met verschillende losstaande gebouwen, een kleine boomgaard en enkele moestuinpercelen. De hoeve is bereikbaar vanuit het zuidoosten via een dreef. Akkers omgeven de hoeve, ten noordwesten bevindt zich vochtig weiland onder bos. Op de kaart van Vandermaelen (1846-1854) wordt de omgrachte “Groot Hoef” omgeven door akkers, grasland en een bosperceel ten noordwesten.

Volgens de kadasterschetsen kende het goed diverse mutaties, het huidige T-vormige volume van het woonhuis werd geregistreerd in 1939. De hoeve werd gerestaureerd in 1973-1976 naar ontwerp van architectenbureau L. Delhaise & M. Jaspers.

Beschrijving

De omwalde hoeve met losstaande bestanddelen bevindt zich op de oever van de Grote Nete. De toegangsdreef gaat over in een, deels met meidoornhaag afgezoomde, aarden weg die gebogen doorloopt over het hele erf en aan beide toegangen wordt afgesloten door bakstenen pijlers: ten zuiden met ijzeren hek, ten noordoosten met een bewaarde geblokte pijler. De diverse gebouwen liggen aan weerszijden van de weg: het woonhuis ten westen en de bedrijfsgebouwen ten oosten. Een enkele bomenrij flankeert de gracht aan de binnenzijde.

Het woonhuis heeft een T-vormige, oorspronkelijk vermoedelijk rechthoekige en nadien L-vormige plattegrond met een meer recente noordwestelijke vleugel. Het betreft een witgeschilderde baksteenbouw van twee + acht + twee + twee + acht traveeën en twee bouwlagen onder een leien schilddak (nok loodrecht op straat) met polygonale dakruiter met klok en lagere, aansluitende haakse zadeldaken (nok parallel aan de straat, leien) met verschillende nokhoogte. De verankerde lijst- en zijtuitgevels hebben een gepikte plint en aflijnende, overhoekse baksteenfries. Meerdere bouwsporen (onder andere sporen van gedichte muuropeningen en bewaarde ontlastingsbogen) verwijzen naar diverse verbouwings- en aanpassingswerken. De rechthoekige muuropeningen zijn aangepast, de benedenvensters zijn beluikt. De deuren staan in een vlakke hardstenen omlijsting. De zuidgevel vertoont het jaartal "1718" van gesinterde steen; de zuidoostelijke hoektravee heeft twee zonnewijzers, naar verluidt vervaardigd door schilder Jan Antoon Ambroos (1757-1845). De oostgevel omvat rechts naast de deur een fragmentarisch bewaarde gevelsteen verwijzend naar het klooster van Maagdendaal. De zuidgevel van de haakse noordwestvleugel vertoont een bekronend driehoekig fronton; de oostelijke zijtuitgevel heeft een aandak, vlechtingen en schouderstukken, links is een bouwnaad met zandstenen hoekblokken zichtbaar. De noordgevel vertoont krulspie-ankers en diverse bouwsporen.

Ten zuidoosten bevindt zich de schuur van vijf traveeën onder een afgewolfd en geknikt, laag doorlopend zadeldak (nok loodrecht op straat, Vlaamse pannen). De witgeschilderde, verankerde baksteenbouw heeft rechthoekige muuropeningen. De oostgevel vertoont sporen van vakwerkbouw.

De stallingen, eveneens onder laag doorlopend, afgewolfd zadeldak (nok parallel aan de straat, Vlaamse pannen), zijn opgetrokken in witgeschilderde baksteenbouw met diverse muuropeningen. Ten noorden bevindt zich een aansluitend verbindingsgebouw uit de tweede helft van de 20ste eeuw met koetshuis.

Het koetshuis of de vroegere paardenstal ligt ten noorden en bestaat uit drie + drie traveeën onder een overkragend schilddak (nok parallel aan de straat, Vlaamse pannen), door middel van gesinterde steen "1792" gedateerd. De verankerde baksteenbouw vertoont steigergaten. De witgeschilderde noordelijke zijgevel heeft een rechthoekig venster. De korfboogpoort bevindt zich onder een platte laag van gesinterde steen. Centraal zit de verweerde gevelsteen. De middentravee, eertijds hoger opgaand, heeft een korfbogig, gebogen afgesloten dakvenster.

  • Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden van Jozef Jean François de Ferraris, opgesteld tussen 1770-1778, schaal 1:11.520.
  • Topografische kaart van België, Philippe Vandermaelen, uitgegeven tussen 1846-1854, schaal 1:20 000.

Auteurs:  Steyaert, Rita; Cox, Lise
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Steyaert R. & Cox L. 2014: Grote Hoeve [online], https://id.erfgoed.net/teksten/165920 (geraadpleegd op ).


Grote Hoeve ()

Historiek

Oudste vermelding van het goed in een akte van 741 waarin de goederen van de abdij van Sint-Truiden werden opgesomd. In een charterboek van 1229 werd de "curia monachorum" vermeld als een van de goederen die in het bezit kwamen van de zusters cistersiënsers van de abdij van Maagdendaal te Oplinter bij Tienen. Bij de verbouwing in 1718 kreeg de hoeve een bovenverd. Als zwart goed aangeslagen in 1796 en verkocht in 1798, had de koper de bedoeling de hoeve terug te schenken aan de abdij, maar de kloostergemeenschap werd na de Franse Revolutie niet heropgericht zodat de hoeve in het bezit bleef van de familie Grietens.

Volgens de kadasterschetsen kende het goed diverse mutaties, het huidige T-vormige volume van het woonhuis werd geregistreerd in 1939. Gerestaureerd in 1973-1976 naar ontwerp van architectenbureau L. Delhaise & M. Jaspers.

Beschrijving

Omwalde hoeve met losstaande bestanddelen gelegen op de oever van de Grote Nete. Toegangsdreef overgaand in een, deels met meidoornhaag afgezoomde, aarden weg die gebogen doorloopt over het hele erf en aan beide toegangen wordt afgesloten door bakstenen pijlers: ten zuiden met ijzeren hek, ten noordwesten een bewaarde geblokte pijler. De diverse gebouwen liggen aan weerszijden van de weg: het woonhuis ten westen en de bedrijfsgebouwen ten oosten.

Woonhuis op heden T-vormige, oorspronkelijk vermoedelijk rechthoekige en nadien L-vormige plattegrond met meer recente noordwest-vleugel. Witgeschilderde baksteenbouw van twee + acht + twee + twee + acht traveeën en twee bouwlagen onder leien schilddak (nok loodrecht op straat) met polygonale dakruiter met klok en lagere, aansluitende haakse zadeldaken (nok parallel aan de straat, leien) met verschillende nokhoogte. Verankerde lijst- en zijtuitgevels met gepikte plint en aflijnende, overhoekse baksteenfries. Meerdere bouwsporen (onder andere sporen van gedichte muuropeningen en bewaarde ontlastingsbogen) verwijzend naar diverse verbouwings- en aanpassingswerken. Aangepaste rechthoekige muuropeningen, beluikte benedenvensters. Deuren in vlakke hardstenen omlijsting.

Zuidgevel met jaartal "1718" van gesinterde steen; zuidoostelijke hoektravee met twee zonnewijzers naar verluidt vervaardigd door schilder Jan Antoon Ambroos (1757-1845). Oostgevel met rechts naast de deur fragmentarisch bewaarde gevelsteen verwijzend naar het klooster van Maagdendaal. Zuidgevel van haakse noordwestvleugel met bekronend driehoekig fronton; oostelijke zijtuitgevel met aandak, vlechtingen en schouderstukken, links bouwnaad met zandstenen hoekblokken. Noordgevel met krulspie-ankers en diverse bouwsporen.

Ten zuidoosten gelegen schuur van vijf traveeën onder afgewolfd en geknikt, laag doorlopend zadeldak (nok loodrecht op straat, Vlaamse pannen). Witgeschilderde, verankerde baksteenbouw met rechthoekige muuropeningen. Oostgevel met sporen van vakwerkbouw.

Stallingen eveneens onder laag doorlopend, afgewolfd zadeldak (nok parallel aan de straat, Vlaamse pannen). Witgeschilderde baksteenbouw met diverse muuropeningen. Ten noorden aansluitend verbindingsgebouw uit de tweede helft van de 20ste eeuw met koetshuis.

Koetshuis of vroegere paardenstal ten noorden, drie + drie traveeën onder overkragend schilddak (nok parallel aan de straat, Vlaamse pannen) door middel van gesinterde steen "1792" gedateerd. Verankerde baksteenbouw met steigergaten, witgeschilderde noordelijke zijgevel met rechthoekig venster. Korfboogpoort onder platte laag van gesinterde steen. Centraal verweerde gevelsteen. Middentravee eertijds hoger opgaand met korfbogig, gebogen afgesloten dakvenster.

  • Kadaster Antwerpen, Mutatieregisters Meerhout, schetsen 1869/4, 1872/17 en 1939/13.
  • Afdeling Ruimtelijke Ordening, Huisvesting, Monumenten & Landschappen, Afdeling Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumentenzorg Antwerpen, Monumenten en Landschappen, dossier A/0683.
  • VOLDERS J., Jan Antoon Ambroos, schilder, kunstenaar, organist, 1757-1845, in Heemkundige Kring. Meerhouts Patrimonium, XII, 1995, 8-14.

Bron: KENNES H. & STEYAERT R. 2002: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Turnhout, Kanton Mol, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 16n5, Brussel - Turnhout.
Auteurs:  Steyaert, Rita; Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Steyaert R. & Kennes H. 2002: Grote Hoeve [online], https://id.erfgoed.net/teksten/52554 (geraadpleegd op ).