Samenstel van drie traditionele diephuizen waarvan de gevelwand de gebroken rooilijn volgt, daterend van omstreeks 1556 en eertijds genaamd "De Coker Huyse". De gevels werden in 1925 in opdracht van de Willy Vandevelde gedecapeerd en hersteld door het bouwbedrijf Algemeene Ondernemingen van Bouwwerken Jules Somers & Co, een ‘restauratie’ die stadsbouwmeester Emiel Van Averbeke afdeed als een “fantazij”. Daarbij werden de getrapte geveltoppen quasi volledig gereconstrueerd, net als de bol-, kruis-, en kloosterkozijnen. De pui dateert in zijn huidige vorm van een verbouwing in 1986.
Twee gekoppelde diephuizen van twee traveeën en een hoekhuis van twee bij drie traveeën, drie bouwlagen hoog, onder parallelle zadeldaken (nok loodrecht op de straat). Trapgevels in traditionele bak- en zandsteenbouw met speklagen, kwartholle negblokken en een hoekketting, verankerd door smeedijzeren muurankers met gekrulde spie. Een register van bolkozijnen markeert de vroegere insteekverdieping, een register van kruiskozijnen de bovenverdieping, telkens met geprofileerde monelen, onder-, tussen- en bovendorpels. De tweeledige, getrapte geveltoppen van zes tot acht treden met overhoeks topstuk, worden belijnd door een omlopende waterlijst. Drielicht met lager middenluik of kruiskozijn, in de midden- en hoekpand geflankeerd door kloosterkozijnen en bekroond door een rechthoekig luik en een balkgat. In het hoekpand wordt de geveltop geflankeerd door een getrapt dakvenster van drie treden met schouderstukken en overhoeks topstuk, waarin een rechthoekig venster en een ronde oculus.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 1924#19597, 1924#19807 en 1925#21526.