Geheel gevormd door een herenhuis en twee flankerende burgerhuizen in neoclassicistische stijl, opgetrokken in opdracht van de heer L.A. Le Paige, naar een ontwerp door de architect Louis-Auguste Serrure uit 1836. De percelen met een nieuwe rooilijn waren ontstaan als gevolg van de verbreding van de westzijde van de Komedieplaats, voor de bouw van het Théâtre Royal Français, de huidige Bourlaschouwburg, in 1828-1834. De winkelpui van het linker pand (nummer 16) werd in 1898 in opdracht van de weduwe Victor Wouters aangebracht, naar een ontwerp door de architect Emile Thielens. Deze van het rechter pand (nummer 12) dateert uit 1909, een ontwerp door de architect Eugène Dieltiëns in opdracht van de heer Cardon.
Het ensemble Le Paige behoort tot de zeldzame gekende voorbeelden van woningarchitectuur uit de privé-loopbaan van Louis-Auguste Serrure, die van 1825 tot 1829 als conducteur verbonden was aan de Stad Antwerpen, in dienst van stadsbouwmeester Pierre-Bruno Bourla. In 1834 werd hij samen met Ferdinand Berckmans als architect aangeworven door de provincie Antwerpen, maar nam al na korte tijd ontslag uit deze functie. De symmetrische gevelwand van het ensemble Le Paige beslaat de westzijde van het voorplein van de Bourlaschouwburg, en vormt zo het complement van de monumentale rotonde van het theater. In 1835 ontwierp Serrure de neoclassicistische hoofdingang van het Sint-Elisabethgasthuis in de Lange Gasthuisstraat. In 1838 volgde de verdwenen Passage Dehaen tusen Oudaan en Everdijstraat.
De indrukwekkende neoclassicistische gevelwand met een breedte van in totaal veertien traveeën, omvat drie bouwlagen onder een zadeldak. Daarvan beslaat het herenhuis de rijk uitgewerkte middenpartij van zes traveeën, geflankeerd door twee sobere burgerhuizen van elk vier traveeën. De bepleisterde en beschilderde lijstgevel rust in het middenpand op een pui, en in de zijpanden op een plint uit blauwe hardsteen. Volkomen symmetrisch van opzet en horizontaal geleed door de puilijst, beantwoordt de compositie aan een regelmatig ordonnantieschema, bepaald door de hoge, geaccentueerde bel-etage, met haast vierkante vensters in de lage topgeleding. Het zes traveeën brede herenhuis in de middenpartij, wordt gemarkeerd door een sokkelvormende pui met schijnvoegen uitstralend boven de rondboogopeningen, en twee zijrisalieten. Deze onderscheiden zich door een rondboogpoort op de begane grond, en kolossale Korinthische pilasters op de bovenverdiepingen. Registers van rechthoekige bovenvensters in geriemde hardstenen omlijsting, op de eerste verdieping geaccentueerd door balustrade en entablementen, in de risalieten op consoles. Een klassiek hoofdgestel met een gelede architraaf, een blinde fries, en een gekorniste houten kroonlijst op modillons en tandlijst vormt de gevelbeëindiging; de met een acanthusblad versierd modillons alterneren met casementen waarin een rozet. De vier traveeën brede zijpanden zijn eenvoudig van opzet, oorspronkelijk opgebouwd uit registers van rechthoekige deur- en vensteropeningen op hardstenen dorpels, kordonvormend op de eerste verdieping, afgewerkt met eenzelfde hoofdgestel maar een eenvoudiger kroonlijst. De houten winkelpuien respectievelijk uit 1898 in het linker pand (nummer 16) en uit 1909 in het rechter pand (nummer 12) beantwoorden aan het klassieke type met verdiept middenportaal (aangepast in nummer 16), bewerkte pilasters en entablement. Bewaarde houten inkomdeuren in het rechter en het middenpand.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Braeken J. 2017: Geheel van neoclassicistische heren- en burgerhuizen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/203412 (geraadpleegd op ).
Indrukwekkende, laat-classicistische herenwoning van veertien traveeën en drie bouwlagen met bepleisterde en beschilderde lijstgevels op hardstenen begane grond waarvoor bouwaanvraag van 1836. Sterk symmetrische opbouw met druk uitgewerkte centrale partij, geflankeerd door twee eenvoudiger zijvleugels van elk vier traveeën (met verbouwde winkelpuien); de sokkel vormende begane grond, belijnd met schijnvoegen uitstralend boven vensters en deuren, voorzien van twee zijdelingse vleugeldeuren, waartussen vier boogvensters; ingangsrisalieten, op de bovenverdieping gevat tussen kolossale composiete pilasters, waarop een gelede waterlijst. Op de bel-etage hoge, rechthoekige deurvensters in hardstenen geriemde omlijstingen op balustrades, onder entablementen op consoles. Op de lagere bovenste verdieping eenvoudige, haast vierkante vensters in hardstenen lijsten met geprofileerd beloop. De houten, gekorniste kroonlijst rust op klossen en tandlijst. De beide zijvleugels vertonen een zelfde opstand, echter zonder hardstenen lijsten.
Bron: DE MUNCK-MANDERYCK M., DECONINCK-STEYAERT R. & PLOMTEUX G. met medewerking van LINTERS A. 1979: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nb, Brussel - Gent.
Auteurs: Plomteux, Greet; Steyaert, Rita; Manderyck, Madeleine
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. & Manderyck M. 1979: Geheel van neoclassicistische heren- en burgerhuizen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/5269 (geraadpleegd op ).