Burgerhuis in neoclassicistische stijl naar een ontwerp door de architect Louis Gife uit 1892. Opdrachtgever was Guillaume Fesingher, vermoedelijk een fabrikant van tulle, kant en borduurwerk. Architect Henri Devos liet in 1930 voor eigen rekening de woning opsplitsen tot appartementen. Daarbij werd boven de links aanpalende inrijpoort een annex opgetrokken met een keuken en badkamer per verdieping.
Het hotel Fesingher behoort tot het privé-oeuvre van Louis Gife, die van 1881 tot 1920 de functie vervulde van provinciaal architect voor het arrondissement Antwerpen, als opvolger van zijn vader Eugène Gife. Tot begin jaren 1900 combineerde hij dit ambt met een bescheiden eigen praktijk. Tot zijn meest opmerkelijke privé-opdrachten in Antwerpen behoren het Gesticht voor Doofstomme Kinderen uit 1885/1895 in de Jonghelinckstraat, en het handelspand “Jan Breydel” uit 1899 in de Leysstraat.
Met een gevelbreedte van oorspronkelijk drie en sinds 1930 vier traveeën, omvat de rijwoning een souterrain en drie bouwlagen onder een zadeldak. De bepleisterde en beschilderde lijstgevel rust op een geblokte pui uit blauwe hardsteen. Geleed door de puilijst, de bovenbouw geritmeerd door vensternissen in kolossale orde, legt de compositie van het oorspronkelijke volume de klemtoon op de middenas. Deze wordt op de eerste verdieping gemarkeerd door een balkon met consoles en doorgetrokken balustrade. Verder beantwoordt de opstand aan een regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit registers van rechthoekige muuropeningen, de inkomdeur met middenkalf en bovenlicht, de vensters van de topgeleding met onderdorpel. Een klassiek hoofdgestel met houten kroon- en tandlijst op uitgelengde, gekoppelde consoles vormt de gevelbeëindiging. Boven de inrijpoort met bolvormige schamppalen uit 1892, verheft zich de annex uit 1930, met een halfrond entresolvenster, verder een doorgetrokken ordonnantie en een leien pseudo-mansarde als bekroning. Bewaard houten schrijnwerk van de inkomdeur en vensters, smeedijzeren souterraintralies.
Oorspronkelijk beantwoordde de plattegrond aan de klassieke typologie van het burgerhuis dat uit een hoofdvolume en een smalle achterbouw bestaat, ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Braeken J. 2017: Burgerhuis in neoclassicistische stijl [online], https://id.erfgoed.net/teksten/203477 (geraadpleegd op ).
Breedhuis van vier traveeën en drie bouwlagen onder leien mansardedak (derde kwart van de 19de eeuw?). Bepleisterde en beschilderde lijstgevel met onderbouw van arduin; beëindigende houten kroonlijst met tandlijst op lange gekoppelde consoles; links apart behandelde poorttravee met een dakkapel. Derde travee met op de hoofdverdieping een balkon op zware consoles en een opengewerkte borstwering (zie balkonleuning). Op bovenverdiepingen verdiepte rechthoekige vensters met versierde borstweringen per travee opgenomen in hoge nissen. Rechthoekige deur met een groot bovenlicht en een poort met waaiervormig bovenlicht; bolvormige schamppalen.
Bron: DE MUNCK-MANDERYCK M., DECONINCK-STEYAERT R. & PLOMTEUX G. met medewerking van LINTERS A. 1979: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nb, Brussel - Gent.
Auteurs: Plomteux, Greet; Steyaert, Rita; Manderyck, Madeleine
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. & Manderyck M. 1979: Burgerhuis in neoclassicistische stijl [online], https://id.erfgoed.net/teksten/5321 (geraadpleegd op ).