Bankgebouw in beaux-artsstijl, in zijn huidige vorm opgetrokken in opdracht van de Banque de Commerce, naar een ontwerp door de architecten Joseph Hertogs, Frans en Henri van Dijk uit 1922-1923. Het aannemersbedrijf Victor Merckx-Verellen, stond in voor de bouwwerken, die in 1926 werden voltooid. In de nieuwbouw werd het hotel Vecquemans geïncorporeerd, met een gevelfront in régencestijl toegeschreven aan Jan Pieter van Baurscheit de Jonge uit het tweede kwart van de 18de eeuw.
De Banque de Commerce werd in 1911 opgericht, in opvolging van een sinds 1893 bestaande maatschappij met dezelfde naam die haar wortels had in de 18de-eeuwse privé-bank Banque C.J.M. de Wolf. Na de Eerste Wereldoorlog kende de bank, die een samenwerking aanging met de Londense Barclays Bank Ltd., een belangrijke kapitaalsverhoging, en opende filialen in Brussel en Oostende. Ten tijde van de bouw van het nieuwe bankgebouw, zetelden in de raad van beheer prominente vertegenwoordigers van de Antwerpse ‘haute finance’ en zakenwereld als graaf Jos van de Put, Evrard Havenith, Albert Kreglinger, Léopold Kronacher en Maurice Speth, naast de politicus Jules Renkin. De Banque de Commerce of Handelsbank, werd in 1985 overgenomen door de Chase Manhattan Bank en in 1989 door het Crédit Lyonnais. In 2002 onderging het pand een verbouwing tot kledingzaak met respect voor het monumentale interieur.
Het perceel van de Banque de Commerce ontstond in 1922 door samenvoeging van twee aloude eigendommen, die opklommen tot de 16de eeuw. Op nummer 9 bevond zich het Postmeestershuys, van 1544 tot 1629 bewoond door de familie Tassis en tot eind 17de eeuw zetel van de postdienst, dat midden jaren 1850 werd gesloopt voor de bouw van een herenhuis in second-empirestijl. De voorloper van de Banque de Commerce was minstens sinds 1907 gevestigd in dit pand, dat door Frans Van Dijk werd verbouwd. Op nummer 11, begin 16de eeuw ingenomen door drie woningen en een huidevetterij, bouwde de Italiaanse koopman J.B. Graffini in 1534 een patriciërswoning. Deze werd herbouwd in 1653, kwam in het bezit van Jan van Weerden, heer van Blocklandt in 1663, en werd verkocht aan Jean Joseph Vecquemans, baron de la Verre in 1702. Diens nazaten lieten in het tweede kwart van de 18de eeuw verbouwingen uitvoeren, die worden toegeschreven aan Jan Pieter van Baurscheit de Jonge. Aan de laatste privé-eigenaar Emile Grisar-Delvaux ontleent het pand de naam hotel Grisar, dat omstreeks 1910 door Joseph Hertogs werd verbouwd en gerestaureerd. Het zandstenen parement van het oorspronkelijk bepleisterde en beschilderde gevelfront, werd daarbij gedecapeerd en verrijkt met smeedijzeren traliewerk. Sober van opzet, slechts gemarkeerd door een hardstenen portaalrisaliet, wordt de gevel in verband gebracht met het vroege architecturale oeuvre van Van Baurscheit.
Voor de bouw van de Banque de Commerce werden de aanpalende hotels samengevoegd, inwendig verbouwd, uitgebreid, en van een nieuw gevelfront voorzien. Voor het ontwerp diende de aan Van Baurscheit toegeschreven voorgevel van het hotel Vecquemans later Grisar als model. Met integraal behoud van de vijf rechter traveeën, werd de ordonnantie doorgetrokken over de volledige gevelbreedte, zij het met een verhoogde topgeleding en vernieuwing van het parement. Het nieuwe gevelfront kreeg als accent een breed middenrisaliet, bekroond door een driehoekig fronton. Daarin werd de oorspronkelijke frontispice met koetspoort, deurvenster en smeedijzeren balkon van het hotel Vecquemans geïntegreerd en links ervan tweemaal gedupliceerd tot een drieledig inkomportaal. Aanvankelijk plande Hertogs smeedijzeren vleugeldeuren, maar op vraag van stadsbouwmeester Emiel Van Averbeke werd gekozen voor eenvoudige houten vleugeldeuren. Het ontwerp van het achterliggende bankgebouw kwam in twee versies tot stand, een eerste met een langgerekte lokkettenzaal uit april 1922, en de definitieve met een vierkante lokettenzaal uit maart 1923. Van de interieurs van de bestaande hotels bleef vermoedelijk weinig bewaard. De firma Eugène Van Herck et fils richtte een directiezaal in op het gelijkvloers.
Ontstaan kort na de Eerste Wereldoorlog, behoort de Banque de Commerce tot het late oeuvre van zowel Joseph Hertogs als Frans Van Dijk, die samenwerkte met zijn zoon Henri. In dezelfde periode realiseerde Hertogs aan de Meir de London County Westminster & Parr's Bank Limited, en later twee monumentale kantoorgebouwen voor de maritieme sector: de zetels van de rederijen Agence Maritime Internationale aan de Sint-Katelijnevest, en Armement Deppe aan het Verbindingsdok. Van Dijk had vóór de Eerste Wereldoorlog het bankgebouw van de Caisse Hypothécaire Anversoise tot stand gebracht, en zou zijn loopbaan eind jaren 1920 beëindigen met de vergroting van het Gerechtshof aan de Britselei, een opdracht die Henri Van Dijk voltooide.
Met een gevelbreedte van elf traveeën, omvat het gebouw drie bouwlagen onder een leien zadeldak. De lijstgevel onderscheidt zich door een natuurstenen parement met een vlakke behandeling, slechts belijnd door de plint met getoogde keldermonden. Volkomen symmetrisch van opzet, legt de compositie de klemtoon op het licht verdiepte en hoger opgetrokken middenrisaliet van, drie traveeën, bekroond door een driehoekig fronton. Van de drie identieke portaalrisalieten uit blauwe hardsteen over de eerste twee bouwlagen, stamt het rechter van het 18de-eeuwse hotel Vecquemans. Gesuperposeerde spiegelboogpoort en -deurvenster in kwarthol geprofileerde omlijsting met cartouchesleutel, de poort geflankeerd door schuin geplaatste, ingediepte pilasters met bekronende voluut, het deurvenster geaccentueerd door een gebogen waterlijst op gestrekte uiteinden, en een gebogen Frans balkon met doorgetrokken balkonplaat, bewerkte postamenten en smeedijzeren régence-borstwering. Hierbij sluiten de vlakke vensteromlijstingen met neuten van de topgeleding aan, die doorlopen tot het entablement van het fronton. Het timpaan van dit laatste is versierd met een rolwerkcartouche tussen ranken, waarin de wapenschilden van het huidevettersambacht en de Oude Voetboog, verbonden door de posthoorn van de familie Tassis. Zij verwijzen naar de oudste geschiedenis van het gebouw, het Postmeestershuys en de huidevetterij, die paalden aan het hof van de schuttersgilde gelegen aan de huidige Komedieplaats. Verder beantwoordt de opstand aan een regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit registers van rechthoekige vensters met hardstenen lekdrempel, voorzien van smeedijzeren traliewerk of parapetten. Een houten kroonlijst op een kwartholle daklijst vormt de gevelbeëindiging; vier getoogde houten dakkapellen met gebogen waterlijst op gestrekte uiteinden. Houten vleugeldeuren met smeedijzeren waaier, gietijzeren schampstukken en smeedijzeren voetschrapers.
Volgens de bouwplannen is de plattegrond gelijkvloers georganiseerd rond de vierkante lokettenhal met aansluitende bediendenkantoren, en de kofferzaal in de ondergrond. In de voorbouw worden de inkomhal en vestibule geflankeerd door een directiekantoor en een ontvangstsalon, en twee traphallen waarvan één met lift. De zuidvleugel rechts van de lokettenhal, oorspronkelijk behorend tot het hotel Vecquemans later Grisar, en die een enfilade van directiekantoren huisvest, wordt afgesloten door een gekasseide neotraditionele binnenplaats in bak- en zandsteenstijl. Deze werd door Hertogs, vader en zoon Van Dijk ingericht met een Toscaanse galerij: drie geprofileerde rondbogen met sleutel, opgevangen door gekoppelde zuilen met buikige schacht en abacus. Op de eerste verdieping herbergt de voorbouw de grote en kleine raadzaal en twee directiekantoren, ontsloten door de ruime vestibule. Verder omvat het complex enfilades van individuele kantoren en een conciërgewoning op de bovenverdiepingen van voorbouw en zuidvleugel, kantoor- en archiefruimte, refters voor personeel en directie en een keuken gegroepeerd in de nieuwgebouwde oostvleugel.
Het interieur wordt bepaald door de lokettenhal, met een indrukwekkende, cirkelvormige glas-in-loodkoepel met de tekens van de dierenriem, gevat in een ijzeren structuur die rust op pijlers. In het 'salon des étrangers' rechts van de inkomhal, een opmerkelijke natuurstenen neorenaissanceschouw met atlanten. Hierbij sluit de inkomhal van de directievleugel aan, met een kruisgewelf op kolommen. Een vertrek op het gelijkvloers bij de binnenplaats, op de bouwplannen uit 1923 aangeduid als directiekantoor, is ingericht met een fraaie schouw in rococostijl uit geel geaderd marmer, en een beschilderd plafond van drie vakken met een puttidecor. Mogelijk gaat het om een restant van het hotel Vecquemans.
Op de binnenplaats bevindt zich het enige tot nog toe bewaard gevonden voorbeeld van een hardstenen stoeppaal in renaissancestijl van omstreeks 1600, versierd met voluten en een wortelmotief. De herkomst van deze unieke getuige van straatmeubilair uit vroeger tijden is niet gekend.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Braeken J. 2017: Banque de Commerce [online], https://id.erfgoed.net/teksten/203489 (geraadpleegd op ).
Samenvoeging van twee panden, rechts het voormalige hotel Grisar (nummer 11), links het vroegere Postmeestershuis (nummer 9) (zie kleur van de gevelsteen). Het hotel Grisar was in oorsprong een koopmanshuis gebouwd in 1534 door de Italiaanse zakenman J.B. Graffini op de terreinen van drie woningen en een huidevetterij; in 1653 werd het herbouwd, in de eerste helft van de 18de eeuw verfraaid en voorzien van een nieuwe gevel, mogelijk naar ontwerp van J.P. Van Baurscheit en begin 20ste eeuw gerestaureerd onder leiding van architect J. Hertogs. Het Postmeestershuis, sedert 1544 zetel van de postdienst, werd in 1854 gesloopt en vervangen door een herenhuis in second empirestijl.
In 1923-24 werden beide gebouwen samengevoegd waarbij de gevel van nummer 9 volledig werd aangepast aan die van nummer 11: alleen de vier traveeën uiterst rechts en de eerste portiek met balkon zijn origineel. Heden breedhuis van elf traveeën en drie bouwlagen onder leien zadeldak met vier segmentbogige dakkapellen in houten omlijsting met waterlijst. Zandstenen lijstgevel met verhoogd middenrisaliet van drie traveeën beëindigd met driehoekig fronton waarin blazoen en twee wapenschilden namelijk dat van de huidevetters en dat van de Oude Voetboog (zie de ligging van het schuttershof achter het hotel) met de posthoorn van de Tassis als verbindend element; het geheel is omkranst met acanthusbladeren. Begane grond met drie spiegelboogpoorten in geprofileerde hardstenen omlijsting en flankerende bewerkte pilasters. Op de bel-etage, doorlopende gekorniste balkonplaat met gebogen smeedijzeren leuningen tussen zware gedecoreerde hoekpostamenten; het oorspronkelijke smeedwerk zou gemaakt zijn door J.B. Lamour, de ontwerper van de hekken te Nancy; spiegelboogvormige deurvensters in hardstenen omlijsting met breed geprofileerd beloop en rocaille-ornamenten, waarboven gebogen waterlijst met gestrekte uiteinden. Voorts, rechthoekige vensters met tralies op de begane grond en een smalle ijzeren leuning hogerop.
Achter nummer 11: kleine gekasseide binnenplaats met zuidwaarts Toscaanse galerij: drie geprofileerde rondbogen met sleutel, opgevangen door gekoppelde zeilen met buikige schacht en abacus; de omliggende vleugels met vernieuwd parement van bak- en zandsteen.
Bron: DE MUNCK-MANDERYCK M., DECONINCK-STEYAERT R. & PLOMTEUX G. met medewerking van LINTERS A. 1979: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nb, Brussel - Gent.
Auteurs: Plomteux, Greet; Steyaert, Rita; Manderyck, Madeleine
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. & Manderyck M. 1979: Banque de Commerce [online], https://id.erfgoed.net/teksten/5326 (geraadpleegd op ).