Teksten van Refugium van de abdij van Tongerlo

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/5333

Refugium van de abdij van Tongerlo ()

Historiek en context

Samenstel van twee traditionele woningen, die in kern minstens opklimmen tot de 17de eeuw, met aanpassingen uit de 18de eeuw. Het linker pand huisvestte van 1535 tot 1581 en van 1585 tot 1699 het refugium van de norbertijnerabdij van Tongerlo. Van 1583 tot 1584 resideerde buitenburgemeester Filips van Marnix van Sint-Aldegonde (1540-1598) in het refugium. Van 1699 tot 1724 was het refugium in het bezit van de beeldhouwer Hendrik Frans Verbruggen (1654-1724), die belangrijke verbouwingen uitvoerde waaronder de arcade op de binnenplaats. Van 1802 tot de plundering in 1831 resideerde burgemeester Willem Andreas de Caters (1773-1859) in het gebouw. Beide woningen werden tot hun huidige vorm samengevoegd, gerestaureerd en verbouwd tot kantoorgebouw in opdracht van de naamloze maatschappij Compagnie d’Anvers. Naar een ontwerp door de architect Max Winders uit 1941, gingen deze werken eind 1942 in uitvoering. De 18de-eeuwse opstand van het linker pand werd daarbij gedecapeerd en doorgetrokken over het rechter pand; de hardstenen poort in régencestijl van dit laatste, daterend uit het midden van de 18de eeuw, werd naar de tuingevel verplaatst. Tussen het voor- en het achterhuis van het rechter pand, kwam een nieuwe traphal met bovenlicht. Het complex werd in 1974 aangekocht door het O.C.M.W. van Antwerpen.

Het project behoort tot het latere oeuvre van Max Winders, die in zijn vijftigjarige carrière trouw bleef aan een behoudende, academische architectuuropvatting, en een geëngageerd rol vervulde in de monumentenzorg. Aan zijn schoonvader, de bankier Jean Baptiste Ferdinand Carlier, mede-eigenaar van de Banque d’Anvers en directeur bij de Nationale Bank, dankte de architect zijn introductie in het milieu van de ‘haute finance’. Zo ontwierp Winders vóór en na de Eerste Wereldoorlog talrijke bankgebouwen in Antwerpen, naast de filialen van de Nationale Bank in Sint-Niklaas en Leuven, het gereconstrueerde laatgotische “Tafelrond”.

Architectuur

In de huidige plattegrond van het gebouwencomplex zijn de vroegere woningen nog duidelijk herkenbaar. Het linker pand (vijf traveeën) omvat drie vleugels rond een binnenplaats. In het verlengde van het rechter pand (drie traveeën) bevindt zich een diepgericht achterhuis met trapgevels aan voor- en achterzijde.

Het gevelfront met een totale breedte van acht traveeën, omvat drie bouwlagen onder een zadeldak (leien, nok parallel aan straat). Bakstenen lijstgevel met gebruik van witte natuur- of zandsteen voor plint en hoekketting die aansluit bij zijpuntgevel met muurvlechtingen, en blauwe hardsteen voor de vensteromlijstingen en de architraaf. Registers van rechthoekige vensters in verkleinende ordonnantie, vlak omlijst met tralies op de begane grond, in volledig omlopende geriemde omlijsting op de bovenverdiepingen. Een klassiek hoofdgestel met architraaf, casementen in de fries en houten kroonlijst vormt de gevelbeëindiging. De barokke rondboogpoort in een omlijsting van blauwe hardsteen uit de 17de eeuw, markeert de bredere linker travee. Dubbel geblokt en geprofileerd beloop met voluutsleutel, lijstimposten en neuten, bekroond door brede voluten die de overgang maken naar een gestrekte waterlijst met Frans balkon van smeedwerk. Houten vleugeldeur verfraaid met spiegels en gesculpteerde makelaar.

Achter de voorbouw van het linker pand strekt zich een kleine binnenplaats uit, met arcades van blauwe hardsteen te dateren in de vroege 18de eeuw. Oost- en westwaarts twee spiegelbogen met geprofileerde archivolt en voluutsleutel, steunend op vier Toscaanse zuilen met vierkante basis. Het muurvlak achter de bogen is verrijkt met lijstwerk en een oculus. Een gekorniste lijst scheidt de galerij van een drie traveeën brede bovenverdieping in dezelfde stijl als de voorgevel. Zuidvleugel van drie traveeën en twee bouwlagen eveneens onder leien zadeldak met kapellen, in traditionele bak- en zandsteenstijl met rechthoekige aangepaste vensters; tegen de plint aan een kleine waterbak. De noordzijde wordt afgesloten door de kapel van het aanpalende Maagdenhuis.

Via de oostvleugel bereikt men de tuin met zicht op de achtergevels, waarin de twee vroegere woningen duidelijk herkenbaar zijn. De achterbouw van het linker pand, omvat zes traveeën en twee bouwlagen onder een leien zadeldak met dakkapellen. Verankerde lijstgevel in traditionele bak- en zandsteenstijl met holronde daklijsten en aangepaste kruiskozijnen. De spiegelboogpoort met hardstenen omlijsting in régencestijl uit het midden van de 18de eeuw, is afkomstig van de voorgevel van het rechter pand. Geprofileerd kwarthol beloop, met sleutel, imposten en neuten onder een waterlijst. De achterbouw van het rechter pand vormt een diephuis met dubbele trapgevel van respectievelijk elf en vier treden met overhoeks topstuk, vier traveeën breed en twee bouwlagen hoog, in quasi dezelfde stijl als de aanpalende woning. Tweeledige top met speklagen (vernieuwd) waarin een drielicht, een luik en een hijsbalk.

  • Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 18#14727; foto FOTO-OF#5583.
  • COUVREUR W. 1974: De plundering op 31 maart 1831 van het huis van burgemeester jhr. Willem Andreas Caters, Antwerpen 4, 148-165.
  • KOCKELBERGH I. 1985: Het architecturale werk van beelhouwer Henricus-Franciscus Verbrugghen (1654-1724), Bulletin Antwerpse Vereniging voor Bodem- en Grotonderzoek 1985.5, 21-40.

Auteurs:  Plomteux, Greet; Steyaert, Rita; Manderyck, Madeleine; Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Refugium van de abdij van Tongerlo [online], https://id.erfgoed.net/teksten/203525 (geraadpleegd op ).


Refugium van de abdij van Tongerlo ()

Nummer 35 was van 1535 tot 1699 refugium van de abdij van Tongerlo; later in privé bezit en in 1974 aangekocht door de O.C.M.W. Kern uit de 17de eeuw met aanpassingen uit de 18de eeuw, in 1944-45 gerestaureerd en samen met de aanpalende woning nummer 37 tot een geheel omgebouwd door architect Max Winders; de architectuur van nummer 37 werd volledig aangepast aan die van nummer 35. Huidige voorgevel van acht traveeën en drie bouwlagen onder leien zadeldak (nok parallel aan straat). Bakstenen lijstgevel met gebruik van zandsteen voor plint en hoekketting aansluitend bij zijpuntgevel met vlechtingen. Rechthoekige vlak omlijste benedenvensters met tralies. Bovenvensters . eveneens rechthoekig en verkleinend naar boven toe . in volledig omlopende geriemde omlijsting van hardsteen. Vernieuwde houten goot waaronder fries met verdiepte panelen en geleed kordon.

Barokke rondboogpoort in dubbele geblokte en geprofileerde omlijsting van arduin met sleutel, lijstimposten en neuten; brede voluten vormen de overgang naar een gestrekte waterlijst met smal balkonnetje van smeedwerk. Houten vleugeldeur verfraaid met spiegels en gesculpteerde makelaar. Achter het woonhuis van nummer 35: kleine binnenplaats met prachtige arcades van arduin te dateren in de 18de eeuw: oost- en westwaarts twee spiegelbogen met geprofileerde archivolt en voluutsleutel, steunend op vier Toscaanse zuilen met vierkante basis; het muurvlak achter de bogen is verrijkt met lijstwerk en oculus; een gekorniste lijst scheidt de galerij van een drie traveeën brede bovenverdieping in dezelfde stijl als de voorgevel. Zuidvleugel van drie traveeën en twee bouwlagen eveneens onder leien zadeldak met kapellen, in traditionele bak- en zandsteenstijl met rechthoekige aangepaste vensters; tegen de plint aan, kleine waterbak. Noordzijde afgesloten door de kapel van het Maagdenhuis (Lange Gasthuisstraat nummer 33). Via de oostvleugel bereikt men een tweede binnenplaats met gezicht op de achterbouw van het pand, bestaande uit twee verschillende huizen. Rechts, breedhuis onder leien zadeldak met kapellen; verankerde lijstgevel van zes traveeën en twee bouwlagen in traditionele stijl met holronde daklijsten en aangepaste kruiskozijnen; de twee traveeën uiterst rechts doorbroken door een spiegelboogpoort in laat-Lodewijk XIV-stijl: dubbele hardstenen omlijsting met geprofileerd beloop, sleutel, imposten en neuten onder gestrekte waterlijst. Links, diephuis met dubbele trapgevel (respectievelijk elf en vier traveeën + overhoeks topstuk) van vier traveeën en twee bouwlagen in quasi dezelfde stijl als de aanpalende woning, echter tweeledige top met speklagen (vernieuwd) waarin drielicht, luik en takelsysteem.

  • COUVREUR W. 1974: De plundering op 31 maart 1831 van het huis van burgemeester jhr. Willem Andreas Caters, Antwerpen nummer 4, 148-165.

Bron: DE MUNCK-MANDERYCK M., DECONINCK-STEYAERT R. & PLOMTEUX G. met medewerking van LINTERS A. 1979: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nb, Brussel - Gent.
Auteurs:  Plomteux, Greet; Steyaert, Rita; Manderyck, Madeleine
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Refugium van de abdij van Tongerlo [online], https://id.erfgoed.net/teksten/5333 (geraadpleegd op ).