Teksten van Sint-Elisabethgasthuis

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/5336

Sint-Elisabethgasthuis ()

Historiek

De oprichting van het eerste gasthuis, waarschijnlijk gelegen op de kerkhofgronden van Onze-Lieve-Vrouw, zou opklimmen tot de 11de eeuw. Oorspronkelijk werd het bediend door leken die in 1233 de kloosterregel van Sint-Augustinus aannamen. Rond hetzelfde tijdstip verhuisde de instelling naar de huidige plaats. Het nieuwe gasthuis en de kapel werden in 1238 ingewijd door Guiardus van Laon, bisschop van Kamerijk en onder de bescherming geplaatst van de Heilige Elisabeth van Hongarije. De oudste nog overgebleven gebouwen zijn de kapel uit de 15de eeuw en de gotische ziekenzaal  vermoedelijk uit 1460-1484. Haaks p de oude werd in 1508-1510 een nieuwe ziekenzaal gebouwd. Aan de hand van rekeningen kunnen we de verdere bouwevolutie volgen: 1622-1629 oprichting van het zusterkoor, 1641 veranderingen in refter en slaapgelegenheid, 1665-1666 nieuwbouw van de apotheek, 1670-1675 reparaties van de ziekenzalen, 1692 bouw van een nieuwe ziekenzaal, 1704-1705 instelling met kamer en bad ten gerieve van de zieken. Van 1798 af komt het ziekenhuis onder het beheer van het Bestuur der Burgerlijke Godshuizen, de latere Commissie voor Openbare Onderstand en sinds 1 april 1977 het O.C.M.W. De voorbouw met hoofdingang dateert van 1836. In 1842 en volgende werden verschillende nieuwe zalen gebouwd aan de zijde Leopoldstraat, de apotheek en aanpalende gebouwen volgden in 1847, de grote uitbouw aan de zijde van de Sint-Jorispoort in 1856. Restauratie van kapel en klooster onder leiding van architect Fritz Van Averbeke in 1941 en volgende, van de overige gebouwen omstreeks 1960-1965. Met uitzondering van de voorbouw met hoofdingang, de apotheek en het Sint-Jorispand, werden de 19de-eeuwse ziekenvleugels omstreeks 1980 gesloopt, voor de bouw van het nieuwe ziekenhuis naar een ontwerp door stadsingenieur J. Van Ghyseghem uit 1979-1980, aangevat in 1982. Het betreft een L-vormig nieuwbouwcomplex, waarvan de westvleugel aanleunt tegen de noordflank van de 17de-eeuwse ziekenzaal, en de oostvleugel paalt aan de Leopoldstraat.

Architectuur

Complex van gebouwen gelegen tussen Lange Gasthuisstraat (west), Sint-Jorispoort (zuid) en Leopoldstraat (oost). Hoofdingang aan de Lange Gasthuisstraat; ten oosten hiervan de kapel met haaks daarop de gotische ziekenzaal en de aanpalende zaal uit 1692 (zie dakhelling); ten zuiden van de kapel open binnenhof afgesloten door de pastorie (zuid) en de kloostergebouwen rond de vierkante binnentuin (oost). De 19de-eeuwse ziekenzalen gelegen achter de huizen van de Sint-Jorispoort (zuid), vormen de bebouwing van de Leopoldstraat (oost) en de grens met de Kruidtuin (noord).

Voorbouw met hoofdingang

Gebouw in neoclassicistische stijl naar een ontwerp door de architect Louis Serrure uit 1835, opgetrokken in 1836. De bouw werd in december 1835 bij openbare aanbesteding toegewezen aan de aannemer P.J. Stordiau, voor een bedrag van 46.800 Belgisch frank. Het programma van deze bouwcampagne omvatte het poortgebouw, rechts geflankeerd door de woning van de portier en links door de woning van de econome, verder twee aanpalende huurhuizen (eerste zes traveeën) waarvan het rechter over een koetshuis en paardenstal beschikte op de binnenplaats, en daaraan palend een timmermanswerkplaats (verbouwd en verhoogd). Voor de bouw werd de oude, langgerekte voorbouw met inkompoort van het gasthuis nagenoeg volledig gesloopt. Het betrof een verankerde, traditionele constructie van zeventien traveeën en twee bouwlagen met een spitsboogpoort, kruiskozijnen en acht getrapte dakvensters, die vermoedelijk opklom tot de 15de of 16de eeuw. Delen van dit gebouw bleven bewaard in het linker huurhuis (vier linker traveeën), achter een nieuwe voorgevel en met een bijkomende verdieping. Het gebouw werd in de jaren 1980 aan de rechterzijde met drie traveeên uitgebreid, na afbraak van de aanpalende ambtswoning van de hoofdapotheker.

Langgerekt gebouw met een bepleisterde en beschilderde lijstgevel van in totaal twaalf traveeën en drie bouwlagen onder een zadeldak (nok parallel aan de straat, leien). Het wordt in de rechterhelft gemarkeerd door het eigenlijke, drie traveeën brede poortgebouw, dat binnen dezelfde kroonlijsthoogte slechts twee bouwlagen telt. Hoge rondboogpoort met een geprofileerde archivolt en een voluutsleutel uit witte natuursteen, geflankeerd door een bossagebasement uit blauwe hardsteen. Bepleisterde bovenbouw geritmeerd door hardstenen Dorische pilasters, waartussen rechthoekige vensters in geriemde hardstenen omlijsting met driehoekig fronton. Hardstenen gevelplaat waarin het opschrift "GASTHUIS ST ELISABETH" boven de poort, gevat in een brede, geprofileerde natuurstenen omlijsting met oren, neuten, metopen en bewerkte voluten. Als bekroning een klassiek entablement met architraaf, fries met trigliefen en guttae en een houten kroonlijst op klossen, waarboven een blinde attiek. De overige traveeën, waarvan de twee die het poortgebouw links en rechts flankeren licht terugwijken, beantwoorden aan een regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit verkleinende registers ven rechthoekige vensters met hardstenen lekdrempels. Verder wordt de opstand geleed door de hardstenen plint en een eenvoudig hoofdgestel met een houten kroonlijst, in de zeven linker traveeën op klossen. De inkomdeuren van het linker huurhuis in de eerste travee, en van het huis van de econome in de achtste travee, en de koetspoort van het rechter huurhuis in de zesde travee, zijn later aangepast tot vensters. In de achtergevel tekent het poortgebouw zich af als een sterk geprononceerd risaliet met een Serliana en een keperlijst als bekroning. De dubbelhoge poortdoorgang heeft een wandgeleding van Dorische pilasters waarop een entablement, en een tongewelf met gordelbogen. Het vroegere koetshuis annex paardenstal parallel aan de voorbouw, onderscheidt zich door drie steekboogpoorten met doorgetrokken imposten. Haaks hierop sluit een paviljoen in traditionele bak- en zandsteenbouw aan, dat tot het oude gebouwenbestand van het gasthuis behoort. Met een gevelbreedte van vijf bij twee traveeën, omvat het paviljoen twee bouwlagen onder een steil schilddak (nok loodrecht op de straat, leien).

Kapel

Even voorbij de hoofdingang ten zuiden bevindt zich de kapel. Deze is grotendeels te situeren in de 15de eeuw: het oudste gedeelte, waarschijnlijk uit begin 15de eeuw, is het schip; het koor werd begonnen in 1442 en beëindigd in 1460. Namen als Pieter en Herman de Waghemakere, Lambrecht Blydeleven, Nicolaas van den Eynde en Peter Appelmans waren aan de constructie ervan verbonden. Het punttorentje van omstreeks 1565, werd kort daarop door een storm vernield en in 1606 door Jan van Meersen hersteld. In 1622-1629 toevoeging van het zusterkoor aan de zuidzijde (zie datering in gevelplaten van de zuidmuur). De doopkapel dateert van de Franse tijd, de bouw omstreeks 1804 viel samen met de oprichting van een materniteit. Zorgvuldige herstellingswerken werden uitgevoerd in 1941 onder leiding Fritz Van Averbeke; de restauratie van het interieur dateert van 1959-1961.

Hooggotisch zaalkerkje met eenbeukig schip van twee traveeën en dwars geplaatste zijbeuken; koor van twee traveeën en vijfzijdige sluiting geflankeerd door steunberen; zusterkoor van acht en vier traveeën. Leien zadeldaken, hoger opgetrokken boven het koor, met zeszijdig peer- en klokvormig torentje op de kruising. Traditionele lijst- en puntgevels van baksteen en Ledezandsteen opengewerkt met hoge spitsboogramen gevuld met weelderig maaswerk. Kleine onversierde vensters in het zusterkoor. In de westgevel segmentboogpoort waarboven barokke nis met zittende Onze-Lieve-Vrouw van omstreeks 1630. Links en rechts tegen de muur werden grafzerken geplaatst uit de 17de en 18de eeuw. Interieur: zuilen van witte natuursteen met achtzijdig basement en koolbladkapiteel; spitse scheibogen tussen midden- en zijbeuken, schip en koor; oorspronkelijk houten tongewelven, in 18de eeuw voorzien van drukke bepleistering met kruisribben bloemmotieven en engelenhoofden. Zijbeuken en koor met muraalbogen op bewerkte consoles. Koorsluiting met straalgewelf.

Mobilair. Schilderijen: muurschilderingen uit eerste kwart 16de eeuw met voorstelling van een reeks heiligen die ofwel aangeroepen werden ter voorkoming van plagen of ziekten, ofwel iets met geneeskunde te maken hadden; schilderijen van Marten Pepijn (1575-1643), Frans Francken de Jonge (1581-1642), Godfried Maes (1649-1700); verschillende anonieme uit de 16de, 17de en 19de eeuw. Glasramen: twee van 1617 in de linkerzijbeuk; de overige namelijk in de rechter zijbeuk dateren van 1868-1872 uitgevoerd door E. Dujardin en J. F. Pluys; in het zusterkoor recente raampjes uit 1963 door Marc de Groot. Meubilair: preekstoel toegeschreven aan Erasmus Quellin de Oude (1584-1640); biechtstoelen en koorgestoelte respectievelijk van 1644 en 1664; hoofdaltaar toegeschreven aan Artus Quellin de Jonge (1625-1700); zijaltaren naar ontwerp van Engelbert Baets; communiebanken uit de 18de eeuw; orgelkast van 1675-1676 met snijwerk door Peter Meeus en Peter Verbruggen en instrument van 1844 door Loret.

Klooster en pastorie

Meer zuidwaarts en palend aan de achtergevels van de Sint-Jorispoort bevindt zich het klooster en de pastorie uit de eerste helft van de 17de eeuw. Ten zuiden van de kapel beidt een korfboogpoort in zandstenen omlijsting toegang tot de binnentuin. De zuidzijde wordt begrensd door drie huisjes van twee à drie traveeën en twee bouwlagen waarvan twee met trapgevel (vijf treden en overhoeks topstuk) en één met lijstgevel, hoger opgaand met getrapte dakkapel (drie treden en overhoeks topstuk). Oostzijde met lijstgevel van zeven traveeën en twee bouwlagen en één getrapte dakkapel. Traditionele bak- en zandsteengevels met rechthoekige aangepaste vensters, verbouwde drielichten in de toppen en een kruiskozijn in de dakkapel ten zuiden, en rechthoekige hardstenen deuromlijstingen met neuten en imposten uit de 19de eeuw. Beëindiging met steigergaten, een holronde daklijst en leien zadeldaken. Tegen de tuinmuur ten noorden: zandstenen Onze-Lieve-Vrouwebeeld met kind op rechterarm rustend op maansikkel met slang. Op de achtergrond: achtergevels van de eenheidsbebouwing aan Sint-Jorispoort en Mechelseplein uit 1825 en volgende, bepleisterd, gekalkt of gedecapeerd. In het midden: monumentale trompetboom.

Ten oosten van eerstgenoemde tuin strekt zich een tweede binnenplaats uit, omgeven door vier vleugels in traditionele bak- en zandsteenstijl onder leien bedaking, met lijstgevels van respectievelijk zeven, zes, negen en zes traveeën en twee bouwlagen Tegen de noordgevel: Calvarie met beelden van zandsteen en hout; het Christusbeeld hangt momenteel in de ontvangstzaal van het klooster. De keuken en achterkeuken zijn volledig bezet met witte verglaasde tegels uit de 17de eeuw of Delftse tegels met taferelen (Calvarie, Wonderbare Visvangst).

Ziekenzalen

De ziekenzalen of het eigenlijk gasthuis bestaan uit verschillende vleugels. Ten oosten van de kapel: gotische ziekenzaal uit de 15de eeuw. Lijstgevels in traditionele stijl, negen traveeën breed en één bouwlaag hoog onder leien zadeldak met steile helling en dakkapellen (nok loodrecht op de kapel). Verbouwde kruiskozijnen met ontlastingsboog. Interieur: twee beuken, gescheiden door een spitsboogarcade opgevangen door zandstenen zuilen met ronde sokkel en polygonaal kapiteel. Prachtig marmeren portaal aan de noordzijde opgericht ter ere van kanunnik I.G. van Gestel, stichter van de Convalescentenfondatie, uit de 17de eeuw: geblokte rondboog waartegen twee Ionische pilasters met gecanneleerde schacht en afgedekt met kornis; hierboven een fries met cartouche en opschrift onder een brede verstekte lijst; een medaillon met borstbeeld omgeven door putti en vruchtenguirlandes bekroont het geheel; houten vleugeldeur met prachtig snijwerk. Tegen de westgevel: borstbeeld van dokter Sommé (1772-1855). In de oostelijke muur: tribune met altaar waar eertijds de mis werd gelezen voor de zieken die hun bed niet konden verlaten.

Haaks op de gotische zaal, bakstenen gebouw van twaalf traveeën en één bouwlaag onder een hoog leien zadeldak waaronder sporen van geprofileerde zandstenen daklijst. Aangepaste vensters en zijpuntgevels met vlechtingen; jaartal 1692 in een cartouche in de bovenzaal doch oudere kern mogelijk volgens plan van Virgilius Bononiensis (1565).

Iets voorbij de hoofdingang links klein bakstenen gebouw, vermoedelijk eveneens opklimmend tot de 17de eeuw: voorgevel van vijf traveeën en twee bouwlagen, divers verankerd. Leien schilddak waarin twee dakkapellen. Zij- en achtergevel met gedicht kruiskozijn.

De overige vleugels zijn opgetrokken in de 19de eeuw onder leiding van architect Erkes: eenvoudige bakstenen gebouwen afgedekt met leien zadeldaken. Lijstgevels met rechthoekige vensters en rechthoekige of rondbogige deuren waarbij summier gebruik van natuursteen voor puilijsten, lekdrempels, deuromlijstingen.

Tegen de muur van het Sint-Elisabethgasthuis, ingang parking Leopoldstraat, hangt een groot bronzen reliëf van Octave Landuyt. De titel is "Teken aan de wand", en het verbeeldt een pelikaan, symbool voor het OCMW.

  • Archief O.C.M.W., dossiers Sint-Elisabethgasthuis.
  • Stadsarchief Antwerpen, dossier MA#893, MA#80648 en plannen 697#117-121 (voorbouw), MA#80718 en plannen 697#148-154 (ziekenzalen), bouwdossier 18#60557 (nieuwbouw).
  • GEUDENS E. 1869: L'hopital Ste-Elisabeth d'Anvers à travers les siècles, Annales de l'Académie d'Archéologie de Belgique XVIII, 98-137.
  • PAIS-MINNE E. s.d.: 350 jaar gasthuiswezen te Antwerpen. In Liber Memorialis 350 jaar Collegium Medicum Antwerpiense. 25 jaar Geneeskundige dagen te Antwerpen.
  • PHILIPPEN L. J. M. 1938: De overbrenging van het Antwerpsch gasthuis naar het "Alnetum" in 1238, Antwerpen.
  • S.N. 1970: Antwerpen di scone, nummer 5.
  • S.N. [1977]: Catalogus van de kunstvoorwerpen van de kapel uitgegeven ter gelegenheid van het Rubensjaar, [Antwerpen].

Auteurs:  Plomteux, Greet; Steyaert, Rita; Manderyck, Madeleine; Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. & Manderyck M. & Braeken J. 2019: Sint-Elisabethgasthuis [online], https://id.erfgoed.net/teksten/299052 (geraadpleegd op ).


Sint-Elisabethgasthuis ()

Historiek

De oprichting van het eerste gasthuis, waarschijnlijk gelegen op de kerkhofgronden van Onze-Lieve-Vrouw, zou opklimmen tot de 11de eeuw. Oorspronkelijk werd het bediend door leken die in 1233 de kloosterregel van Sint-Augustinus aannamen. Rond hetzelfde tijdstip verhuisde de instelling naar de huidige plaats. Het nieuwe gasthuis en de kapel werden in 1238 ingewijd door Guiardus van Laon, bisschop van Kamerijk en onder de bescherming geplaatst van de Heilige Elisabeth van Hongarije. De oudste nog overgebleven gebouwen zijn de kapel uit de 15de eeuw en de gotische ziekenzaal vermoedelijk eveneens uit de 15de eeuw. Aan de hand van rekeningen kunnen we de verdere bouwevolutie volgen: 1593 bouw van een grote ziekenzaal, 1622-1629 oprichting van het zusterkoor, 1641 veranderingen in refter en slaapgelegenheid, 1665-1666 nieuwbouw van de apotheek, 1670-1675 reparaties van de ziekenzalen, 1692 bouw van een nieuwe zaal, 1704-1705 instelling met kamer en bad ten gerieve van de zieken. Van 1798 af komt het ziekenhuis onder het beheer van het Bestuur der Burgerlijke Godshuizen, de latere Commissie voor Openbare Onderstand en sedert 1 april 1977 het O.C.M.W. In 1842 en volgende werden verschillende nieuwe zalen gebouwd aan de zijde Leopoldstraat, en de kruidtuin aangelegd; de hoofdingang dateert van 1836, de apotheek en aanpalende gebouwen van 1847, de grote uitbouw aan de zijde van de Sint-Jorispoort van 1856. Enkele kleine verbouwingen en de toewijzing van de rouwkapel zijn recent (1949). Restauratie van kapel en klooster onder leiding van architect Fritz Van Averbeke in 1941 en volgende, van de overige gebouwen omstreeks 1960-1965.

Architectuur

Complex van gebouwen gelegen tussen Lange Gasthuisstraat (west), Sint-Jorispoort (zuid) en Leopoldstraat (oost). Hoofdingang aan de Lange Gasthuisstraat; ten oosten hiervan de kapel met haaks daarop de gotische ziekenzaal en de aanpalende zaal uit 1692 (zie dakhelling); ten zuiden van de kapel open binnenhof afgesloten door de pastorie (zuid) en de kloostergebouwen rond de vierkante binnentuin (oost). De 19de-eeuwse ziekenzalen gelegen achter de huizen van de Sint-Jorispoort (zuid), vormen de bebouwing van de Leopoldstraat (oost) en de grens met de Kruidtuin (noord).

Hoofdingang in neoclassicistische stijl ontworpen door Louis Serrure in 1836. Lijstgevel van drie traveeën en twee bouwlagen waarin een hoge rondboogpoort in geprofileerde omlijsting met dito sleutel en geflankeerd door een bossagebasement van blauwe hardsteen. Bepleisterde bovenbouw met Dorische pilasters waartussen rechthoekige vensters in geriemde hardstenen omlijsting met driehoekig fronton. Brede met stucwerk versierde gevelplaat waarin het opschrift "GASTHUIS ST-ELISABETH". Als bekroning een klassiek entablement met architraaf, fries met trigliefen en guttae en een houten kroonlijst op klossen, waarboven een blinde attiek. Links en rechts een bepleisterde travee van drie bouwlagen met eenvoudige rechthoekige muuropeningen. Het geheel is afgedekt met een leien zadeldak. Hierbij sluit aan de linkerzijde een neoclassicistische vleugel van zeven traveeën aan met dezelfde opstand, eveneens daterend uit de eerste helft van de 19de eeuw. Achterbouw onder een hoog leien schilddak: bakstenen gevels met aangepaste en gedichte kruiskozijnen wijzend op een oudere kern.

Even voorbij de hoofdingang ten zuiden bevindt zich de kapel. Deze is grotendeels te situeren in de 15de eeuw: het oudste gedeelte, waarschijnlijk uit begin 15de eeuw, is het schip; het koor werd begonnen in 1442 en beëindigd in 1460. Namen als Pieter en Herman de Waghemakere, Lambrecht Blydeleven, Nicolaas van den Eynde en Peter Appelmans waren aan de constructie ervan verbonden. Het punttorentje van omstreeks 1565, werd kort daarop door een storm vernield en in 1606 door Jan van Meersen hersteld. In 1622-1629 toevoeging van het zusterkoor aan de zuidzijde (zie datering in gevelplaten van de zuidmuur). De doopkapel dateert van de Franse tijd, de bouw omstreeks 1804 viel samen met de oprichting van een materniteit. Zorgvuldige herstellingswerken werden uitgevoerd in 1941 onder leiding Fritz Van Averbeke; de restauratie van het interieur dateert van 1959-1961.

Hooggotisch zaalkerkje met eenbeukig schip van twee traveeën en dwars geplaatste zijbeuken; koor van twee traveeën en vijfzijdige sluiting geflankeerd door steunberen; zusterkoor van acht en vier traveeën. Leien zadeldaken, hoger opgetrokken boven het koor, met zeszijdig peer- en klokvormig torentje op de kruising. Traditionele lijst- en puntgevels van baksteen en Ledezandsteen opengewerkt met hoge spitsboogramen gevuld met weelderig maaswerk. Kleine onversierde vensters in het zusterkoor. In de westgevel segmentboogpoort waarboven barokke nis met zittende Onze-Lieve-Vrouw van omstreeks 1630. Links en rechts tegen de muur werden grafzerken geplaatst uit de 17de en 18de eeuw. Interieur: zuilen van witte natuursteen met achtzijdig basement en koolbladkapiteel; spitse scheibogen tussen midden- en zijbeuken, schip en koor; oorspronkelijk houten tongewelven, in 18de eeuw voorzien van drukke bepleistering met kruisribben bloemmotieven en engelenhoofden. Zijbeuken en koor met muraalbogen op bewerkte consoles. Koorsluiting met straalgewelf.

Mobilair. Schilderijen: muurschilderingen uit eerste kwart 16de eeuw met voorstelling van een reeks heiligen die ofwel aangeroepen werden ter voorkoming van plagen of ziekten, ofwel iets met geneeskunde te maken hadden; schilderijen van Marten Pepijn (1575-1643), Frans Francken de Jonge (1581-1642), Godfried Maes (1649-1700); verschillende anonieme uit de 16de, 17de en 19de eeuw. Glasramen: twee van 1617 in de linkerzijbeuk; de overige namelijk in de rechter zijbeuk dateren van 1868-1872 uitgevoerd door E. Dujardin en J. F. Pluys; in het zusterkoor recente raampjes uit 1963 door Marc de Groot. Meubilair: preekstoel toegeschreven aan Erasmus Quellin de Oude (1584-1640); biechtstoelen en koorgestoelte respectievelijk van 1644 en 1664; hoofdaltaar toegeschreven aan Artus Quellin de Jonge (1625-1700); zijaltaren naar ontwerp van Engelbert Baets; communiebanken uit de 18de eeuw; orgelkast van 1675-1676 met snijwerk door Peter Meeus en Peter Verbruggen en instrument van 1844 door Loret.

Meer zuidwaarts en palend aan de achtergevels van de Sint-Jorispoort bevindt zich het klooster en de pastorie uit de eerste helft van de 17de eeuw. Ten zuiden van de kapel beidt een korfboogpoort in zandstenen omlijsting toegang tot de binnentuin. De zuidzijde wordt begrensd door drie huisjes van twee à drie traveeën en twee bouwlagen waarvan twee met trapgevel (vijf treden en overhoeks topstuk) en één met lijstgevel, hoger opgaand met getrapte dakkapel (drie treden en overhoeks topstuk). Oostzijde met lijstgevel van zeven traveeën en twee bouwlagen en één getrapte dakkapel. Traditionele bak- en zandsteengevels met rechthoekige aangepaste vensters, verbouwde drielichten in de toppen en een kruiskozijn in de dakkapel ten zuiden, en rechthoekige hardstenen deuromlijstingen met neuten en imposten uit de 19de eeuw. Beëindiging met steigergaten, een holronde daklijst en leien zadeldaken. Tegen de tuinmuur ten noorden: zandstenen Onze-Lieve-Vrouwebeeld met kind op rechterarm rustend op maansikkel met slang. Op de achtergrond: achtergevels van de eenheidsbebouwing aan Sint-Jorispoort en Mechelseplein uit 1825 en volgende, bepleisterd, gekalkt of gedecapeerd. In het midden: monumentale trompetboom.

Ten oosten van eerstgenoemde tuin strekt zich een tweede binnenplaats uit, omgeven door vier vleugels in traditionele bak- en zandsteenstijl onder leien bedaking, met lijstgevels van respectievelijk zeven, zes, negen en zes traveeën en twee bouwlagen Tegen de noordgevel: Calvarie met beelden van zandsteen en hout; het Christusbeeld hangt momenteel in de ontvangstzaal van het klooster. De keuken en achterkeuken zijn volledig bezet met witte verglaasde tegels uit de 17de eeuw of Delftse tegels met taferelen (Calvarie, Wonderbare Visvangst).

De ziekenzalen of het eigenlijk gasthuis bestaan uit verschillende vleugels. Ten oosten van de kapel: gotische ziekenzaal uit de 15de eeuw. Lijstgevels in traditionele stijl, negen traveeën breed en één bouwlaag hoog onder leien zadeldak met steile helling en dakkapellen (nok loodrecht op de kapel). Verbouwde kruiskozijnen met ontlastingsboog. Interieur: twee beuken, gescheiden door een spitsboogarcade opgevangen door zandstenen zuilen met ronde sokkel en polygonaal kapiteel. Prachtig marmeren portaal aan de noordzijde opgericht ter ere van kanunnik I.G. van Gestel, stichter van de Convalescentenfondatie, uit de 17de eeuw: geblokte rondboog waartegen twee Ionische pilasters met gecanneleerde schacht en afgedekt met kornis; hierboven een fries met cartouche en opschrift onder een brede verstekte lijst; een medaillon met borstbeeld omgeven door putti en vruchtenguirlandes bekroont het geheel; houten vleugeldeur met prachtig snijwerk. Tegen de westgevel: borstbeeld van dokter Sommé (1772-1855). In de oostelijke muur: tribune met altaar waar eertijds de mis werd gelezen voor de zieken die hun bed niet konden verlaten.

Haaks op de gotische zaal, bakstenen gebouw van twaalf traveeën en één bouwlaag onder een hoog leien zadeldak waaronder sporen van geprofileerde zandstenen daklijst. Aangepaste vensters en zijpuntgevels met vlechtingen; jaartal 1692 in een cartouche in de bovenzaal doch oudere kern mogelijk volgens plan van Virgilius Bononiensis (1565). Iets voorbij de hoofdingang links klein gebouw, vermoedelijk eveneens opklimmend tot de 17de eeuw: bepleisterde beschilderde voorgevel van vijf traveeën en twee bouwlagen, divers verankerd. Leien schilddak waarin twee dakkapellen. Zij- en achtergevel met geschilderd baksteenparement en gedicht kruiskozijn. De overige vleugels zijn opgetrokken in de 19de eeuw onder leiding van architect Erkes: eenvoudige bakstenen gebouwen afgedekt met leien zadeldaken. Lijstgevels met rechthoekige vensters en rechthoekige of rondbogige deuren waarbij summier gebruik van natuursteen voor puilijsten, lekdrempels, deuromlijstingen.

  • Archief O.C.M.W.: dossiers Sint-Elisabethgasthuis.
  • Stadsarchief Antwerpen, dossier MA#893, plannen 697#117-121 (poortgebouw).
  • GEUDENS E. 1869: L'hopital Ste-Elisabeth d'Anvers à travers les siècles, Annales de l'Académie d'Archéologie de Belgique XVIII, 98-137.
  • PAIS-MINNE E. s.d.: 350 jaar gasthuiswezen te Antwerpen. In Liber Memorialis 350 jaar Collegium Medicum Antwerpiense. 25 jaar Geneeskundige dagen te Antwerpen.
  • PHILIPPEN L. J. M. 1938: De overbrenging van het Antwerpsch gasthuis naar het "Alnetum" in 1238, Antwerpen.
  • S.N. 1970: Antwerpen di scone, nummer 5.
  • S.N. [1977]: Catalogus van de kunstvoorwerpen van de kapel uitgegeven ter gelegenheid van het Rubensjaar, [Antwerpen].

Bron: DE MUNCK-MANDERYCK M., DECONINCK-STEYAERT R. & PLOMTEUX G. met medewerking van LINTERS A. 1979: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nb, Brussel - Gent.
Auteurs:  Plomteux, Greet; Steyaert, Rita; Manderyck, Madeleine
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. & Manderyck M. 1979: Sint-Elisabethgasthuis [online], https://id.erfgoed.net/teksten/5336 (geraadpleegd op ).


Samenstel van twee huizen ()

Nummers 43-45. Samenstel van twee huizen uit de eerste helft van de 19de eeuw, in totaal zeven traveeën en drie bouwlagen onder leien zadeldak. Bepleisterde, beschilderde lijstgevel met verkleinende ordonnantie afgesloten met een eenvoudige kroonlijst op klossen. Rechthoekige vlak omlijste vensters met individuele lekdrempels van arduin. Achterbouw onder vernieuwd hoog leien schilddak: beschilderde bakstenen gevels met aangepaste en gedichte kruiskozijnen wijzend op oudere kern.


Bron: DE MUNCK-MANDERYCK M., DECONINCK-STEYAERT R. & PLOMTEUX G. met medewerking van LINTERS A. 1979: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nb, Brussel - Gent.
Auteurs:  Plomteux, Greet; Steyaert, Rita; Manderyck, Madeleine
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. & Manderyck M. 1979: Sint-Elisabethgasthuis [online], https://id.erfgoed.net/teksten/281281 (geraadpleegd op ).

Onderhoud wegens Gemeentefusies 2025

In de eerste week van januari voeren we aanpassingen door voor de gemeentefusies van 1 januari 2025. De toepassing kan tijdelijk offline zijn of onvolledige zoekresultaten tonen. Vanaf maandag 6 januari is alles weer volledig beschikbaar.