Laatclassicistisch herenhuis dat vermoedelijk opklimt tot het eerste kwart van de 19de eeuw, en dat door de laatste privé-eigenaar notaris Albert Van der Schoot werd verkocht aan de Société Anonyme des Bains Anversois. Deze maatschappij was opgericht op initiatief van de arts en politicus Emile Descamps, met als de doel de bouw van een privé-zwembad. In december 1895 verleende het stadsbestuur zijn goedkeuring aan dit initiatief, waarvoor aanvankelijk een stadsgrond tussen de Lambermontstraat en de Vrijheidstraat in de wijk Zuid naar voor werd geschoven. Op zoek naar een geschikt model, ondernamen de initiatiefnemers vervolgens de nodige studiereizen. De Bains Anversois werden uiteindelijk onder leiding van de architect Joseph Hertogs opgetrokken achter het bewaarde hotel Van der Schoot in de Lange Gasthuisstraat, waarvan de gevel werd aangepast. Met twee overdekte zwembaden, een hamam, medicinale, stortbaden en een gymnasium, besloeg het complex het volledige perceel. Het ontwerp dateerde al van 1898, maar het badhuis opende pas zijn deuren in februari 1901. Dit laatste werd in 1974-1975 gesloopt voor een nieuwbouwkantoor.
De Bains Anversois maakt deel uit van het rijpe oeuvre van Joseph Hertogs, die als een van de meest succesvolle architecten in Antwerpen geldt, actief van omstreeks 1885 tot zijn overlijden in 1930. Zijn loopbaan in dienst van de vermogende, overwegend liberale mercantiele burgerij, leverde een vijfhonderdtal woningen en openbare gebouwen op. Deze evolueren van eclecticisme en neorenaissance, naar een klassiek geïnspireerde beaux-artsstijl. Begin jaren 1890 liet Hertogs zich opmerken met het verdwenen Zeemanshuis uit 1890-1891 aan de Ankerrui, en de synagoge Shomre Hadass uit 1891-1893 in de Bouwmeestersstraat. Omstreeks de eeuwwisseling, zijn rijpe periode, vermengde de architect diverse neostijlen tot een eclectisch idioom, en drukte met monumentale bouwwerken als het Hansahuis op de hoek van Suikerrui en Ernest Van Dijckkaai, en Grands Magasins Leonhard Tietz aan de Meir zijn stempel op het Antwerpse stadsbeeld.
Het gebouw met een gevelbreedte van vijf traveeën, omvat drie bouwlagen onder een leien zadeldak. De bepleisterde en beschilderde, laatclassicistische lijstgevel, met aanpassingen uit 1898-1901, rust op een plint uit blauwe hardsteen. Horizontaal geleed door de puilijst, en volkomen symmetrisch van opzet, legt de compositie de klemtoon op het middenrisaliet met de koetspoort, later het hoofdportaal van het badhuis. Het driehoekige fronton van de topgeleding is in het timpaan versierd met een waterkruik, verwijzend naar de badhuisfunctie. Waar de pui als sokkel wordt geaccentueerd door schijnvoegen uitstralend boven de muuropeningen, ritmeren kolossale, ingediepte pilasters de bovenbouw. De door Hertogs toegevoegde zijportalen met entablement en ronde oculus als bovenlicht in de uiterste traveeën, boden respectievelijk toegang tot de stortbaden en de privé-woning op de bovenverdiepingen. Verder beantwoordt de opstand aan een regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit registers van rechthoekige muuropeningen, op de begane grond met lekdrempel op voluutconsoles, en op de bovenverdiepingen in vlakke hardstenen omlijstingen met doorgetrokken lekdrempels. Smeedijzeren leuningen uit de bouwperiode en entablementen accentueren de bel-etage. Een klassiek hoofdgestel met gelede architraaf, fries en kroonlijst op klossen vormt de gevelbeëindiging. Smeedijzeren vleugeldeur van het hoofdportaal uit 1898, en houten deur- en vensterschrijnwerk.
Het verdwenen badhuis bestond uit een klein zwembad tweede klasse van 10 bij 16 m, en een groot zwembad eerste klasse met gescheiden afdelingen voor dames en heren van 10,5 bij 32 m, beide omringd door ijzeren galerijen met kleedhokjes over twee niveaus en overdekt door een ijzeren spantconstructie. Het grote zwembad werd geflankeerd door een wintertuin en hammam met stoombaden, massage- en rustcabines op de begane grond, en medische inhalatie-, elektrische, en lichtbaden, aangevuld met een Zweeds gymnasium op de verdieping. De voorbouw huisvestte gelijkvloers de inkomhal met kassa en linnenkamer, een kantoor en wachtkamer, geflankeerd door de stortbaden met aparte toegang. De verwarmingsinstallatie met schoorsteen achteraan op het perceel, de wasserij, droog-, strijkplaats en keuken van de ‘limonadier’ bevonden zich ondergronds.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Braeken J. 2017: Voormalig badhuis Bains Anversois [online], https://id.erfgoed.net/teksten/203522 (geraadpleegd op ).
Voormalig hotel Gevers, modo Van de Wiel, modo Osy. Zetel van de Bank van Antwerpen van 1826 af. In 1893 omgebouwd tot stedelijk zwembad. In 1975 ingericht als kantoorruimte. Classicistisch breedhuis van vijf traveeën, drie bouwlagen en leien zadeldak. In kern opklimmend tot de 18de eeuw doch grotendeels verbouwd in de eerste helft van de 19de eeuw. Begane grond met bossagewerk uitstralend rond vensters en deuren en afgesloten met gekorniste puilijst. Bepleisterde bovenbouw geritmeerd door kolossale pilasters met verdiepte schacht, links en rechts van middenrisaliet en op de beide hoeken. Rechthoekige vensters in omlijsting van platte banden met rechte waterlijst op de hoofdverdieping In het risaliet, derde bouwlaag driehoekig frontonnetje met cartouche als onderbreking van de gelede architraaf. Hierboven, vlak fries, kordongordel en houten kroonlijst op klossen. Rechthoekige deur in risaliet en twee kleine rechthoekige deuren in eerste en tweede travee onder gekorniste waterlijst en radvenster.
Bron: DE MUNCK-MANDERYCK M., DECONINCK-STEYAERT R. & PLOMTEUX G. met medewerking van LINTERS A. 1979: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nb, Brussel - Gent.
Auteurs: Plomteux, Greet; Steyaert, Rita; Manderyck, Madeleine
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. & Manderyck M. 1979: Voormalig badhuis Bains Anversois [online], https://id.erfgoed.net/teksten/5339 (geraadpleegd op ).