Bankgebouw in beaux-artsstijl gebouwd in opdracht van de Société Hypothécaire Belge, naar een ontwerp door de architecten Vincent Cols en Jules De Roeck uit 1927. Het project kwam in twee versies tot stand, waarvan de eerste uit juli 1927 slechts twee bouwlagen telde onder een pseudo-mansarde, en de definitieve uit november-december 1927 drie bouwlagen onder een plat dak. Het gebouw werd opgetrokken in 1928.
Opgericht in 1912, maakte het architectenbureau Cols en De Roeck in de jaren 1920 vooral naam met tuinwijken en woningen voor een bemiddeld cliënteel, aanvankelijk overwegend in traditionalistische stijl, later ook met invloeden van de art deco. Tot de belangrijkste realisaties uit de late jaren 1920 behoren het Century Hotel aan de De Keyserlei, de automobielfabriek van de Ford Motor Company op de Noorderlaan, en de parochiekerk Onze-Lieve-Vrouw Middelares en Heilige Lodewijk in Berchem. Omstreeks 1930 verplaatste het zwaartepunt van hun architectuurproductie zich naar grootschaliger bouwprojecten als bedrijfs-, kantoor- en appartementsgebouwen, in een meer eigentijdse vormentaal met gebruik van nieuwe materialen en technieken. Actief tot 1965, bracht het architectenbureau ook in de naoorlogse periode nog een indrukwekkende oeuvre residentiële en bedrijfsarchitectuur tot stand.
Met een gevelbreedte van zes traveeën, omvat het gebouw drie bouwlagen onder een plat dak. De lijstgevel onderscheidt zich door vlak behandeld parement met geprofileerde plint uit witte natuursteen, en gebruik van blauwe hardsteen voor de poort- en vensteromlijstingen, lateien en lekdrempels. Regelmatig en sober van opzet, legt de compositie de klemtoon op het gedesaxeerde, verdiepte portaalrisaliet in de voorlaatste travee, bekroond door een gebogen pseudo-fronton. Naar midden-18de-eeuws voorbeeld wordt dit laatste gemarkeerd door een hardstenen frontispice in neorococostijl. Bij de spiegelboogpoort in kwarthol geprofileerde omlijsting met neuten, imposten en cartouchesleutel, sluit een gegolfd balkon met smeedijzeren borstwering aan, en een steekboogvenster in geriemde omlijsting met oren en gebogen waterlijst op gestrekte uiteinden. Verder registers van rechthoekige vensters, getralied op de begane grond, met individuele lekdrempels en ingediepte borstweringen op de eerste verdieping, en kordonvormende lekdrempels op de tweede. Een gelede architraaf en een houten kroonlijst vormen de gevelbeëindiging. Houten vleugeldeur met smeedijzeren waaier; smeedijzeren parapetten op beide bovenverdiepingen.
Het complex omvat een hoofdvolume ontsloten door een centraal ingeplante traphal met lift, waartegen achteraan een lokettenzaal aanleunt, met bovenlicht en de kofferzaal in de ondergrond. Volgens de bouwplannen biedt de begane grond ruimte aan een kantoor met wachtzaal naast de vestibule, en kantoren rond de lokettenzaal. Op de bovenverdiepingen bevinden zich telkens vier grote kantoorruimten. De conciërgewoning beslaat over drie bouwlagen de rechter travee, met eigen traphal.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1927#27959 en 1927#28812.