Burgerhuis in eclectische stijl met neorenaissance-inslag, gebouwd in opdracht van Edouard Leclef, naar een ontwerp door de architect Ernest Pelgrims uit 1901, opgetrokken in 1902. De bouwheer is mogelijk te identificeren als de wisselagent Edouard François Leclef (Antwerpen, 1852-Antwerpen, 1909), jongste zoon van de architect Heliodore Leclef (Antwerpen, 1811-Antwerpen, 1878) en echtgenoot van Marie De Bruyn (1855-1937). Het gezin had drie zonen en een dochter geboren tussen 1884 en 1889. In 1907 liet deze door Pelgrims een burgerhuis en kantoorpand optrekken in de Schuttershofstraat, achter het vroegere ouderlijk huis.
Het hotel Leclef is representatief voor het vroege oeuvre van Ernest Pelgrims, die actief was vanaf omstreeks 1890, tot zijn overlijden in 1927. Zijn residentiële architectuur, aanvankelijk in neo-Vlaamserenaissance-stijl of het conventionele neoclassicisme, evolueerde tijdens de jaren vóór de Eerste Wereldoorlog naar een vrij pompeuze beaux-artsstijl. Tot zijn belangrijkste realisaties uit deze periode behoren het hotel Vanden Bussche aan de Arthur Goemaerelei. In zijn landhuizen paste hij op hetzelfde moment de cottagestijl toe, waarvan het imposante kasteel Nottebohm te Brecht als een representatief voorbeeld geldt. Uit het vroege interbellum dateert het monumentale gevelfront van het warenhuis Grand Bazar aan de Groenplaats, dat Pelgrims samen met Edouard Van Opstal ontwierp.
Met een gevelbreedte van twee traveeën, omvat de rijwoning een souterrain en drie bouwlagen onder een mansardedak. De lijstgevel heeft een parement uit roomkleurige Silezische brikken, met gebruik van blauwe hardsteen en witte natuursteen voor de plint, waterlijsten, deur- en vensteromlijstingen en de dakkapel. Horizontaal geleed door waterlijsten en kordonvormende lekdrempels en axiaal van opzet, legt de compositie de klemtoon op de bovenbouw, gevat in een rechthoekig spaarveld. Deze wordt gemarkeerd door gestapelde drielichten met bewerkte posten, entablementen en borstweringen, op de tweede verdieping versierd door een cartouche met bouwjaar “1902” tussen boogvelden met waaier. Een gebroken driehoekig fronton vormt de bekroning, waarvan de centrale dakkapel met rondboogtweelicht, eveneens is afgewerkt met gebroken driehoekig fronton, bewerkt topstuk en gebogen fronton. Portaal in de rechter travee, omlijst door een entablement op pilasters met wortelmotief, en bekroond door een bovenlicht met voluten en driehoekig fronton. De flankerende drielichten van begane grond en souterrain zijn verbouwd tot winkelpui. Een gebroken houten kroonlijst op metopen en trigliefen vormt de gevelbeëindiging.
- Stadarchief Antwerpen, bouwdossier 1901#1323; foto FOTO-OF#6695.