Imposant herenhuis in neo-Vlaamserenaissance-stijl, naar een ontwerp door de architecten Léonard en Henri Blomme uit 1880. Opdrachtgever was Joseph Van Put, echtgenoot van Elisabeth Spruyt (1847-1928). Samen met zijn broer Emile leidde hij de graanhandel J.C. Van Put & Cie, opgericht door hun vader Antwerps burgemeester Jozef Cornelis Van Put (Hoboken, 1811-Antwerpen, 1877). Tot het bouwproject behoorde een burgerhuis op het rechts aanpalende perceel, met een verwant maar eenvoudiger opzet. Dit laatste werd in 1920 samengevoegd met het tot bank getransformeerde herenhuis, en daartoe grondig verbouwd. Opdrachtgever van deze ingreep was de in 1903 opgerichte Société Hypothécaire Belge, de latere Ippa Bank. Architect Nestor Gerard, die de eerste verbouwingsontwerpen tekende overleed nog vóór de werken van start gingen, waarna de architecten Charles en Henri Janssens het project overnamen. Behalve de verbouwing van het interieur, werd de gevel van het vroegere burgerhuis heropgebouwd in dezelfde ordonnantie als het herenhuis. De Ippa Bank bleef tot 1990 in het pand gevestigd, dat vervolgens tot 2006 dienst deed als politiekantoor. Verkocht aan een projectontwikkelaar in 2007, werd het gebouw tussen 2010 en 2014 naar ontwerp van het architectenbureau Veelaert Architecten gerenoveerd tot wooncomplex met kantoorruimte, de Residentie Belvedere.
Het hotel Van Put behoort tot het vroegste gemeenschappelijke oeuvre van de gebroeders Blomme, die tussen 1876 en 1906 voor tal van bouwprojecten samenwerkten. Daarnaast voerden beiden ook in eigen naam belangrijke architectuuropdrachten uit, en bekleedde Léonard Blomme van 1869 tot 1899 het ambt van provinciaal architect voor het arrondissement Mechelen. Tot hun belangrijkste gezamenlijke realisaties behoren het Jongensweeshuis uit 1876-1881 in de Durletstraat, het Gemeentehuis van Borgerhout uit 1886-1889, en tijdens de jaren 1890 een reeks vastgoedprojecten voor de Naamlooze Maatschappij voor het Bouwen van Burgershuizen in de wijk Zurenborg. Het hotel Van Put is een representatief voorbeeld van de neo-Vlaamserenaissance-architectuur, die de gebroeders Blomme consequent toepasten voor hun openbare gebouwen. In hun privé-opdrachten werd de pittoreske stijl, afgewisseld met ontwerpen in een destijds conventioneel neoclassicisme.
Het imposante gebouw met een gevelbreedte van oorspronkelijk zeven en sinds 1920 negen traveeën, omvat een souterrain en drie bouwlagen onder een leien zadeldak. Monumentaal van opzet, onderscheidt het gevelfront zich door een polychroom parement uit rood baksteenmetselwerk in kruisverband met knipvoegen, overvloedig gebruik van witte natuursteen voor waterlijsten, speklagen, hoekkettingen, deur- en vensteromlijstingen, negblokken, kruis- en kloosterkozijnen, borstweringen, pilasters, de erker en het dakvenster, en van blauwe hardsteen voor de zwaar geboste plint. Nadrukkelijk horizontaal geleed door waterlijsten en kordonvormende lekdrempels, en oorspronkelijk asymmetrisch van opzet, legt de compositie de klemtoon op het vijf traveeën brede zijrisaliet. Dit laatste beantwoordt aan een axiaal schema, op de eerste verdieping geaccentueerd door een driezijdige erker met colonnetten en bekronend balkon voorzien van siersmeedwerk. Daarvan is het entablement versierd met siervazen in een rankwerdecor, en de geprofileerde basis met de Mercuriusstaf, de boeg van een binnenschip en bundels korenaren. Deze ornamenten verwijzen naar de graanhandel van bouwheer Joseph Van Put. Begane grond en tweede verdieping van het risaliet onderscheiden zich als pseudo-loggia door halfzuilen en pilasters, respectievelijk met Dorisch en composiet kapiteel; leeuwenkoppen en overhoekse fialen sieren de hoekpenanten. Een monumentaal dakvenster geïnspireerd op de geveltop van het Antwerpse stadhuis vormt de bekroning, verrijkt met pilasters, klauwstukken, een gebroken driehoekig fronton waarin een rolwerkcartouche met een bundel korenaren, fakkels en een obelisk op top. Het in een frontispice gevatte portaal markeert de linker travee: getoogde koetspoort in geriemde omlijsting met schamppalen, bekroond door een tweelicht met voluten en gebroken fronton. Hierbij sluit een halfrond balkon aan, met balustrade, siervazen op de postamenten, en knorren op de gebuikte basis. Verder registers van kruis- en kloosterkozijnen met ontlastingsboog en diamantkoppen op de begane grond, en rechthoekige vensters in geriemde omlijsting met entablement en onderdorpel op de bovenverdiepingen, de middenpartij van het risaliet verrijkt met voluten en driehoekige frontons. Tot de meest opvallende ornamenten behoren ruitvormige schilden met strik tussen gevleugelde putti op de borstwering van de tweede verdieping in de twee linker traveeën. De ordonnantie van deze laatste gevelpartij werd in 1920 gedupliceerd voor de twee toegevoegde rechter traveeën, waardoor een symmetrisch gevelfront met middenrisaliet ontstond. Een klassiek hoofdgestel met gekorniste houten kroonlijst op bewerkte modillons vormt de gevelbeëindiging. Fraaie bewerkte houten vleugeldeur en sierlijke gesmede ijzeren tralies in souterrain en pui.
Het gebouw bestaat uit een hoofdvolume en een ondiepe achterbouw, die daar aan de tuinzijde bij aanleunt. Daarvan wordt de tuingevel in bak- en natuursteenbouw gemarkeerd door een halsvormige geveltop en een vierkante toren met tentdak op de hoeken.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Braeken J. 2017: Herenhuis in neo-Vlaamserenaissance-stijl [online], https://id.erfgoed.net/teksten/203591 (geraadpleegd op ).
Imposant kantoorgebouw, eertijds zogenaamd "Het Blauwe Kruis", nu toebehorend aan de IPPA. Neo-Vlaamse renaissance, bak- en zandstenen lijstgevel van zeven traveeën en drie bouwlagen onder leien zadeldak, daterend uit het vierde kwart van de 19de eeuw. Verticale ritmering door drie traveeën breed middenrisaliet met brede erker op de tweede bouwlaag, boven de daklijst bekroond door verscheidene boven elkaar geplaatste frontons, waarin obelisken en hermefiguren. Brede puilijst, doorgetrokken dorpels, kordons, waterlijstjes en kroonlijst op klossen geven een horizontaliserend karakter. Pseudo-kruisvensters, op de begane grond voorzien van hekken; bovenvensters gemarkeerd door waterlijstjes en negblokken. Steekboogvormige vleugeldeur gevat in een zandstenen geprofileerde lijst, waarboven een gekoppeld bovenlicht met vleugelstukken, onder een waterlijst, waarop een gebogen balkon.
Bron: DE MUNCK-MANDERYCK M., DECONINCK-STEYAERT R. & PLOMTEUX G. met medewerking van LINTERS A. 1979: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nb, Brussel - Gent.
Auteurs: Plomteux, Greet; Steyaert, Rita; Manderyck, Madeleine
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. & Manderyck M. 1979: Herenhuis in neo-Vlaamserenaissance-stijl [online], https://id.erfgoed.net/teksten/5383 (geraadpleegd op ).