Teksten van Hotel Arnould du Bois de Vroylande

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/5391

Hotel Arnould du Bois de Vroylande ()

Het voormalige hotel Arnould du Bois de Vroylande, dat in kern opklimt tot de 16de en 17de eeuw, en tijdens het tweede kwart van de 18de eeuw werd heropgebouwd door Jan Pieter van Baurscheit de Jonge, herbergt sinds 1834 het Instituut Dames van het Christelijk Onderwijs. De huidige schoolgebouwen vormen een complex geheel gegroepeerd rondom een binnenplaats en een ruime tuin, begrensd door de Lange Nieuwstraat en de Cellebroedersstraat, met een servitudetoegang aan de Meir. Het complex beslaat een groot gedeelte van dit bouwblok, dat aan de zijde van de Eikenstraat wordt ingenomen door het Osterriethhuis.

Historiek en context

Het hotel Arnould du Bois de Vroylande ontstond uit een samenstel van twee voorname herenhuizen die in kern opklommen tot de 16de en 17de eeuw, en het godshuis Onze-Lieve-Vrouw van Loretto. De Portugese diplomaat Garcia de Yllan kocht het eigendom in 1641 van de Spaanse koopman Diego Pardo. Van 5 augustus tot 23 december 1654 ontving hij in zijn residentie koningin Christina van Zweden, die afstand had gedaan van de kroon om zich tot Rooms-katholicisme te bekeren. De herenwoning kwam in 1739 via erfenis in het bezit van Catharina Ludovica van Colen (†1744), echtgenote van Arnould Henri Jean du Bois de Vroylande (1706-1757). Deze laatste liet het complex met hoofdgebouw aan de Lange Nieuwstraat en koetspoort aan de Cellebroedersstraat, tussen 1740 en 1751, grotendeels heropbouwen en herinrichten, naar ontwerp van Jan Pieter van Baurscheit de Jonge. De voorgevel kwam tot stand in 1748, de tuingevel in 1751.

Het hotel werd in 1834 door de toenmalige eigenaar William Wood verkocht aan Agathe Verhelle, overste van de kloosterorde Dames van het Christelijk Onderwijs (Dames de l’Institution Chrétienne), die hier een meisjesschool stichtte. Uitbreidingen van het complex volgden in 1865, 1869 en 1886. Op 27 november 1944 verwoestte een V2-bom de voorbouw en delen van de binnenplaats van het vroegere hotel, die in 1949-1952 onder leiding van de architect Jan Smits naar de oorspronkelijke toestand werden heropgebouwd. Tegen de oostvleugel van de binnenplaats bouwde Smits een nieuwe vleugel met feestzaal en kapel, waarin een laat-18de-eeuws interieur (1789) in rococostijl (marmeren altaar, communiebanken, houten koorgestoelte met grisailles en doksaal) werd geïntegreerd. Dit laatste was afkomstig van de gesloopte bernardinnenkapel van het Doornzeleklooster, de Gentse vestiging van de Dames van het Christelijk Onderwijs. De glas-in-loodramen van de kapel door het atelier Crespin-Calders, met voorstelling van heiligen, het Heilig Hart, de Calvarieberg en de sacramenten, dateren uit 1951-1958. In september 2018 verhuist het Instituut Dames van het Christelijk Onderwijs naar een nieuwbouw op de site van het Onze-Lieve-Vrouwecollege aan de Frankrijklei. Het complex wordt in 2019-2021 gerenoveerd tot wooncomplex door het architectenbureau Bold Architecten. Van de schoolgebouwen blijven enkel het 18de-eeuwse hotel en de tuinvleugel behouden, alle overige vleugels waaronder de kapel worden gesloopt.

Het hotel Arnould du Bois de Vroylande behoort tot het rijpe oeuvre van Jan Pieter van Baurscheit de Jonge, ontstaan op het hoogtepunt van zijn artistieke ontwikkeling. Vrijwel gelijktijdig met het hotel herbouwde de architect de buitenplaats die Arnould Henri Jean du Bois in 1745 van zijn vader geërfd had, Sorghvliedt in Hoboken, en in opdracht van diens jongere broer en zus “De Grooten Robijn” hogerop in de Lange Nieuwstraat, en het hotel douairière van Susteren-du Bois, het huidige Osterriethhuis aan de Meir. In dezelfde periode kwam ook het vorstelijke hotel Joan Alexander van Susteren, het huidige Koninklijk Paleis op de Meir tot stand. Een gevelontwerp van het hotel Arnould du Bois de Vroylande toegeschreven aan Van Baurscheit wordt bewaard in het Stadsarchief van Antwerpen, en twee varianten mogelijk van een medewerker maken deel uit van de collecties van het Museum Plantin-Moretus/Prentenkabinet. Ondanks verschillende bouwperiodes en -stijlen behield het hotel zijn verfijnd en voornaam karakter, en vormt tot op vandaag een harmonieus geheel met respect voor de verschillende bouwfazen.

Architectuur

Voorgevel

De brede lijstgevel op een sokkel met getoogde keldermonden, omvat twaalf traveeën en drie bouwlagen onder hoog oplopend zadeldak (leien, nok parallel aan straat). In oorsprong bepleisterd en beschilderd met een frontispice uit blauwe hardsteen geleverd door J.B. Lisse uit Feluy, werd de gevel in 1949-1952 heropgebouwd met een verankerd parement uit witte natuursteen. De voor Van Baurscheit ongebruikelijke asymmetrische opbouw met een risaliet en twee ongelijke flankerende vleugels - links vijf en rechts vier traveeën - was noodzakelijk, aangezien de structuur van het oude gebouwencomplex uit de 16de tot de 17de eeuw bleef bestaan. Sober van uitwerking zijn de zijvleugels, op de eerste en tweede bouwlaag opgebouwd uit hoge, getoogde vensters met geprofileerde dagkanten en schelpvormige sluitstenen. De lage derde bouwlaag is uitgewerkt als mezzanine met haast vierkante vensters. De vlakke gevel wordt gemarkeerd door het licht vooruitspringende en plastisch behandelde poortrisaliet van drie traveeën, met dragende architecturale delen uit blauwe hardsteen. Op de begane grond wordt de spiegelboogpoort, in een brede, kwarthol geprofileerde omlijsting met weelderig bewerkte rocaillesleutel, geflankeerd door twee getoogde vensters in geriemde omlijsting met schelpsleutel. Het geheel is monumentaal gevat tussen vier vrijstaande Toscaanse zuilen met een voetstuk en een abacus waarop trigliefen en guttae, die het brede balkon met sierlijke smeedijzeren borstwering van de eerste verdieping dragen. Hierbij sluiten drie balkondeuren aan, de zijlichten getoogd in een weelderige schouderboogvormige omlijsting met rocaille. De gelijkaardig omlijste centrale spiegelboogdeur met gekorniste, gestrekte waterlijst waarop een rocaillefronton, is gevat in een brede, verdiepte, kwarthol geprofileerde rondboognis met schelpornamenten en -sleutel die het bovenlicht vrijlaat. Deze wordt omlijst door een spiegelboogveld met vleugelstukken en imposten, en is vergelijkbaar met de frontispice van het Osterriethhuis. Twee kleine rechthoekige vensters in omlopende, geprofileerde omlijsting, flankeren de frontispice in de topgeleding. Een klassiek hoofdgestel met gelede architraaf en gekorniste geprofileerde kroonlijst vormt de gevelbeëindiging. Het risaliet wordt bekroond door een driehoekig fronton waarin een ronde, omlijste oeil-de-boeuf met sluitsteen, dat rust op gekoppelde consoles. Houten vleugeldeur met rocaille op de makelaar en tussendorpel, en vensterschrijnwerk met kleine roeden.

Binnenplaats

Gesloten, geplaveide, rechthoekige binnenplaats, omzoomd door verankerde, bepleisterde en beschilderde lijstgevels op een hardstenen plint, twee bouwlagen hoog onder leien zadeldaken. De opstanden vormen een heterogene mengeling van behouden barokke elementen uit de tweede helft van de 17de eeuw, en door Van Baurscheit ontworpen rococo-elementen uit het midden van de 18de eeuw. Het geheel ontleent een zekere uniformiteit aan de hoge rechthoekige vensters met kleine roedeverdeling, de doorlopende geprofileerde kroonlijst en de dakkapellen met vleugelstukken en gebogen fronton. De heropgebouwde noord- en oostgevel vertonen een eenvoudige ordonnantie, naar de straat toe geopend door een laatbarokke galerij met drie brede rondbogen met voluutsleutel op hardstenen Toscaanse zuilen en consoles.

De merkwaardige, ontpleisterde, zandstenen westgevel van de binnenplaats, in een karakteristiek Antwerpse laatbarokstijl uit de tweede helft van de 17de eeuw, wordt op de begane grond geopend door eenzelfde, later gedichte Toscaanse galerij van vier rondbogen. Op de tweede bouwlaag, rechthoekige vensters met balustrades gevat in een grillige, plastische barokomlijsting met flankerende voluten, waarop een gekorniste, gestrekte waterlijst. De bovenlichten met grillige, omlopende, geprofileerde omlijsting, zijn eveneens voorzien van flankerende vleugelstukken en bekroond door een gebogen waterlijst met gestrekte uiteinden.

De zuidgevel van de binnenplaats wordt geflankeerd door twee polygonale, 16de-eeuwse traptorens, vermoedelijk in traditionele bak- en zandsteenbouw. Fraaie hardstenen barokpoort in de middenas, gevormd door een geblokte, geprofileerde rondboog met sluitsteen, omlijst door pilasters en een gebroken, gebogen fronton op voluutconsoles. De centrale, omlijste spiegelboognis met waterlijst, waarin een 18de-eeuws Mariabeeld, rust op een cartouche met opschrift: “HUIUS AEDIS RESTAURATIO MDCCXXX”, dat verwijst naar het begin van de heropbouwwerken door Van Baurscheit. Hierboven een fraai smeedijzeren balkon op voluutconsoles, en een spiegelboogvormige balkondeur in hardstenen, kwarthol geprofileerde omlijsting met rocaillesleutel en -zwikken, onder een gebogen waterlijst op gestrekte uiteinden, van omstreeks 1750.

Tuingevel

De zuidgevel in sobere rococostijl aan de tuinzijde van het herenhuis, is waarschijnlijk eveneens ontworpen door Jan Pieter van Baurscheit, opgetrokken in 1751. Bepleisterde en beschilderde op een sokkel met getoogde keldermonden, elf traveeën breed en twee bouwlagen onder een hoog oplopend leien zadeldak. Strenge ordonnantie met een middenrisaliet van drie traveeën, centraal gemarkeerd door een frontispice. Hoge rondboogdeur en spiegelboogvormige deurvenster in een kwarthol geprofileerde hardstenen omlijsting met rocaillesleutel, verbonden door het balkon met voluutconsoles en smeedijzeren borstwering. Een driehoekig fronton waarin een ronde oculus vormt de bekroning. Verder sobere, symmetrische ordonnantie met hoge rechthoekige vensters op lekdrempels, en een klassiek hoofdgestel. Centraal dakruitertje, twee schouwen op de hoeken en twee houten dakkapellen onder met vleugelstukken en gebogen waterlijst op gestrekte uiteinden.

Interieur. Tot de weinige interieuronderdelen die aan de oorlogsverwoesting ontsnapten, behoort de zogenaamde Christinazaal aan de tuinzijde, waarvan het rococo-plafond is versierd met stucwerk en een illusionistische beschildering (het geheel waarschijnlijk overschilderd). Typisch decoratief vocabularium met schelpmotieven, bloemenranken en vruchtenslingers. In het midden een ovalen medaillon waarbinnen een ballustrade in trompe-l'oeil met siervazen en putti. Oorspronkelijke schouw in roodbruin marmer. Verder bleef een keuken in het souterrain bewaard, volledig bekleed met figuratieve tegels, uitgerust met een ingebouwde houten schapraai.

Tuinvleugel

Aan de zuidzijde wordt de tuin afgesloten door een langgerekte vleugel van twaalf traveeën en drie bouwlagen. De begane grond bestaat uit barokke, hardstenen rondbooggalerij op Toscaanse zuilen met waterlijsten en sluitstenen, afgewerkt door een trigliefenfries, uit de tweede helft van de 17de eeuw. De middenas onderscheidt zich door een ,geblokte rondboog, bekroond door een gestrekt entablement op voluutconsoles. De gevelsteen met jaartal 1739, verwijst vermoedelijk naar het jaar waarin het hotel door erfenis in het bezit kwam van de familie Du Bois. De bepleisterde en beschilderde bovenverdiepingen hebben een neoclassicistisch uitzicht uit de tweede helft van de 19de eeuw, opgebouwd uit registers van rechthoekige vensters met lekdrempel en een klassiek hoofdgestel, gemarkeerd door een drie traveeën breed middenrisaliet onder een driehoekig fronton.

  • Museum Plantin-Moretus/Prentenkabinet, AV.1233.1-2 tot AV.1233.2-2 (ontwerptekeningen hotel Arnould du Bois door Jan Pieter van Baurscheit).
  • Onroerend Erfgoed Antwerpen, beschermingsdossier DA000489, Antwerpen: Lange Nieuwstraat 94: Sint-Barbaragodshuis en interieur van de refter met het binnenpleintje.
  • Stadsarchief Antwerpen, Iconografie 45 b/30 (ontwerptekening hotel Arnould du Bois de Vroylande); bouwdossiers 18#25977, 18#29943, 18#30121, 1402#31 en 1402#33; foto's FOTO-OF#6701, FOTO#11181 en FOTO#11178.
  • BAUDOUIN F. 1952: De bouwkunst Antwerpen in de achttiende eeuw, Antwerpen, 194-195.
  • BAUDOUIN F. 1995: Jan Peter van Baurscheit de jonge, architect, 1699-1768, Lira Elegans 4, 239-255.
  • SN 1969: Antwerpen die scone, nummer 7.

Auteurs:  Plomteux, Greet; Steyaert, Rita; Manderyck, Madeleine; Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Hotel Arnould du Bois de Vroylande [online], https://id.erfgoed.net/teksten/203613 (geraadpleegd op ).


Hotel du Bois ()

Voormalig Hotel du Bois, heden schoolgebouw der Dames van het Christelijk Onderwijs. Complex geheel van gebouwen heden bestaande uit een brede voorbouw aan de straatzijde met rechtstreekse centrale doorgang naar de achterliggende binnenkoer; laatstgenoemde omzoomd door zijvleugels en achterbouw, uitziend op de tuin, waarin achteraan een bewaarde galerij.

Ontstaan uit twee voorname herenhuizen (16de tot 17de eeuw) en het godshuis Onze-Lieve-Vrouw van Loretto werd het gehele complex tussen 1739 en 1751 in opdracht van de familie du Bois door J. P. Van Baurscheit de jonge (1699-1768) vernieuwd, heringericht en van een nieuwe voor- (1748) en tuingevel (1751) voorzien. In 1834 door Agnes Verhelle aangekocht, die er de huidige school stichtte. Wettelijk beschermd in 1942, werd het gebouw sterk vernield door V-bommen in 1944-45. Voor- en oostgevel getrouw heropgericht in 1949-52 onder leiding van architect J. Smits (486).

Ondanks verschillende bouwperiodes en -stijlen behield het hotel zijn verfijnd en voornaam karakter en vormt heden een harmonieus geheel met respect voor de verschillende bouwfazen. Voorgevel aan de straat. Brede lijstgevel op sokkel met getoogde keldermonden; twaalf traveeën en drie bouwlagen onder hoog oplopend zadeldak (leien, nok parallel aan straat), heden met witstenen parement, in oorsprong echter mogelijk bepleisterd en beschilderd. De voor Van Baurscheit ongebruikelijke asymmetrische opbouw met centraal risaliet en twee ongelijke flankerende vleugels, links vijf traveeën en rechts vier traveeën, was noodzakelijk aangezien het oudere complex gebouwen (16de tot 17de eeuw) grotendeels bleef bestaan; vandaar de sobere uitwerking der zijvleugels, eerste en tweede bouwlaag voorzien van hoge, licht getoogde vensters met kleine roedeverdeling, geprofileerde omlijstingen en schelpvormig bewerkte sleutels. Derde bouwlaag uitgewerkt als mezzanino met kleine eenvoudige rechthoekige vensters. Vlakke gevel gemarkeerd door het licht vooruitspringend en plastisch behandeld poortrisaliet van drie traveeën (487), met dragende architecturale delen van hardsteen. Op de begane grond een brede poort met een weelderig geprofileerde omlijsting met bewerkte sleutel; twee flankerende getoogde vensters met schelpvormig uitgewerkte sluitstenen; hiertussen vier monumentale vrijstaande Toscaanse zuilen op voetstuk, waarboven het breed balkon van de tweede bouwlaag; drie balkondeuren, de twee zijdeuren eveneens licht getoogd in een weelderige schouderboogvormige omlijsting met rocaille; centrale boogdeur met bovenlicht in een bredere geprofileerde omlijsting met schelpmotieven en gekorniste, gestrekte waterlijst; het geheel gevat in een monumentale boogvormig verdiepte nis met in het boogveld druk uitgewerkte rocaille (zie Osterriethhuis); twee kleinere flankerende rechthoekige vensters in omlopende profileerde omlijstingen. Bekronend driehoekig fronton met rond oeil-de-boeuf rust op de gekorniste geprofileerde kroonlijst, waaronder gekoppelde consoles. Balkon afgesloten door een bijzonder fraai smeedijzeren hek.

Ten noordenbinnenkoer. Gesloten, geplaveide, rechthoekige binnenplaats, naar de straat toe geopend door een galerij in het hoofdgebouw met drie brede rondbogen op hardstenen Toscaanse zuilen. Stemmig pleintje omzoomd door heterogene bepleisterde en beschilderde lijstgevels van twee bouwlagen onder leien zadeldaken; zekere uniformiteit door de gelijke hoge rechthoekige vensters met kleine roedeverdeling (midden 18de eeuw), de doorlopende geprofileerde kroonlijst en de dakkapellen met flankerende vleugelstukken en gebogen frontons (tweede helft van de 17de eeuw). De heropgebouwde noord- en oostgevel vertonen een eenvoudige ordonnantie met muurankers (18de eeuw). Merkwaardige westgevel in een karakteristiek Antwerpse laatbarokstijl uit de tweede helft van de 17de eeuw, op de begane grond geopend door vier brede rondbogen op hardstenen Toscaanse halfzuilen, heden dicht gebouwd. Op tweede bouwlaag, rechthoekige vensters met balustrades gevat in een grillige, plastische barokomlijsting met flankerende voluten, waarop een gekorniste gestrekte waterlijst; bovenlicht met grillige, omlopende, geprofileerde omlijsting, eveneens voorzien van flankerende vleugelstukken en bekronend gebogen waterlijstje met gestrekte uiteinden. Heterogene zuidgevel met twee 16de-eeuwse traptorentjes in traditionele bak- en zandsteenstijl en fraai hardstenen barokpoortje met brede boogvormige poort in een geblokte, geprofileerde omlijsting onder gebogen fronton op zware consoles, doorbroken door een hoger geplaatste nis met Mariabeeld (18de eeuw); hierboven fraai balkon met balkondeur (circa 1750) in een hardstenen geprofileerde schouderboogvormige omlijsting met bekronend gebogen waterlijstje; sierlijke rocaille, herhaald in het smeedwerk.

Noordgevel aan de tuin. Lijstgevel van elf traveeën en twee bouwlagen onder hoog oplopend leien zadeldak; sokkel met getoogde keldermonden in strakke rococostijl, waarschijnlijk eveneens naar ontwerp van J. P. Van Baurscheit (1751). Strenge ordonnantie met centrale astravee van drie traveeën geopend door een hoge vleugeldeur met boogvormig bovenlicht en balkondeur op de verdiepingen in een hardstenen, schouderboogvormige geprofileerde omlijsting; fraaie smeedijzeren hekken; bekronend driehoekig fronton, waarin ronde oculus. Verder sobere symmetrische ordonnantie met hoge rechthoekige vensters met lekdrempels. Centraal dakruitertje, twee monumentale schouwen en twee dakkapellen onder gebogen waterlijstjes met gestrekte uiteinden.

Achteraan in die tuin galerij met klassieke colonnade van 1739 (zie gevelsteen) rustend op hardstenen Toscaanse zuilen, gebogen geprofileerde doorlopende lijsten met eenvoudige sleutels en rondbogen. Centrale boog in een geblokte hardstenen omlijsting met bekronend entablement op zware consoles, waarboven een gekorniste, geprofileerde waterlijst.

In de eetzaal (achterbouw), bewaarde 18de-eeuwse plafondschildering, marmeren schouw en eikenhouten deuren.

  • Stadsarchief Antwerpen, 65.100.
  • Antwerpen die scone, 1969, nummer 7.
  • Vleeshuis Icon. 45 b/30, inv. 1233 2/2 en 1/2.
  • BAUDOUIN F., De bouwkunst Antwerpen in de achttiende eeuw, Antwerpen 1952, p. 194-195.

Bron: DE MUNCK-MANDERYCK M., DECONINCK-STEYAERT R. & PLOMTEUX G. met medewerking van LINTERS A. 1979: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nb, Brussel - Gent.
Auteurs:  Plomteux, Greet; Steyaert, Rita; Manderyck, Madeleine
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Hotel Arnould du Bois de Vroylande [online], https://id.erfgoed.net/teksten/5391 (geraadpleegd op ).