Teksten van Klooster van de grauwzusters

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/5412

Klooster van de grauwzusters ()

Historiek en context

Vanaf 1665 trokken de grauwzusters van Zoutleeuw regelmatig naar Antwerpen om er pestlijders en zieken aan huis te verzorgen. Zij verkregen in 1682 de toelating een klooster in de stad op te richten, en vestigden zich in 1693 in de Lange Sint-Annastraat. Verdreven door het Franse Bewind, namen de grauwzusters in 1802 opnieuw bezit van hun klooster, en werden in 1809 erkend als hospitaalcongregatie. De huidige kloostergebouwen in neotraditionele en neogotische stijl kwamen in drie fasen tot stand, gelijk met de sloop van het oude klooster. De eerste fase betrof de zuidelijke helft van het kloosterpand met het hoofdportaal en de kapel (zeven rechter traveeën), naar een ontwerp door de architect François Baeckelmans uit 1886, uitgevoerd in 1887-1888. De bouw van noordelijke helft van het kloosterpand (zeven linker traveeën) ging in 1890 van start, samen met het aanpalende burgerhuis Lange Sint-Annastraat 5. De bijgebouwen aan de zuidzijde en de langgerekte galerij aan de oostzijde van de kloostertuin dateren vermoedelijk eveneens uit deze bouwcampagnes. De oorspronkelijk vijf traveeën brede tuinvleugel aan de oostzijde van het kloosterpand, werd vervolgens met zeven traveeën uitgebreid, waarvoor de architect Jules Bilmeyer in 1909 het ontwerp tekende. De laatste zusters verlieten in 1999 het klooster, dat werd aangekocht door de Vlaamse Gemeenschap. Het complex is in 2005-2006 gerestaureerd en heringericht tot rectoraat van de Universiteit Antwerpen, naar een ontwerp door VBM Architecten (Leo Van Broeck en Pieter Meuwissen). Als belangrijkste ingrepen werd het pandhof - met een auditorium in de ondergrond - overdekt door een glazen dak, de ontwijde kapel zorgvuldig gerestaureerd, en de kloostertuin eigentijds heraangelegd.

Het grauwzustersklooster behoort tot het rijpe oeuvre van François Baeckelmans, die als architect actief was van vermoedelijk midden jaren 1850 tot zijn overlijden in 1896. Vroeg in zijn loopbaan voltooide hij enkele belangrijke ontwerpen van zijn vroegtijdig overleden, jongere broer Louis Baeckelmans, waaronder het Gerechtshof aan de Britselei. In zijn eigen ontwerpen verruilde hij het conventionele neoclassicisme al in een vroeg stadium voor de pittoreske neo-Vlaamserenaissance of de neogotiek. Voor het grauwzustersklooster inspireerde Baeckelmans zich op de Antwerpse architectuur uit de vroege 16de eeuw, met kenmerken van de traditionele en laatgotische stijl. Tijdens de latere jaren 1880 ontwierp de architect verder nog het redemptoristenklooster aan het Hopland, en het Instituut Onze-Lieve-Vrouw aan de Amerikalei. Tot zijn laatste realisaties behoort de Sint-Rochuskerk met pastorie te Deurne.

De uitbreiding van het grauwzustersklooster behoort tot het latere oeuvre van Jules Bilmeyer, die actief was van 1877 tot zijn overlijden in 1920. Hij startte zijn loopbaan in associatie met Joseph Van Riel, een succesvol partnerschap dat meer dan twee decennia stand hield tot het overlijden van Van Riel in 1898. Tot hun gemeenschappelijk oeuvre behoren de Heilig-Hartbasiliek uit 1875-1878 te Berchem, de jezuïetenkerk Onze-Lieve-Vrouw van Gratie uit 1877-1881 aan de Frankrijklei, en enkele beeldbepalende woningcomplexen in de wijk Zurenborg zoals “Carolus Magnus” uit 1897 aan de Cogels-Osylei. Uit zijn latere carrière, die Bilmeyer vanaf 1898 in eigen naam voortzette, dateren onder meer de Sint-Antonius van Paduakerk uit 1906-1910 op de Paardenmarkt, het Pensionnat du Sacré-Coeur uit 1905-1914 in de Lamorinièrestraat en het franciscanessenklooster uit 1910-1914 in de Lange Kongostraat. Voor de uitbreiding van het grauwzustersklooster bouwde Bilmeyer voort op de architectuur van François Baeckelmans uit 1886-1890.

Architectuur

Het klooster bestaat uit een gesloten kloosterpand met vier vleugels rond een pandhof, waarvan de westelijke straatvleugel en de oostvleugel met een tweetal traveeën zijn uitgelengd. Deze gebouwen uit 1886-1890 omvatten twee bouwlagen onder leien zadeldaken, op de kruising van de west- en zuidvleugel gemarkeerd door een dakruiter, een klokkentorentje met lantaarn en spits. Geschrankt in het verlengde van noordvleugel van het kloosterpand, strekt zich de tuinvleugel uit, waarvan de vijf linker traveeën uit de bouwcampagne van 1890 dateren, en de zeven rechter traveeën werden toegevoegd in 1909. Deze telt drie bouwlagen onder een leien schilddak. De kloostertuin wordt aan de oostzijde afgeboord door een langgerekte galerij van anderhalve bouwlaag onder een leien schilddak; aan de zuidzijde bevinden zich enkele lage dienstgebouwen.

Gevelfront

Het gevelfront aan de straat heeft een breedte van veertien traveeën, twee bouwlagen hoog onder een leien zadeldak waarin drie getrapte dakvensters met overhoekse fialen en een rij afgesnuite, leien dakkapelletjes. De lijstgevel heeft een parement uit rood baksteenmetselwerk in kruisverband, verlevendigd met blauwe hardsteen voor de kwarthol geprofileerde plint, speklagen, waterlijsten, kozijnen, steigergaten de poortomlijsting en arkelbasis. De gevel is voorzien van smeedijzeren sierankers, die in de rechter partij het bouwjaar 1887 vormen. Ter hoogte van het gedesaxeerde portaal (negende travee) en de laatste drie traveeën, wordt het gevelfront bekroond door trapgevels van respectievelijk acht en twaalf treden met overhoekse fialen. Een arkeltoren op kraagstenen, met een rechthoekige eerste en polygonale tweede geleding onder een leien spits, accentueert de travee rechts van het portaal. Het korfboogportaal is gevat in een breed geprofileerde archivolt met colonnetten op polygonale basis; de houten vleugeldeur heeft een fraai bewerkte makelaar, tussendorpel en bovenlicht, smeedijzeren leliebeslag en traliewerk. Geflankeerd door kloosterkozijnen bevat de gevelnis met neogotisch baldakijn boven het portaal, een Sint-Franciscusbeeld door de beeldhouwer Jules Weyns. Deze kopieerde het beeld van Sint-Franciscus van Assisië door Alonzo Cano in de kathedraal van Toledo. Verder beantwoordt de opstand aan een regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit registers van kruiskozijnen, met smeedijzeren traliehekken op de begane grond, en belijnd door een waterlijst op de verdieping. Een kwartholle daklijst boven steigergaten, afgewerkt met een houten kroonlijst vormt de gevelbeëindiging. Dakvensters en arkeltoren zijn geopend door kloosterkozijnen, de tweeledige trapgevels door kruiskozijnen, in de topgeleding rechts geflankeerd door zijlichten. Tot deur verlaagde vensters in de laatste drie traveeën.

Pandhof

Het pandhof wordt omringd door vleugels van respectievelijk drie en vijf traveeën twee bouwlagen hoog onder zadeldaken waarin respectievelijk één en twee getrapte dakvensters en een rij afgeschuinde dakkapelletjes. Gevelparement en -ordonnantie zijn identiek aan de straatgevel, met een spitse korfboogarcade voorzien van drieledig maaswerk op de begane grond. Hierachter bevindt zich de kloostergang, overwelfd door kruisribgewelven en een stergewelf ter hoogte van portaal en vestibule, uit bak- en natuursteen rustend op consoles. De twaalf traveeën brede tuingevel van het kloosterpand, met vijf getrapte dakkapellen en verder dezelfde karakteristieken als de gevels aan de straat en rondom het pandhof, sluit via een overhoeks poortrisaliet met trapgevel aan op de tuinvleugel. Deze telt twaalf traveeën en drie bouwlagen, onder een schilddak met een dubbele rij dakkapelletjes. Geritmeerd door steunberen, en geleed door waterlijsten en een boogfries op kraagstenen onder de lagere topgeleding, trekt ook deze opstand het materiaalgebruik en ordonnantieschema van het kloosterpand door.

Kapel

De kapel in de zuidvleugel van het kloosterpand, ingericht in 1886-1888, heeft een verzorgd neogotisch interieur ontworpen door François Baeckelmans. De plattegrond omvat een narthex met doksaal, drie traveeën en een vijfzijdige koorsluiting. Twee niveau’s hoog, met een vloer uit wit en zwart marmer, wordt de ruimte afgedekt door een houten spitstongewelf met dwarsbalken. De tweeledige wandopbouw geritmeerd door halve bundelzuilen met polygonale basis en neogotisch kapiteel, wordt in het bovenste register geopend door spitse korfboogvensters met maaswerk, en de spitse korfboogarcade van het zusterkoor. De geajoureerde borstwering met visblazen loopt door in het doksaal, waarvan de spitse korfboogarcade wordt opgevangen door hardstenen rondzuilen. Het interieur onderscheidt zich door een geschilderd imitatieparement verlevendigd met friezen en medaillons. Tot het mobilair behoren een rijk gebeeldhouwd natuurstenen hoogaltaar met reliëfs en heiligenbeelden geïnspireerd op laatgotische retabels, een natuurstenen lavabo, een houten biechtstoel, een geschilderde kruisweg geïntegreerd in de houten lambrisering, en koperen wandluchters. Drie glas-in-loodramen door het atelier Stalins -Janssens uit 1888, met voorstelling van Elisabeth van Hongarije en Franciscus van Assisi, de Aanbidding der herders, en de Grauwzusters, vergezeld van adellijke wapens en engelen. Feestzaal met een imposante marmeren schouw.

Burgerhuis

Het klooster wordt aan de linkerzijde geflankeerd door een neoclassicistisch burgerhuis (Lange Sint-Annastraat 5), dat samen met de tweede bouwfase tot stand kwam. De rijwoning met dubbelhuisopstand en een gevelbreedte van vier traveeën, omvat drie bouwlagen onder een zadeldak. De bepleisterde en beschilderde lijstgevel rust op een geprofileerde plint uit blauwe hardsteen. Geleed door de puilijst, beantwoordt de opstand aan een regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit registers van rechthoekige muuropeningen, de bovenvensters respectievelijk met kordonvormende en individuele lekdrempels op onderdorpels. Een klassiek hoofdgestel met houten kroonlijst op klossen en tandlijst vormt de gevelbeëindiging. Bewaarde houten inkomdeur en gietijzeren voetschraper.

  • Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1886#1005, 1890#413 en 1909#1286.

Auteurs:  Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Braeken J. 2017: Klooster van de grauwzusters [online], https://id.erfgoed.net/teksten/203633 (geraadpleegd op ).


Klooster der grauwzusters ()

Klooster der grauwzusters. De grauwzusters vestigden zich te Antwerpen in het vierde kwart van de 17de eeuw om de pestlijders te verzorgen. Het huidige klooster werd in 1887 gebouwd in neogotische stijl naar ontwerp van F. Baeckelmans. Kloostergebouw van veertien traveeën en twee bouwlagen onder een leien zadeldak (nok parallel aan de straat) waarin getrapte dakkapellen met kloosterkozijnen. Bakstenen lijstgevel verlevendijgd met hardstenen sierbanden, boven de poorttravee (negende travee) en de laatste drie traveeën hoger opgaand in trapgevels met fialen. Kruis- en kloosterkozijnen met op de begane grond ijzeren hekken. Gevel voorzien van sierankers en door middel van muurankers in de trapgevel gedateerd "1887". Houten vleugeldeur met mooie makelaar en rondboogvormig bovenlicht in een geprofileerde omlijsting, op de tweede bouwlaag een Sint-Franciscusbeeld onder een neogotisch baldakijn geflankeerd door kloosterkozijnen; dit beeld door J. Weyns is een kopie van het beeld van Sint-Franciscus van Assisië door Alonzo Cano in de kathedraal van Toledo. Rechts van de poorttravee driezijdig uitkragend torentje met zeskantige bekroning onder een leien spits.

Zogenaamd binnenhof omringd door vleugels van drie of vijf traveeën en twee verdiepingen en een tuin met gevels van twaalf traveeën en twee of drie verdiepingen in zelfde neogotische stijl. Rond het binnenhof: gang met kruisribgewelven (bak- + hardsteen) neerkomend op neogotische sokkels. Kapel uit 1894: drie traveeën + vijfzijdige koorsluiting en twee verdiepingen; korfboogvormige vensters en r. dito openingen naar het zusterkoor; doksaal op twee arduinen zuiltjes met hoge sokkel; houten spitsboogvormige zoldering. Feestzaal met een imposante marmeren schouw.


Bron: DE MUNCK-MANDERYCK M., DECONINCK-STEYAERT R. & PLOMTEUX G. met medewerking van LINTERS A. 1979: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nb, Brussel - Gent.
Auteurs:  Plomteux, Greet; Steyaert, Rita; Manderyck, Madeleine
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. & Manderyck M. 1979: Klooster van de grauwzusters [online], https://id.erfgoed.net/teksten/5412 (geraadpleegd op ).