is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Kasteeldomein van Laarne
Deze vaststelling is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Kasteeldomein van Laarne: kasteel
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Kasteeldomein van Laarne: personeelswoningen en omheiningsmuur erekoer
Deze bescherming is geldig sinds
is deel van de aanduiding als beschermd monument Kasteeldomein van Laarne en dreven
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Kasteel van Laarne
Deze vaststelling was geldig van tot
De kasteelsite omvat: het eigenlijke kasteel en zijn binnenhof met meidoorn en schandpaal; de binnen- en buitengrachten met hun oevers, bruggen en bruggenhoofden; de erekoer met ommuring en zijn portieken, inkompoort, vier linden; de vier paviljoenen palend aan de erekoer met hun annexen; het areaal ten noorden van de erekoer; het areaal ten zuiden van de erekoer; de boomgaard ten zuiden van kasteel en erekoer; de tuin met kelder ten westen van het kasteel; de bijhorende Kasteeldreef, Achterdreef en Paardreef.
Kasteel excentrisch op circa 800 meter ten westen gelegen van het dorpscentrum met parochiekerk van Laarne en met deze verbonden door een brede rechtlijnige dreef, de Kasteeldreef. Voorts ligt het kasteel in een landelijke omgeving aan de samenkomst van verbindingswegen met aanpalende gemeenten, enerzijds Heusden en anderzijds Melle. Ruimer gezien is het kasteel tussen Gent en Dendermonde gelegen en ongeveer halverwege tussen hun voornaamste vroegere verbindingswegen, namelijk tussen de Schelde en de Dendermondsesteenweg.
Het kasteel van Laarne was voorheen de zetel van de gelijknamige heerlijkheid, doch over het ontstaan van deze heerlijkheid, de vroegste heren van Laarne zijn slechts weinig gegevens voorhanden evenmin als over de oprichting van de waterburcht van Laarne. De heren van Massemen zouden in de 12de eeuw ook de bezitters geweest zijn van Laarne. Een oorkonde van 1213 maakt melding van Beatrix, dame van Massemen en Laarne. In 1228 werd Giselbrecht van Zottegem, heer van Massemen en zoon van Beatrix, door zijn schoonvader, Robrecht van Bethune, heer van Dendermonde, beleend met de heerlijkheden Kalken en Laarne. In een oorkonde van 1294 is sprake van "int hof te Laerne", wat mogelijk al verwijst naar een heerlijk verblijf. De oudste geschreven bron waar sprake is van het kasteel van Laarne dateert van 1362 en betreft een oorkonde van de heer van Laarne, Geraard van Massemen. Van begin 1426 tot 1505 behoorde heerlijkheid Laarne en het kasteel toe aan de familie de Vos van Pollare, daarna opeenvolgend aan de familie van der Moere en de familie van Gavere. Van circa 1570 tot 1656 aan de familie de Schoutheete van Zuylen d’Erpe. In 1656 aangekocht door de uit Zwolle afkomstige adellijke familie van Vilsteren die het kasteel tot 1792 in hun bezit hielden. In 1673 werd de heerlijkheid Laarne verheven tot baronie. Door erfopvolging na de laatste van Vilsteren werd het kasteel eigendom van de familie de Ribaucourt. Graaf de Ribaucourt schonk het kasteel in 1953 aan de Koninklijke Vereniging der Historische woonsteden van België om de noodzakelijke restauratiewerken te kunnen laten aanvangen.
Het indrukwekkende kasteel van Laarne omvat een laatmiddeleeuws versterkt feodaal slot van het type waterburcht en is gelegen in een vlak landschappelijk kader met deels behouden agrarisch aspect. Ondanks opeenvolgende uitbreidingen en aanpassingen bleef dit burchtkarakter van de geëvolueerde dubbel omgrachte kasteelsite zeer herkenbaar geconserveerd. Binnen de brede vierkante omringende binnenste walgracht vertoont de burcht een planmatige vijfhoekige aanleg uit de 14de eeuw gekenmerkt voornamelijk door een gesloten binnenhof met vierkante donjon (noordoost), weermuur met drie ronde torens en oud poortgebouw (westzijde). De meest ingrijpende latere wijzigingen, bepalend voor het huidig vooraanzicht en de globale structuur van de kasteelsite, vonden plaats in de 17de eeuw. De toenmalige constructie van een nieuwe inkom aan de oostzijde van de burcht met heroriëntatie van de voorgevel naar het dorp toe ging gepaard met de aanleg van een omsloten ereplein met dienstgebouwen liggend voor het kasteel.
Een beperkte archeologische opgravingscampagne (1986-1988) op de binnenplaats van het kasteel bracht enige elementen aan het licht over de occupatiegeschiedenis die aan de oprichting van de burcht voorafging. Wellicht was hier het centrum van een landbouwexploitatie gelegen waarop vermoedelijk vanaf omstreeks 1200 bewoning voorkwam. Nog in de 13de eeuw ontstond er een omgrachte ringwalsite waarop de bouw volgde van een houten hallenhuis. Binnen de opgehoogde en genivelleerde zone van de ringgracht werd omstreeks 1300 of begin 14de eeuw eerst een rechthoekige zandstenen constructie opgericht, waarschijnlijk aanvankelijk als adellijk verblijf. Het werd bij de daarop volgende constructie van de burcht in de 14de eeuw als poortgebouw voor de vesting geïntegreerd en vormt daardoor het oudste stenen onderdeel van het kasteel. Ook de grote noordoostelijke vleugel die aanleunt tegen de donjon klimt mogelijk nog op tot de 14de eeuw. De binnenhof van de waterburcht werd van de 15de tot de 17de eeuw nog verder opgehoogd wat verband hield met de toevoeging van nieuwe gebouwen binnen de vesting. Een wezenakte van 1466 betreffende het "hof te Laarne" vermeldt: "Item up den bodem vanden voos. Leene staet een casteel uuten watere ghemetst met dobbelen wallen, met eener valbrugghe upgaende.....". Uit deze archivalische bron blijkt dat het kasteel minstens sinds de 15de eeuw een dubbele omgrachting bezat. De rechthoekige buitenste omgrachting, die aan de noordzijde voor een deel samenvalt met de ringgracht rond het kasteel, verkreeg zijn huidige vorm wellicht bij de gewijzigde kasteelaanleg in de jaren 1660-1670 onder Geraard Van Vilsteren. Een rekening van 1669-1671 maakt melding van het delven van nieuwe grachten achter het kasteel. Een illustratie in A. Sanderus’ "Flandria Illustrata" (1641-1644) geeft nog de toestand van het kasteel van Laarne weer van voor de ingrijpende aanpassingen waarbij de kasteeltoegang van west naar oost werd verplaatst.
De herstelwerken en wijzigingen die volgens domeinrekeningen in de 18de eeuw plaatsvonden hadden veelal betrekking op de verbetering van het wooncomfort. In de loop van de 19de eeuw verloor het kasteel zijn functie van zomerresidentie en werd lange tijd niet meer bewoond. In 1911 werden restauratiewerken in opdracht van graaf R.C. de Ribaucourt aangevat naar ontwerp van architect P. Langerock (Leuven). De werken werden in 1914 stopgezet waarna het kasteel een bouwwerf bleef en in vervallen toestand raakte. Restauratiecampagne aangevat in 1953-54 volgens plannen van architect Henri Van Hall (Brussel) waarbij een beperkt gedeelte ingrijpend werd verbouwd. In 1963 schonk Claude d’Allemagne zijn uitgebreide collectie Europees zilveren gebruiksvoorwerpen aan het kasteelmuseum. Het kasteel werd heringericht met voornamelijk 17de–eeuwse kunstvoorwerpen, meubels en tapijten en in 1967 opengesteld voor het publiek. Renovatiewerken aan diverse gebouwen in 1987-89 waaronder van het oude poortgebouw. Zachte restauratie van het hoofdgebouw en poortgebouw (1991-1996) en van de constructies aan het ereplein (1994-1997) naar ontwerp van architect W. J. Slock (Bestuur Monumenten en Landschappen).
Tussen de oostelijke binnen- en buitengracht, aan de straat en voor het eigenlijke kasteel gelegen ereplein met symmetrische aanleg en constructies, voornamelijk daterend van omstreeks de jaren 1660-1670. Het plein is symmetrisch opgedeeld door paden en perken met vier linden aanvankelijk aangeplant in de tweede helft van de 17de eeuw. Twee exemplaren werden vermoedelijk eind jaren 1950 of begin jaren 1960 al vervangen; eind 2005 werd één van beide oudste linden vervangen. Aan de vier hoeken van het ommuurde rechthoekige voorplein palen vier uitwendig gelijkaardige vierkante paviljoenen. Met de voorgevel opgericht aan de zuid- en noordzijde van het plein en per twee verbonden door een hoge muur midden onderbroken door een poort. Aan de straatkant is de hoge muur onderbroken door een monumentale inkompoort in de as van de hoofdtoegang van het kasteel. Bak- en zandstenen poort met korfboog in geprofileerde hardstenen omlijsting, geflankeerd door geblokte pilasters, bekroond door een gekornist hoofdgestel en afgedekt met leien schilddak. Voorafgegaan door een gemetste boogbrug over de voorste walgracht, volgens een gedenksteen met opschrift in de rechter brugleuning, gerestaureerd in 1964 onder leiding van architect P. Eeckhout. Muren geleed door lisenen en met spleetvormige openingen gelijkend op een schietgat gevat in zandstenen. Aan de brede binnenwal voor het kasteel is het ereplein begrensd door een lage borstwering, in aansluiting bij de brugleuningen voor de inkom, sinds de restauratie opnieuw voorzien van siervazen.
Paviljoenen van drie traveeën onder leien tentdak met schoorsteen op de nok en houten dakkapellen. Symmetrisch opgebouwd met haast identieke voorgevel in verankerde, traditionele bak- en zandsteenbouw en met bepaalde onderdelen in pleisterwerk ter nabootsing van zandsteen zoals voor banden, hoekstenen, bepaald lijstwerk en andere gevelelementen. Bepaalde vensters gedeeltelijk blind in functie van de binnenindeling. De twee zuidelijke paviljoenen betroffen huizen opgericht als dienstwoningen van het kasteel. Volgens P. Blommaert deed het zuidoostelijke paviljoen dienst als woning van de kapelaan (nummer 1) en het zuidwestelijke als hovenierswoning (nummer 3). Beide huizen en hun interieur bleven vrijwel in ongewijzigde toestand bewaard. Oorspronkelijke indeling, tegelvloeren, haarden met geprofileerde haardlijst, overwelving met stucdecoratie of samengestelde balkenlagen zijn nog aanwezig. Beide paviljoenen op het areaal ten noorden van het ereplein met het restaurant (nummer 7), zouden vroeger deel uitgemaakt hebben van het neerhof van het kasteel. Het noordoostelijke paviljoen (huidig verblijf van de restaurantuitbaters palend aan het restaurant) bevatte voorheen één woonvertrek en een schuur. Drie hoge rondboogpoorten waarvan twee gedichte in de westelijke gevel herinneren aan de vroegere functie. Inwendig na 1953 volledig aangepast tot woning. Het noordwestelijke paviljoen of de vroegere stallen, was in tegenstelling tot de overige ruimer opgevat door lage annexen aan de noord- en oostzijde onder lessenaarsdak. In 1953 gerestaureerd en aan de nieuwe functie van eerste "hostellerie" van het kasteel aangepast naar ontwerp van architect Henri van Hall (Brussel). Behouden grote vierkante binnenruimte met negen gepleisterde kruisgewelven op vier slanke bakstenen pijlers met hoge natuurstenen sokkel en ring voor het vastbinden van paarden. Kleine zandstenen schouwmantel met geprofileerde schouwbenen eindigen op een mannen- en vrouwenhoofdje (herkomst?). In 1953 werd de lange vleugel met wagenhuizen, schuur en stallen naast de noordelijke walgracht, grotendeels vervangen door het huidige restaurant. Dit laag landelijk gebouw met dezelfde bouwoppervlakte verkreeg een stijl geïnspireerd op de Normandische vakwerkbouw eveneens naar ontwerp van architect Henri van Hall.
Het eigenlijke kasteel (nummer 5) is gelegen op een eiland achter het ereplein met naar de straat (ten oosten) gerichte voorgevel en hoofdtoegang. Het oudste onderdeel van de waterburcht bevindt zich aan de huidige achterzijde van het kasteel waar zich vroeger de inkom bevond. Ten westen gelegen oud poortgebouw, teruggaand op het aanvankelijk hoofdgebouw van de site met een zeer gesloten karakter van omstreeks 1300 dat vermoedelijk voornamelijk een representatieve functie had en niet tot permanent verblijf diende. In de 14de eeuw van een autonoom gebouw gewijzigd tot een poortgebouw met defensief karakter als onderdeel van de uitgebouwde burcht en in aansluiting met de weermuren ervan. In deze bouwfase zou onder meer de ronde traptoren gerealiseerd zijn op de zuidoosthoek en werden de niveaus aangepast (mogelijk zelfs van twee tot drie niveaus gewijzigd). De middentravee werd omgevormd tot een spitsboogvormige poort met dito gewelfde doorrit en onder meer inrichting van de grote zaal op de bovenverdieping. Bij nog latere verbouwingen (17de eeuw of vroeger) verkregen beide zijgevels bakstenen trapgeveltoppen en ook het dito dakvenster kwam toen tot stand. Herstel van het gebouw in 1991. Dit ging gepaard met de plaatsing van een nieuwe vaste houten brug ter hoogte van de verdwenen ophaalbrug.
Onderkelderde rechthoekige constructie van drie traveeën en twee bouwlagen onder leien zadeldak. Overwegend zandstenen gevels met verankeringen en rechthoekige muuropeningen waarvan het kleine benedenvenster met deelzuiltje, in de gevel uitziend op de binnenhof, wellicht nog op een originele muuropening teruggaat. Voorts met smalle benedenvensters en grotere jongere vensteropeningen op de bovenverdieping. Buitenkeldertrap met luik onder de trap naar de traptoren.
Interieur. Gewelfde kelderkamer en kruisribgewelf in zuidelijke benedenkamer. Bovenzaal voorzien van twee haarden met geprofileerde zandstenen haardbenen, wanden met in baksteen uitgewerkte gotische nissen.
Niettegenstaande een aantal afwijkende kenmerken toch drie sterk gelijkende torens, op de zuid-, oost- en noordwesthoek van het kasteel, die samen met de donjon en aanvankelijke weermuren hoofdcomponenten vormden binnen het verdedigingssysteem van de 14de-eeuwse waterburcht. Deze ronde zandstenen torens tellen drie bouwlagen, een overkragende gekanteelde bovenbouw met weergang rustend op consoles en vertonen een achtzijdige stenen torenspits (oorspronkelijk met uitzondering van de vernieuwde noordwestelijke torenspits); aanleunend rond traptorentje met ronde stenen spits. Gelijkaardige spaarzaam aangebrachte vensteropeningen waarbij de benedenverdieping vrijwel gesloten bleef op kleine lichtopeningen na. Variërende plaatsing van vensters en deuren als aansluiting met de weermuur en doorgang naar de verdiepingen. Binnenin uitgerust met onder meer haarden, zandstenen of bakstenen gewelven, zitbanken aan bolkozijnen vensters en latrines. De zuidelijke toren bewaart op de tweede bovenverdieping een samengestelde balkenlaag op zandstenen consoles, de sterk verbouwde oostelijke toren vertoont een gewelfsleutel met sculpturaal motief van Lam Gods.
Aan de noordzijde van de brede ringgracht oprijzende massieve donjon met gesloten karakter en op min of meer vierkante plattegrond. Deze half vrijstaande dominante bouw omvat een lage onderbouw, een hoge begane grond met kapel, een bovenverdieping met rechtszaal en een lagere, uitkragende bovenste verdieping, niveaus die van buitenaf niet afleesbaar zijn. De ingebouwde zuidelijke helft van de donjon paalt aan de haakse noordoostvleugel, de noordelijke vestibule, de aanleunende noordwestvleugel waarvan de voorheen ten noorden uitgebouwde baljuwsloge werd gesloopt in 1965. Niet tegenstaande het globaal gezien vrij homogeen voorkomen van de donjon zijn er bouwsporen en vermoedens van mogelijk diverse verbouwingen doch over de aard en betekenis ervan heerst nog geen eensgezindheid. De noordzijde van de donjon imponeert door de opbouw met polygonale hoektorens en verzwaring met versneden steunberen; het grote steekboogvenster van de kapel is een duidelijk jongere doorbreking. Deze ruimte bezit aan de andere zijden spitsboogvensters. Enkel de onderste bouwlagen en hoektorens vertonen schietgaten. De traptoren, grotendeels uitgespaard in de westelijke wand, voorzag als element van de vroegere verdedigingsfunctie in de circulatie met de bovenbouw. Afgezien van wijzigingen aan de west- en zuidzijde, zou ook de bovenbouw, voornamelijk inwendig aangepast zijn. Ook het torendak zou een jongere ingreep zijn. Het steil leien schilddak van de donjon vertoont kleine dakkapellen en is centraal bekroond door een zeskantige houten dakruiter met lantaarn. Het zuidelijke dakschild is doorgetrokken over de vestibule.
Interieur donjon. Twee gedrukte, mogelijk later ingebrachte tongewelven in de onderbouw; een centrale verweerde zuil met vierkant knoppenkapiteel; bakstenen vloer.
Kapel met bepleisterd kruisribgewelf; zandstenen gewelfribben met peerkraalprofiel. Wanden en gewelfkappen voorzien van muurschilderingen uit de tweede helft van de 14de eeuw, fragmentarisch behouden en deels vervaagd (gerestaureerd (1987-1994). Wanden met onder meer afbeelding van heiligenfiguren, de Geboorte van Jezus, Laatste oordeel met tronende Jezus. Gewelf met scènes uit het Oude Testament (Abraham, Jacob en Isaac). Witmarmeren en hardstenen barok portiekaltaar met wapenschild van het echtpaar van Vilsteren en van der Mije, te dateren in de periode 1641-1673. Bekronende beeldnis met beeld van Onze-Lieve-Vrouw met Kind geflankeerd door gebroken fronton met twee putti. Diverse wandnissen waaronder een brede spitsboognis rechts van het altaar. Zwart en witmarmeren tegelvloer met geometrisch patroon. Aanpalende ruimte (sacristie) in hoektoren met geschilderd adelaarsmotief op gepleisterd gewelf.
De noordoostvleugel geflankeerd door donjon en oosttoren, zou gezien de wijze waarop de vleugel bij die beide constructies aansluit, een element van de 14de-eeuwse burcht vormen waar oorspronkelijk de woon- en ontvangstruimten gelegen waren. De uitkraging van de oostelijke lijstgevel voorzag wellicht in een weergang als onderdeel van de circulatie. Deze vleugel onderging in opeenvolgende eeuwen zowel naar doorbrekingen als aankleding diverse aanpassingen. Ook de herkomst van de aanwezige haard met geprofileerde zandstenen benen met mannen- en vrouwenhoofdje is onzeker. In 1913 verkreeg de oostgevel zijn huidig uitzicht door aanpassing van de muuropeningen tot regelmatige venstertraveeën en de toevoeging van de gevelbekroning met kantelenrij naast inwendige structurele wijzigingen. Vroegere westgevel vormt de scheidingswand met de op de binnenhof aangebouwde galerijvleugel. Op de begane grond vertoont deze wand een hoge zandstenen plint, twee bolkozijnen vensters met zitbanken. In 1968 werd op de bovenverdieping een appartement ingericht.
Noordelijke vestibule geconstrueerd na de noordoostvleugel in de 14de eeuw, vermoedelijk om een bijkomende circulatie mogelijk te maken. Ook hier laten diverse bouwdetails toe diverse verbouwingen te veronderstellen waarbij vooral 18de-eeuwse aanpassingen het huidig voorkomen bepalen. De zandstenen zuidgevel op het binnenplein vertoont een lijstgevel met hoge rechthoekige vensters voorzien van houten kruisramen.
Interieur. Bepleisterde zolderingen met fijn stuclijstwerk (18de eeuw) Rococoschouw op bovenverdieping verrijkt met stucornamentiek.
Noordwestvleugel, geprangd tussen donjon met vestibule en noordwestelijke toren, zou in de 15de-16de eeuw tegen de weermuur geconstrueerd zijn. Noord- en zuidgevel, lijstgevels met overwegend zandstenen parement; bakstenen latrine later toegevoegd tegen de westelijke zijgevel met getrapt bakstenen aandak. Onderbouw en beide verdiepingen tellen twee ruimten met niveauverschil, weerspiegeld in de plaatsing van de muuropeningen. Mogelijk zijn de kleine bolkozijnen nog origineel. Duidelijk gewijzigde vensteropeningen sommige met kruiskozijnen, daterend van de restauratiecampagne van 1913.
Interieur. Gedrukt gewelfde kelderkeuken voorzien van brede open haard met haardnis en bakoven; lang fornuis van gesinterde bakstenen. In beide salons: schouw uit de tweede helft van de 18de eeuw voorzien van stucdecoratie en geschilderde voorstellingen.
Zuidelijke vestibule als aansluitende verlenging van de noordoostvleugel en tegen de oosttoren aanleunend, vermoedelijk toegevoegd als uitbreiding in de 15de-16de eeuw (zie illustratie in Sanderus "Flandria Illustrata"). Westzijde geopend naar de later aangebouwde galerij.
Het interieur onderging diverse 20ste-eeuwse aanpassingen. Haard met zandstenen schouwmantel en geprofileerde schouwbenen met mannen- en vrouwenhoofdje (herkomst onbekend).
Galerijvleugel aan de oostzijde van de binnenhof tussen de noordelijke en de zuidelijke vestibule, opgericht in de 17de eeuw. Traditionele bak- en zandsteenbouw met acht traveeën lange lijstgevel van twee bouwlagen. De lagere vensters in het rechterdeel geven de oorspronkelijke vensterhoogte weer; overige vensters in de 18de eeuw naar onder toe vergroot en in 1913 ook van stenen kruiskozijnen voorzien.
Interieur. Gang met gepleisterde, gedrukte graatgewelven met gevarieerde stucornamentiek tussen korfboogvormige zandstenen gordelbogen op kraagstenen, verrijkt met per boog verschillende sculpturale ornamenten.
Huidige inkompartij aan de oostzijde of voorgevelzijde van het kasteel, in de as van het ereplein en de toegangsbruggen, opgericht in de 17de eeuw. Na doorbreking van de oosttoren uitgebouwd portaal in barokstijl met de allure van een monumentale poort. Toch betreft het naar afmetingen een kleine zandstenen constructie op vierkante plattegrond achteraan aanleunend tegen de oostelijke toren en voorafgegaan door de toegangsbrug over de oostelijke walgracht. Portaal met loggiabouw op de bovenverdieping onder golvend gebogen half schilddak (leien) met een dakkapelletje en pinvormige nokbekroning. Rechthoekige poort gevat in een geblokte omlijsting in banden doorgetrokken over de flankerende halfzuilen. Bekronend hoofdgestel met midden onder de kroonlijst en over de gelede architraaf een gevelsteen met afgehakt vroeger wapenschild(?). Lage bovenverdieping opengewerkt met twee vrijwel vierkante glas-in-loodvensters tussen pilasters en boven borstwering met balusters tussen postamenten.
Interieur. Inkom met gepleisterd gewelf voorzien van stervormige stucornamentiek, bovenverdieping onder vlakke stuccozoldering met streng symmetrisch uitgewerkt lijstwerk.
Zuidvleugel (met ridderzaal) opgericht tussen de zuidelijke vestibule en de zuidtoren, tot stand gekomen in de tweede helft van de 17de eeuw bij de creatie van de nieuwe voorgevel van het kasteel. Geconstrueerd als aanbouw bij bestaande muren waarbij de gepaste aansluiting bij bestaande gevels bepalend was voor de materiaalkeuze. Watergevels in zandsteen, gevels op de binnenhof in bak- en zandsteenbouw. Noklijnhoogte in het verlengde van de oostvleugel, doch met hoger opgaande gevels: zandstenen gevels geopend met hoge, dubbele kruiskozijnen (behalve de travee naast de inkompoort). Op de binnenhof is de bovenverdieping met een bijkomende lage vensterrij geopend.
Interieur. Ridderzaal in 1913 uitgerust met brede schouw met barokke zwartmarmeren schouwbenen en een zwaar geprofileerde haardlijst. Samengestelde balkenlaag met moerbalken rustend op schoren en stenen consoles. Afgehakte bewerkte moerbalkuiteinden (vroegere wapenschilden). Zilverkamer op bovenverdieping in 1945 opnieuw ingericht.
Op de omsloten binnenhof van het kasteel staat een meidoorn die er al ongeveer 100 jaar zou staan. De restauratiecampagne van de jaren 1960 bracht met zich mee dat een sinds de 19de eeuw op het kasteel bewaarde schandpaal afkomstig uit het dorp hier werd heropgebouwd. Achtzijdige paal geplaatst in een brede achtzijdige sokkelplaat van drie treden. Sculpturaal bewerkte bekroning op de achterzijde met een rocaillevormige cartouche met jaartal 1758; voorzijde met twee leeuwen naast gekroond wapenschild van de families Van Vilsteren en de Beer. Verwijzend naar Geraard Van Vilsteren heer van Laarne (circa 1615-1683) en zijn tweede echtgenote Livina Maria de Beer met wie hij in 1675 huwde.
Ronde zandstenen waterput met opschrift "1610" (onecht?).
Ten zuidoosten van het kasteel gelegen boomgaard, al weergegeven op de afbeelding van het kasteel in A. Sanderus’ "Flandria Illustrata". De boomgaard werd in 1920 opnieuw in gebruik genomen. Vermoedelijk dateren de meeste huidige bomen van na de Tweede Wereldoorlog. Huidige kasteeltuin achter het kasteel overwegend bestaand uit weiland. Midden achterin, bij de westelijke buitengracht ligt een rechthoekige kelder onder bakstenen overwelving die zich boven het maainiveau verheft.
Bron: BOGAERT C., DUCHÊNE H., LANCLUS K. & VERBEECK M. 2006: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Oost-Vlaanderen, Gemeenten: Berlare, Buggenhout, Lebbeke, Waasmunster, Hamme en Zele, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 20n, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Verbeeck, Mieke
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Op vrijdag 24 juli 1579 werd het kasteel van Laarne door Gentse milities geplunderd en in brand gestoken.
Robrecht van Bethune was niet de schoonvader, maar schoonbroer van Giselbrecht van Zottegem, die in 1228 het leen van de heerlijkheden van Kalken en Laarne kreeg.
Aannemer Leonard Verstraete uit Rumbeke voerde in 1911 restauratiewerken aan het kasteel uit.
Een kopie van de schandpaal werd bij de heraanleg van de dorpskom omstreeks 2011 geconstrueerd op een nieuw pleintje voor de Sint-Machariuskerk, naast de vrijheidsboom.
Is deel van
Kasteeldomein van Laarne en omgeving
Is deel van
Laarne
Is gerelateerd aan
Kasseiweg Kasteeldreef en Dorpsstraat
Is gerelateerd aan
Vier gekandelaarde lindes op het voorplein van het Kasteel van Laarne
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kasteeldomein van Laarne [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/54439 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.