Geheel van oorspronkelijk acht gekoppelde winkelhuizen in eclectische stijl met neorenaissance en neobarokke kenmerken, naar een ontwerp door de architecten Jean Baptiste en Emile Vereecken uit 1898. Opdrachtgevers waren de ondernemers Ernest Paul Grisar die de vier linker panden voor zijn rekening nam, en diens jongere neef Albert Kreglinger bouwheer van de vier rechter panden. Het ontwerp kwam in twee versies tot stand, een eerste uit april 1898 die zich onderscheidde door een oeil-de-boeuf en een gebogen mansardedak met belvedère van het type “Philibert de l’Orme” als bekroning van de hoekpanden. De tweede versie met neobarokke topgevels uit december 1898, werd in de loop van 1899 uitgevoerd.
Ernest Paul Grisar (1844-1899), echtgenoot van Adèle Marie Justine Constantine van den Nest (1847-1927), behoorde als kleinzoon van Jean Martin Grisar (1779-1853) tot de oudere tak van het handelaars- en scheepsmakelaarsgeslacht Grisar, dat zich in 1804 vanuit het Duitse Nievern (Rheinland-Pfalz) in Antwerpen gevestigd had. In 1894 had hij door vader en zoon Vereecken al een herenhuis laten optrekken naast zijn hotel in de Maarschalk Gérardstraat, in 1899 volgde het "Entrepôt du Congo" op hoek van de Sint-Jansvliet en Plantinkaai. In de keuze van de architecten volgde Ernest Paul Grisar het voorbeeld van zijn moeder, de weduwe Constance Grisar-Govaerts, die al in 1889 beroep had gedaan op Jean Baptiste Vereecken voor een hotel op de hoek van De Merodelei en Le Grellelei en een geheel van vier burgerhuizen op de hoek van Prins Albertlei en Le Grellelei. Ernest Paul Grisar was de oom van Albert Kreglinger, enige zoon van zijn zus Marie Louise Grisar (1850-1884).
Albert Kreglinger (1874-1953), die het vastgoedproject ten uitvoer bracht kort na zijn huwelijk met Elena Tewes (1876-1963) in 1898, behoorde tot de vierde generatie van dit in oorsprong Duitse handelaars- en bankiersgeslacht te Antwerpen. De broers Georg Friedrich (1765-1821) en Christian Emmanuel Kreglinger (1770-1813), afkomstig uit Karlsruhe, richtten in 1797 de handelsfirma G. & C. Kreglinger op, gevestigd in het vroegere gildehuis "Spaengien" op de Grote Markt. Actief in de import en handel van wol, schaapsleder, tabak en koffie, kende het bedrijf naar het einde van de 19de eeuw toe een wereldwijde expansie met vestigingen in Latijns-Amerika, Australië en Nieuw-Zeeland. In 1935 werd de financiële activiteiten ondergebracht in de Bank Kreglinger. Albert Kreglinger volgde zijn vader Eugène (1840-1914) op, en kwam na het overlijden van twee van zijn achterneven en zijn eigen zoon Eugène (1899-1933), alleen aan het hoofd van het bedrijf, dat hij tot aan zijn dood in 1953 zou leiden.
Het ensemble winkelhuizen Grisar-Kreglinger behoort tot het latere oeuvre van Jean Baptiste Vereecken, die van 1893 tot 1906 met zijn zoon Emile geassocieerd was. Vanaf midden jaren 1860 bouwde hij een succesvolle carrière uit in dienst van de belangrijkste Antwerpse makelaars- en bankiersfamilies, zoals Havenith, Grisar, Pecher, Bunge, Meeûs, Kreglinger, Good en Nottebohm. Vader Vereecken ontwierp talrijke voorname herenhuizen op de meest prestigieuze locaties van Antwerpen en Berchem zoals het Stadspark en het Prins Albertpark, naast grote aantallen burgerhuizen in nieuwe wijken als het Zuid, onder meer ook voor eigen rekening. Daarbij bleef hij trouw aan een conventioneel eclecticisme van neoclassicistische inspiratie. Vanaf midden jaren 1890 evolueerde de architectuurproductie van het bureau Vereecken, mogelijk onder invloed van zoon Emile, naar het rijker geornamenteerde neorenaissance- of neobarokidioom. Representatieve voorbeelden uit de beginjaren van de samenwerking tussen vader en zoon Vereecken zijn naast het ensemble in de Leysstraat, het hotel Vandevelde op de hoek van Louiza-Marialei en Rubenslei, en het hotel Pungs in de Beeldhouwersstraat. Vanaf 1906 zette Emile Vereecken de praktijk in eigen naam tot midden jaren 1920 voort, met herenhuizen, bank- en kantoorgebouwen in beaux-artsstijl.
Ontworpen als een geheel van acht winkelhuizen, bestaat het complex vandaag uit vier handelspanden, die zich manifesteren als een doorlopend, volkomen symmetrisch gevelfront van in totaal twintig traveeën. De gekoppelde panden die de middenpartij uitmaken, tellen samen twaalf traveeën en vier bouwlagen onder een doorlopend zadeldak (nok parallel aan de straat, leien). De hoger opgetrokken panden aan beide uiteinden van het complex, elk vier traveeën breed en eveneens vier bouwlagen hoog onder een gebroken zadeldak (nok loodrecht op de straat, leien), zijn bekroond met een dwars ingeplante attiek van één bouwlaag. Deze laatste panden vormen monumentale, gespiegelde hoekrisalieten, gemarkeerd door een drieledige, in- en uitgezwenkte topgevel. Het gevelfront heeft een verzorgd, rijk geornamenteerd parement uit witte natuursteen, met accenten uit rood, zwart en grijs graniet voor de pilasters van de pui, en de deelzuiltjes van de bovenverdiepingen. Volgens de bouwplannen beantwoordde de pui oorspronkelijk aan een repeterend schema, met per twee panden een centraal inkomportaal onder een bovenlicht, geflankeerd door vitrines en geblokte pilasters. Van dit principe dat Emile Vereecken ook toepaste in het tegenoverliggende winkelpand Leysstraat 9-13, is vandaag enkel de pilasterindeling bewaard. De pui wordt over de volledige breedte van het gevelfront bekroond door een balkon met smeedijzeren consoles en borstwering, geritmeerd door natuurstenen postamenten. Nadrukkelijk horizontaal geleed door waterlijsten en kordonvormende lekdrempels, met een bossage van casementen op de eerste verdieping, ritmeren gesuperposeerde, met cartouches bewerkte pilasters de bovenbouw. Het levendige spel van vensterregisters, balkons, loggia’s en erkers, en het zwierige profiel van de topgevels, verlenen het gevelfront een dynamisch karakter en een plastisch reliëf, met expressieve licht- en schaduwcontrasten.
De gekoppelde panden in de middenpartij beantwoorden aan een axiaal opzet, telkens opgebouwd uit gestapelde drielichten. Respectievelijk driezijdige en halfronde balkons met balustrade en console(s), waarvan één met mascarons, markeren de middenas van de bovenste twee verdiepingen. De eerste verdieping heeft composiete deelzuilen uit rood graniet en tussendorpels op kraagstenen. Het drielicht van de tweede verdieping onderscheidt zich als Serliana, met een centraal rondboogvenster op Toscaanse kolommen uit grijs graniet, en ronde medaillons met guirlande in de bovenlichten van de zijvensters. De derde verdieping is uitgewerkt als loggia met slanke, bewerkte balusterpijlers, kraagstenen en een balustrade. Een klassiek hoofdgestel met een kroonlijst op trigliefconsoles, en een blinde attiek met siervazen op de bewerkte postamenten vormen de gevelbeëindiging. Daarin zijn de dakvensters geïntegreerd, gekenmerkt door een balustrade, pilasters, klauwstukken, een entablement met gebroken driehoekig fronton, en een topstuk met gebogen fronton.
Ook bij de hoekrisalieten ligt de klemtoon telkens op de middenas, met op de eerste verdieping rechthoekige vensters en een centraal tweelicht met composiete deelzuil uit rood graniet. De tweede verdieping onderscheidt zich als rondboogarcade met sluitstenen, Toscaanse kolommen en pilasters uit grijs graniet, waarvan de twee middentraveeën worden geaccentueerd door vrouwelijke en mannelijke herme-atlanten, een balkon met consoles en doorgetrokken, geajoureerde borstwering, en een centrale cartouche. De derde verdieping is in de middenas geopend door een loggia met kraagstenen, gebroken fronton, mascaron, gebogen balkon en doorlopende balustrade. Deze wordt geflankeerd door halfronde erkers met knorren op de basis, een geajoureerde borstwering, rondbogen op een middenzuil en pilasters, een klassiek entablement, koepelhelm en topstuk. Waterlijsten, voluten en postamenten met wortelmotief, gebogen fronton en siervaas, accentueren het drieledig opzet van de geveltop. Een korfboogloggia met waterlijst, sluitsteen, cartouches in de zwikken en doorgetrokken balustrade, doorbreekt de eerste geleding. De tweede geleding onderscheidt zich door Toscaanse kolommen, een balustrade, entablement en gebroken fronton met cartouche, een rondboogvierlicht met waterlijst op pilasters, en postamenten met bronzen fabeldieren. Hierop rust een topstuk met pilasters, klauwstukken, postamenten en een gebogen fronton, bekroond door bronzen beelden van de beeldhouwer Frans Joris, in het linker risaliet Neptunus, in het rechter risaliet Mercurius.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Braeken J. 2017: Geheel van gekoppelde winkelhuizen in eclectische stijl [online], https://id.erfgoed.net/teksten/203698 (geraadpleegd op ).
Nummers 12, 14, 16, 18, 20, 22, 24 en 26 vormen één breed architecturaal geheel met twee aansluitende puntgevels. Ontwerp van J.B. Vereecken en zoon van 1898. Centrale lijstgevel en vier traveeën en vier bouwlagen onder leien zadeldak (nok parallel aan straat) in een eclectische mengstijl evenwichtig geritmeerd door middel van doorlopende balustrades, oplopende bredere muurpartij en symmetrisch opgestelde dakkapellen, elk met hoog rechthoekig venster driehoekig gebroken fronton en bekronend gebogen fronton. Vensteropeningen in een verkleinende ordonnantie opgevat als drielicht, op tweede bouwlaag rechthoekig met Ionische halfzuilen, op derde bouwlaag centraal boogvenster met kleine Dorische halfzuilen. Plasticiteit van de gevel geaccentueerd door de als loggia uitgewerkte bovenverdieping steunend op slanke balusterzuiltjes (neo-Lodewijk XIV). Tweede bouwlaag van nummers 20 en 22 verbouwd.
Flankerende puntgevels, nummers 12 en 24-26, in eclectische mengstijl met in- en uitgezwenkte top vertonen dezelfde opbouw met vier traveeën en vier bouwlagen onder zadeldak (leien, nok haaks op straat). Oplopende muurpartijen, halfzuilen, dragende hermefiguren (derde bouwlaag), cirkelvormige erkers met koepelvormige bekroning (vierde bouwlaag) en bekronende siervazen accentueren structuur van de gevels in hun dragende functie. Bouwlagen voorts gemarkeerd door doorlopende balkons, dorpels, kordons. Plasticiteit door middel van clair-obscur (balkons en loggia's). Rechthoekige vensters, op derde bouwlaag rondboogvensters. Puntgevels bijzonder weelderig uitgewerkt en barok geïnspireerd met voluten, siervazen, halfzuiltjes en frontons. Twee monumentale bekronende bronzen beelden, voorstellende Neptunus en Mercurius (Frans Joris).
Bron: DE MUNCK-MANDERYCK M., DECONINCK-STEYAERT R. & PLOMTEUX G. met medewerking van LINTERS A. 1979: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nb, Brussel - Gent.
Auteurs: Plomteux, Greet; Steyaert, Rita; Manderyck, Madeleine
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. & Manderyck M. 1979: Geheel van gekoppelde winkelhuizen in eclectische stijl [online], https://id.erfgoed.net/teksten/5450 (geraadpleegd op ).