Burgerhuis in neoclassicistische stijl gebouwd in opdracht van de kolenhandelaar Georges Ven, naar een ontwerp door Jean Baptiste Winders uit 1851. Deze aannemer-architect, vader van architect Jean Jacques Winders, lijkt in Antwerpen actief te zijn geweest vanaf midden jaren 1840.
Het pand dat oorspronkelijk slechts twee bouwlagen telde, werd in opdracht van de advocaat Alphonse Ryckmans-Van Rijn (Antwerpen, 1857-Mechelen, 1931) tot zijn huidige vorm verbouwd naar een ontwerp door de architect Louis De Vooght uit 1913. Van deze ingreep dateren de erker, de tweede verdieping, de achterbouw, en de traphal in het interieur. Ryckmans, gehuwd met Clémence Van Rijn en vader van zes kinderen, promoveerde in 1879 tot doctor in de rechten aan de Katholieke Universiteit van Leuven. Hij zetelde van 1899 tot 1911 en vanaf 1922 in de Antwerpse gemeenteraad, en was katholiek senator van 1912 tot zijn overlijden. Op 9 oktober 1914 onderhandelde hij mee de capitulatie van Antwerpen in de villa “Rest and be thankful” in Kontich. De verbouwing behoort tot het relatief vroege oeuvre van Louis de Vooght, zoon van de aannemer François De Vooght, die eind jaren 1890 zijn debuut maakte. Tijdens zijn beginjaren liet hij zich vooral opmerken met ontwerpen in een neotraditioneel stijlidioom, waarvan het hotel de Hasque en de eigen architectenwoning - beide uit 1912 en aan de Arthur Goemaerelei - representatieve voorbeelden zijn.
Met een gevelbreedte van vier traveeën omvat de rijwoning met dubbelhuisopstand drie bouwlagen onder een zadeldak. Oorspronkelijk bepleisterd en beschilderd, sinds 1913 belijnd met schijnvoegen, rust de vandaag gedecapeerde bakstenen lijstgevel op een plint uit blauwe hardsteen. De opstand beantwoordt aan een regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit registers van rechthoekige muuropeningen met afgeronde bovenhoeken en geprofileerde dagkanten. De bovenvensters worden geaccentueerd door lekdrempels op consoles, tot 1913 met onderdorpel. De rechthoekige houten erker op voluutconsoles uit 1913, neemt de twee linker traveeën van de eerste verdieping in. De houten kroonlijst op gekoppelde uitgelengde voluutconsoles, restant van het oorspronkelijk klassieke hoofdgestel met casementen in de fries, werd in 1913 hergebruikt als beëindiging van de toegevoegde verdieping. Gietijzeren voetschraper.
Volgens de bouwplannen uit 1913 biedt de begane grond ruimte aan een enfilade van spreekkamer, salon en toegevoegde eetkamer, geflankeerd door de vestibule met wachtkamer, de traphal, de office, een binnenplaats en de toegevoegde keuken onder bovenlicht. De eerste en tweede verdieping herbergen telkens twee slaapkamers met ‘cabinet de toilette’ en een badkamer.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1851#818 en 1913#3703.