Geheel van drie volgens repeterend schema gekoppelde burgerhuizen in neoclassicistische stijl, te dateren in het vierde kwart van de 19de eeuw. Mogelijk werd het vastgoedproject opgetrokken door het Bestuur der Burgerlijke Godshuizen, dat tijdens de jaren 1880 in hetzelfde bouwblok zijde Bervoetstraat een rij burger- en winkelhuizen tot stand bracht. Het bouwdossier werd niet teruggevonden, ontwerper noch aannemer zijn gekend.
Met een gevelbreedte van elk drie traveeën, omvatten de rijwoningen een souterrain en drie bouwlagen onder een zadeldak. De bepleisterde en beschilderde lijstgevels met geblokte pui rusten op een hoge, geprofileerde plint uit blauwe hardsteen. Geleed door de pijlijst, legt de compositie telkens de klemtoon op de middenas, die op de eerste verdieping wordt gemarkeerd door een balkon met balustrade op uitgelengde voluutconsoles. Verder beantwoordt de opstand aan een regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit registers van getoogde deur- en vensteropeningen in de pui, en rechthoekige bovenvensters in geriemde omlijsting met geprofileerde lekdrempel. De eerste verdieping onderscheidt zich door een bewerkt paneel op de borstwering, de tweede door lekdrempels op consoles en onderdorpel. Een klassiek hoofdgestel met casementen in de fries en een houten kroonlijst op gekoppelde klossen en hoekconsoles vormt de gevelbeëindiging. De pui van het middenpand (nummer 24) is verbouwd voor een garage. Deels bewaard houten vensterschrijnwerk; de houten inkomdeur, smeedijzeren souterraintralies en gietijzeren voetschraper bleven enkel behouden in het linker pand (nummer 26).
De plattegronden beantwoorden aan de klassieke typologie van het burgerhuis dat uit een hoofdvolume en een smalle achterbouw in entresol bestaat, ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal.