Winkelpand in neo-Vlaamserenaissance-stijl naar een ontwerp door de architect Joseph Hertogs uit 1903. Opdrachtgever was de Duitse boekhandelaar Otto Forst (°Wiesbaden, 1853), die zich in 1877 vanuit zijn geboortestad te Antwerpen gevestigd had, en al sinds 1890 op dit perceel een zaak uitbaatte gespecialiseerd in Duits- en Engelstalige publicaties. Zijn vermoedelijk eerste boekhandel opende Forst al in 1880 in het Hespenstraatje, tussen Groenplaats en Eiermarkt. Het monumentale nieuwbouwpand van Librairie O. Forst aan de Meir omvatte naast de boekhandel een tentoonstellings- en veilingzaal, en het privé-appartement van Forst. In 1913 liet hij de boekhandel over aan een naamloze maatschappij, bestuurd door Karel Govers (°Antwerpen, 1877), die de zaak na de Eerste Wereldoorlog herdoopte tot La Grande Librairie. Forst verliet Antwerpen definitief in november 1918.
Librairie O. Forst behoort tot het rijpe oeuvre van Joseph Hertogs. Actief van omstreeks 1885 tot zijn overlijden in 1930, geldt hij als een van de meest succesvolle architecten in Antwerpen. Zijn loopbaan in dienst van de vermogende, overwegend liberale mercantiele burgerij, leverde een vijfhonderdtal woningen en openbare gebouwen op. Deze evolueren van eclecticisme en neorenaissance, naar een klassiek geïnspireerde beaux-artsstijl. Omstreeks de eeuwwisseling drukte hij met monumentale bouwwerken als het Hansahuis op de hoek van Suikerrui en Ernest Van Dijckkaai zijn stempel op het Antwerpse stadsbeeld. Van kort na 1900 dateert het ontwerp van het neogotische Museum Mayer van den Bergh in de Lange Gasthuisstraat. De eerste grote realisatie van Hertogs op de Meir, Le Lloyd Belge uit 1894, werd gevolgd door een winkelpand in opdracht van Léonie Osterrieth in 1895, Grands Magasins Leonhard Tietz in 1900, Librairie O. Forst in 1903, Tearoom Blumer in 1919, London County Westminster & Parr's Bank Limited in 1919-1920, en de verdwenen Agence Maritime Internationale in 1928-1929.
Met een gevelbreedte van zes traveeën, omvat het gebouw vier bouwlagen onder een zadeldak (nok parallel aan de straat, leien). De brede tuitgevel, waarvan enkel de bovenste registers bewaard zijn, onderscheidt zich door een verzorgd parement uit witte natuursteen met een veeleer sober decor. Oorspronkelijk werd de hoge, in korfbogen gevatte drieledige winkelpui met middenportaal, geflankeerd door het privé-portaal met entablement, balustrade en bovenlicht. Volgens hetzelfde ritme doorbraken rond- en steekboogvensters met waterlijst en bewerkte borstwering de eerste verdieping. De bovenste twee verdiepingen worden in de rechter travee gemarkeerd door een oplopende, driezijdige erker met een gebuikte console en een geribde helm. Opgebouwd uit registers van rechthoekige vensters met kordonvormende lekdrempels, onderscheidt de tweede verdieping zich door een pilastergeleding, boogvelden met cartouches en een bewerkte borstwering, in de middenas geaccentueerd door een blind wapenschild. De derde verdieping wordt geritmeerd door Ionische halfzuilen, en beëindigd met een klassiek hoofdgestel. Asymmetrisch van profiel, gevat tussen een voluut aan de linker en een attiek met balustrade aan de rechter zijde, wordt de tweeledige geveltop geopend door een rondboogdrielicht met waterlijst en een ronde oculus met sluitsteen. Het decor is beperkt tot een medaillon met het bouwjaar “1903”, overhoekse pinakels, hogels en smeedijzeren sierankers. Volledig opengebroken tijdens de naoorlogse decennia, dateert de huidige onderbouw van 1990.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Braeken J. 2017: Librairie O. Forst [online], https://id.erfgoed.net/teksten/203973 (geraadpleegd op ).
Rijhuis van zes traveeën en vier bouwlagen onder leien zadeldak. Natuurstenen puntgevel in neorenaissancestijl, gedateerd 1903 (cartouche). Eerste en tweede bouwlagen volledig verbouwd tot moderne winkelpui met entresol. Bovenbouw bewaard en gemarkeerd door de trapezoïdale erker over de derde en vierde bouwlaag met koepelvormige bekroning; horizontale gevelgeleding door middel van doorlopende kordons, lekdrempels en geprofileerde kroonlijst. Op de derde bouwlaag vensters geritmeerd door pilasters en bekroond door verdiepte nissen met versierde boogvelden; op de vierde bouwlaag geflankeerd door Dorische halfzuilen. Boven de daklijst een verhoogde puntgevel, verrijkt met versierde muurankers en geflankeerd door een opengewerkte balustrade met overhoekse pinakels; drie gekoppelde rondboogvensters onder een oculus met belangrijke sluitsteen.
Bron: DE MUNCK-MANDERYCK M., DECONINCK-STEYAERT R. & PLOMTEUX G. met medewerking van LINTERS A. 1979: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nb, Brussel - Gent.
Auteurs: Plomteux, Greet; Steyaert, Rita; Manderyck, Madeleine
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. & Manderyck M. 1979: Librairie O. Forst [online], https://id.erfgoed.net/teksten/5521 (geraadpleegd op ).