erfgoedobject

Coutellerie-Orfèverie Tilquin

bouwkundig element
ID
5527
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/5527

Juridische gevolgen

Beschrijving

Historiek en context

Winkelpand en meergezinswoning in art-decostijl, gebouwd in opdracht van Jos Van Put, naar een ontwerp door de architect Joseph Selis uit 1933. De Coutellerie Orfèvrerie Tilquin werd in 1860 opgericht, en is ook vandaag, meer dan 150 jaar later, nog een begrip in Antwerpen als speciaalzaak voor bestek, tafelzilver en serviesgoed. Met behoud van de naam van de stichter, werd 'Tilquin' gedurende meerdere generaties uitgebaat door de familie Van Put, die in de jaren 1930, naast de winkel op de Meir filialen uitbaatte in Gent en Oostende, later ook in Brussel en Luik. Na de Tweede Wereldoorlog nam een vroegere werkneemsters, Maria Machiels-Van Heste, de Antwerpse winkel over. Huidig zaakvoerder is haar kleinzoon, Michel Machiels. Tilquin was 60 jaar lang, van 1933-34 tot 1993, in het door Selis ontworpen winkelpand op de Meir gevestigd, om vervolgens uit te wijken naar een pand aan de Frankrijklei/Tabakvest. Ook voordien betrok Tilquin al winkelpanden op de Meir, wellicht zelfs sinds de 19de eeuw. Een van de vroegere vestigingen verdween omstreeks 1909 bij de bouw van het door architect Victor Horta ontworpen warenhuis A l’Innovation (huidige Meir 31-33).

Architect Joseph Selis ontwierp niet alleen het gebouw van de Coutellerie Orfèvrerie Tilquin, maar tekende ook voor het volledige winkel- en woninginterieur inclusief alle meubilair, dat in eigen atelier (Joseph Selis, Atelier d’ameublement d’art) werd vervaardigd. Het ontwerp kwam in twee versies tot stand, een eerste uit mei en een tweede uit augustus 1933, met belangrijke wijzigingen aan de verdeling van de woningen over de achterbouw, en hun interieurindeling. Voor de bouw stond aannemer Algemeene Ondernemingen J. Spiessens-Van Nereaux uit Deurne in, die later voor Selis ook het appartementsgebouw L’Imperator zou optrekken. De architect lijkt van de vroege jaren 1930 tot de late jaren 1950 gelijktijdig in Antwerpen en Oostende actief te zijn geweest. Samen met het appartementsgebouw L’Imperator dat hij in 1936 vlakbij op de hoek van de Teniersplaats en de Kipdorpvest tot stand bracht, behoort de Coutellerie Orfèvrerie Tilquin tot zijn meest opvallende realisaties in Antwerpen. Beide werden onmiddellijk na voltooiing lovend besproken in het architectuurtijdschrift Bâtir, als eigentijdse accenten in het somptueuze, barokke kader van Meir en Leysstraat, de belangrijkste handelsas van Antwerpen. Het ontwerp is representatief voor het gematigd progressieve oeuvre van Selis uit het late interbellum, dat het midden houdt tussen een zakelijk modernisme en een gestroomlijnde art-decostijl. Naast zijn architectuur liet hij zich in deze periode ook opmerken als ontwerper en producent van eigentijdse interieurs en luxe-meubilair.

Vanwege het uitzonderlijke en integraal bewaarde winkel- en woninginterieur, was Coutellerie Orfèvrerie Tilquin al sinds 1983 beschermd als monument. Het gebouw werd in 1993 aangekocht door het Nederlandse investeringsfonds Gapenfo, om vervolgens totaal te worden verbouwd en uitgebreid tot een vestiging van de winkelketen Kruidvat. Ondanks de status van beschermd monument verdween door deze ingreep met bouwovertreding het volledige winkelinterieur, uitgezonderd delen van het vaste meubilair – vitrines, toonbanken - die in het gebouw zelf werden opgeslagen. In 2002-2004 onderging het gebouw een grondige renovatie, naar ontwerp van Driesen Meersman Thomaes architecten (uitvoerende architecten Jan Meersman en Jan Goderis). Opzet was het winkelinterieur zo getrouw mogelijk te reconstrueren, aangepast aan de nieuwe bestemming als kledingzaak Massimo Dutti, met integratie van het nog resterende en te recupereren winkelmeubilair.

Architectuur en interieur

Het gebouw van vier bouwlagen en een entresol onder plat dak, herbergde oorspronkelijk een complex programma, dat niet alleen de winkel met dienstruimten omvatte, maar ook drie woningen. De meesterwoning van eigenaar Jos Van Put besloeg de drie verdiepingen boven de winkel, terwijl twee kleine appartementen achter de winkel, op het niveau van de begane grond en de entresol respectievelijk bestemd waren voor de ouders Van Put, en de winkeluitbater. Vanwege de geringe straatbreedte van het perceel waren deze drie woningen slechts toegankelijk vanuit de winkel zelf, zij het elk beschikkend over een afzonderlijke inkom. De ruime, L-vormige achterbouw strekte zich over de volledige breedte van het aanpalende pand (Meir 101) uit, en grensde aan een beboomde stadstuin. Meest opvallend aan dit onderdeel van de constructie was de complexe, getrapte opbouw met dakterrassen ter hoogte van de eerste en de tweede verdieping, waarin bovenlichten uit glasstenen waren geïntegreerd. Nog afgezien van het merkwaardig publicitaire gevelfront en het bijzondere winkelinterieur, maakte vooral deze gelaagde achterbouw de Coutellerie Orfèvrerie Tilquin tot een voor Antwerpen uitzonderlijk voorbeeld van gestroomlijnde art deco in zogenaamde 'pakketbootstijl'. Kenmerkend waren de typische rotonde-uitbouw ontleend aan de vorm van de scheepsbrug, de elegant golvende welvingen van het bouwvolume bekroond door een halfronde dakluifel, en de als scheepsdek uitgewerkte dakterrassen met metalen buisrelingen, betegeld in een vermoedelijk driekleurig geometrisch patroon. Sinds de verbouwing van 1993, die de winkelruimte doortrok over de volledige oppervlakte van het perceel, blijft van het oorspronkelijke gebouw nog weinig over: samen met het winkelinterieur en de opmerkelijke achterbouw verdween ook het interieur van de meesterwoning grotendeels, op de badkamer na.

Het gevelfront beantwoordt aan een publicitair opzet, bedoeld als uithangbord voor de winkel en zijn koopwaar. Voor de pui met centraal inkomportaal is een vlakke bekleding van zwart Zweeds graniet toegepast, met een glanzend gepolijste afwerking. Als contrast kreeg de bovenbouw een vandaag beschilderd parement uit witte natuursteen (Brauvilliers). De volkomen symmetrische compositie legt de klemtoon op de middenas, gemarkeerd door een verticaal oplopende, eveneens zwart granieten spil, die binnen een kwartholle kooflijst is gevat. Deze rust op een gelaagde halfronde console die doorloopt in de korte luifel van de pui, en wordt bekroond door een geblokt topstuk waarin de vlaggenmast is geïntegreerd. Verder bestaat de opstand uit gevelbrede registers van vooruitspringende en afgeronde raampartijen met stalen schrijnwerk, typisch belijnd door een tandlijst en een kwartholle waterlijst. Oorspronkelijk werd de luifel van de winkelpui bekroond door het opschrift "Coutellerie Tilquin Orfèvrerie" in sierlijke neonletters; een metalen bestek (vork, mes, lepel) vormde een kenteken boven de winkeldeur. Bij de reconstructie van de winkelpui werden de oorspronkelijke koperen of messing art-decohandgrepen van de deur herplaatst.

Volgens de bouwplannen heeft de winkel een langwerpige plattegrond, aan drie zijden omringd door een entresolgalerij met een centrale trap. Achteraan sluit het kantoor van de uitbater op de winkel aan, met twee kleine bergplaatsen voor stock en een ondiepe werkplaats over twee niveaus bedoeld voor graveren, slijpen, onderhoud en herstellingen. Het gelijkvloerse appartement van de ouders Van Put bestaat uit een hal met vestiaire, een salon, een veranda in de rotonde, een slaapkamer, keuken en badkamer. Iets groter van oppervlakte en erboven gesitueerd op het niveau van de entresol, omvat het appartement van de winkeluitbater een woonkamer en keuken beide met bovenlicht, en twee slaapkamers met de badkamer in de rotonde. De meesterwoning Van Put biedt op de eerste verdieping ruimte aan de woon-, ontvangst- en werkvertrekken, met in de voorbouw het salon over de volledige breedte aan de straat, de centrale traphal met bar en cosy-corner, de eetkamer met veranda palend aan het terras, en de keuken. De drieledige kantoorsuite van de zaakvoerder beslaat op dit niveau als hoogste verdieping de achterbouw met rotonde. Op de tweede verdieping bevinden twee kleine slaapkamers en een eerste badkamertje zich aan de straat, en de grote slaapkamer met en suite cabinet de toilette en badkamer aan het terras. Twee logeerkamers en drie meidenkamertjes nemen de derde verdieping in.

Met de Coutellerie Orfèvrerie Tilquin ontwierp Selis een eigentijds en functioneel winkelinterieur van hoge standing, typisch voor de gestroomlijnde art-decostijl uit de jaren 1930. Het stijlvolle karakter berustte grotendeels op het edele materiaalgebruik en de vloeiende lijnvoering met cilindrische en afgeronde vormen, bedoeld om de luxueuze koopwaar - tafelzilver in alle vormen en maten - optimaal uit te stallen. Tropisch houtfineer van twee contrasterende soorten (loupe d'amboine en palissander), werd gecombineerd met glas, spiegels, metaal, en koningsblauw fluweel. Vooruitstrevend waren de mechanisch draaiende plateaus en de geïntegreerde verlichting van de vitrines, met in de sokkels ingewerkte verwarmingselementen. De winkelruimte werd opgedeeld door de gewelfde galerij met een uurwerk boven de centrale trap, en verder gestructureerd door de opstelling van de vitrines. Doorlopende vitrines over twee niveaus bedoeld voor de talloze specimen van bestekken bedekten de wanden rondom, geritmeerd door half cilindrische vitrines voor het grotere vaatwerk. Een aaneenschakeling van vrijstaande toogvitrines, afgerond aan de uiteinden en gebogen als hoekelement, vormde een parallelle gordel rond de centrale zone, waarvan de middenas werd ingenomen door hoge vitrines in rechthoekige of cilindervorm. Deze opstelling werd begeleid en geaccentueerd door het constructivistische vloerpatroon met contrasterende kleurbanden, uitgevoerd in Korkoid, vermoedelijk een vloerbekleding op basis van kurk.

Het interieur van de meesterwoning werd volgens eenzelfde stijlprincipe gekenmerkt door een edel materiaalgebruik, een soberheid in vorm en lijnvoering, en een rijk kleurpalet met typische horizontale stroken verwerkt in het behangpapier, het meubeltextiel, het glas in lood en de vloerbekleding. Salon, grote eetkamer en bar waren ingericht met vrijstaand en inbouwmeubilair in hetzelfde houtfineer al de winkelinrichting, daar waar art-deco-smeedwerk het schrijnwerk van de hal sierde. De groen betegelde en met nissen ingedeelde badkamer behield zijn oorspronkelijke sanitair – wastafels, ligbad, stortbad, toilet, bidet, accessoires - in contrasterend roze, zijn glas-in-loodramen en geïntegreerde plafondverlichting.

  • Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1933#43967, 1933#44621 en 86#930883; foto’s GP#4710, FOTO-OF#16191 en FOTO-OF#17072.
  • FLOUQUET, P.L. 1934: La nouvelle génération. Un immeuble à usage commercial et d’habitation, Bâtir 3.17, 650-655.

Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Coutellerie-Orfèverie Tilquin [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/5527 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.