Eclectisch burgerhuis volgens kadaster gebouwd in 1900 als laatste huis van het ensemble nummers 27-45, door Leopold Vermeeren, veekoopman uit Oostende. In 1930 kent de achterbouw in het verlengde van de inkom een gedeeltelijke afbraak en vergroting; het bijgebouwtje achteraan in de tuin wordt afgebroken. Onderdeel van ensemble belle-epoqueburgerhuizen nummers 37-45.

Enkelhuis met souterrain, twee bouwlagen en twee/drie traveeën onder mansardedak (pannen, leien). Lijstgevel van typerende, bruinrode geglazuurde bakstenen afgewisseld met witte, lichtblauwe en donkerbruine bakstenen voor onder meer horizontale banden, omlijstingen, ontlastingsbogen en borstweringen. Geprofileerde sokkel van arduin met grote kelderopeningen. Hoger opgetrokken deurtravee tot boven de kroonlijst met overkragend dakvenster. Spits hoefijzerboogvormige belijning van geveltop met overhoeks topstuk; gebogen sierlijke ijzeren balkonleuning van dakvenster rechts en gebogen kroonlijst links. Breed balkon op geprofileerde natuurstenen consoles; nieuwe balkonleuning. Muuropeningen met art-nouveau-inslag zie korf- en hoefijzerboogvorm en decoratief uitgewerkte natuurstenen negblokken. Behouden schrijnwerk (vernieuwd in dakvensters). Vensters met glas in lood op benedenverdieping. Beglaasde tweedelige poort met gestileerd gietijzeren traliewerk en bovenlicht.

Interieur. Inkom, voorheen als doorrit naar achterliggende tuin, met bewaard stucwerk op plafonds en wanden; plint van marmer waarboven lambrisering met marmerimitatieschildering. Aan linkerzijde, marmeren trap naar woonhuis tussen twee zuilen. Behouden indeling en aankleding van de achter elkaar gelegen vertrekken, met onder meer parket in visgraatverband, lambrisering, marmeren schouwen en stucplafonds.
In salons aan straat- en tuinzijde opmerkelijke decoratieve muurschildering.