Standingvol appartementsgebouw in beaux-artsstijl op de hoek van de Meir en de Kolveniersstraat, naar een ontwerp door de architect Camille Janssens uit 1925 (gevelsteen). Opdrachtgever was de Société Belge Immobilière (SBI), een in 1922 opgericht vastgoedbedrijf met zetel te Brussel, dat zich profileerde als belangrijkste promotor van de koopflat met hypotheekaflossing voor de middenklasse.
Het appartementsgebouw van de SBI, waarvan het programma veertien flats van twee verschillende types en twee tot vier winkelpanden omvatte, werd in 1925-1927 opgetrokken door de in Vorst (Brussel) gevestigde aannemer Waeleghem & Degendesch. Voor het decoratieve beeldhouwwerk tekende de Antwerpse beeldhouwer Alfons De Rydt (gevelsteen). Voorheen bevond zich op dit hoekperceel van Meir en Kolveniersstraat een brede herenwoning met een neoclassicistische lijstgevel uit de eerste helft van de 19de eeuw. Dit laatste was minstens sinds begin jaren 1900 vervangen door een voorlopig winkelpaviljoen, in gebruik als toeristisch bureau. Door zijn imposante bouwhoogte en hoekoplossing onderscheidde het appartementsgebouw van de SBI zich in de gevelwand van de al even monumentale flankerende complexen: het vandaag verdwenen, eclectische "Théâtre des Variétés" door de architect Guillaume Van Oenen, en het neorenaissance kantoorgebouw van de Imperial Continental Gas Association door de architect Emile Thielens, beide daterend van omstreeks 1900. Het overschrijden van de toegestane bouwhoogte - de kroonlijst bevond zich op 27m50 met de nok zelfs op 32 m daar waar de bouwvoorschriften een maximum van 20 m oplegden - werd uit schoonheidsoogpunt goedgekeurd omwille van het kunstzinnige karakter van de architectuur, en als bijdrage aan het oplossen van de woningnood.
De Société Belge Immobilière (SBI), waarvan de Raad van Beheer werd voorgezeten door minister van Staat Michel Levie, eregouverneur van de provincie Luik baron Henry Delvaux de Fenffe en burgemeester van Edingen Pierre Delannoy, ontstond in een periode van krapte op de woningmarkt, stijgende huurprijzen en bouwkosten, en een tekort aan huishoudelijk personeel. De maatschappij lag mee aan de basis van de wet op het mede-eigendom van 8 juli 1924, die het legistieke en financiële kader creëerde voor het appartementsgebouw in mede-eigendom. Nauwelijks enkele dagen na de bekrachtiging van deze wet vond de eerstesteenlegging plaats van het eerste van een lange reeks bouwprojecten van de SBI, het gebouw "Orsay" op de hoek van de Blanchestraat en de Veydtstraat in Sint-Gillis, gelegen nabij de chique Louizalaan. Voor haar debuut engageerde de maatschappij het prestigieuze, in flats en luxehotels gespecialiseerde Parijse architectenbureau Louis Duhayon en Marcel Julien, dat vervolgens onder meer ook "Le Saillant de l’Yser" op het IJzerplein in Brussel realiseerde. Eens gelanceerd deed de SBI evenzeer beroep op architecten van eigen bodem zoals in Antwerpen Janssens en in Brussel Camille Damman, die voor het meest grootschalige bouwproject van de maatschappij tekende, het "Palais de la Cambre" aan de Emile Duraylaan in Elsene. De maquette van dit monumentale complex werd tentoongesteld op de Exposition Internationale des Arts Décoratifs et Industriels Modernes van Parijs in 1925. Nauwelijks een jaar actief had de maatschappij dan al een vijftigtal appartementsgebouwen op stapel staan, gegroepeerd op een twintigtal locaties vooral in de hoofdstad. Om zich ook op de Antwerpse vastgoedmarkt te profileren, zette de SBI tegelijkertijd twee prestigieuze bouwprojecten op: het appartementsgebouw op de Meir, de belangrijkste handelsas van de binnenstad, en een tweede op de Quinten Matsijslei (vroeger nummer 16, gesloopt in 1966) aan de rand van het Stadspark, de meest voorname residentiële wijk van de Metropool. Dit laatste, een gebouw door Damman en Janssens uit 1925-1927, was bovendien de allereerste en jarenlang ook de enige hoogbouwflat op de leien die het Stadspark omringen. Deze twee realisaties betekenden meteen het einde van de activiteiten van de SBI in Antwerpen, waar de principe van de koopflat niet meteen ingang vond.
Over het oeuvre van Camille Janssens is weinig gekend. Behalve de twee flatgebouwen van de Société Belge Immobilière, is het betonnen pakhuis "La Nationale" (huidige MUHKA) in de Leuvenstraat, de enige andere realisatie van zijn hand die tot op heden kon worden geïdentificeerd. Op de hoek van de Italiëlei en de Franklin Rooseveltplaats ontwierp hij in 1928 in opdracht van de Antwerpse Stouwersfederatie een monumentale hoogbouwflat in art-decostijl, een prestigieus vastgoedproject dat echter geen doorgang vond. Mogelijk situeerden zijn activiteiten als architect zich hoofdzakelijk in de sector van de havenbedrijven. Net als de verdwenen flat op de Quinten Matsijslei, behoort het statige appartementsgebouw op de Meir tot de meest zuivere voorbeelden van het beaux-art-'immeuble' naar Parijs model in Antwerpen. Daarbij zijn de statige opstanden met een weelderig, aan de Lodewijk XIV-stijl ontleend decor, schatplichtig aan de vroegste SBI-realisaties door Duhayon en Julien in Brussel. Ten aanzien van het gebouw op de Quinten Matsijslei betreurde stadsbouwmeester Emiel van Averbeke overigens het 'onhedendaagse' van deze 'cliché-architectuur', met als advies het gevelontwerp tot een 'modern karakter' te wijzigen. Programma en uitrusting van de appartementen van hoge standing, uitgerust voor inwonend personeel, zijn representatief voor het door de SBI gepropageerde type koopflat voor de gegoede burgerij, het 'petit hôtel d’étage' voorzien van alle modern comfort in gemeenschappelijk beheer. Als vermoedelijk eerste appartementsgebouw in mede-eigendom in Antwerpen, staat het gebouw aan het begin van een typologische evolutie die hier zijn doorbraak pas in de jaren 1930 zal kennen. Met zijn negen bouwlagen evenaarde het gebouw op de Meir het tot dan toe hoogste woongebouw van Antwerpen, het complex "Cyclops", "Vulcan" en "Titan" op de Helenalei door de architect Alfons Francken uit 1921-1923. Vervoegd door de in 1928 door de architect Paul Dries ontworpen "Résidence Isabelle" op de hoek van de Lange Leemstraat en de Isabellalei, werd deze hoogbouwtopdrie enkele jaren later ruim overschaduwd door de eerste wolkenkrabber van het vasteland, de Boerentoren op de Schoenmarkt.
Het appartementsgebouw dat negen bouwlagen telt waaronder de mansarde, beslaat op twee lichtschachten na de volledige oppervlakte van het langgerekte hoekperceel. Monumentaal van opzet strekt de gevelopstand zich over elf ongelijke traveeën uit, met de klemtoon op de afgeronde en hoger opgetrokken hoektravee. Waar voor de structuur gewapend beton is toegepast, kreeg de gevel een parement uit witte natuursteen, met wit geaderd marmer als bekleding van de pui en natuurleien voor de bedaking. Horizontaal beantwoordt de opstand aan een klassiek drieledige schema, opgebouwd uit de dubbelhoge sokkel met puilijst, de vier verdiepingen hoge bovenbouw met bekronende balustrade, en de tweeledige attiek met de pseudo-mansarde als afdekking. Oplopende bow-windows met drielichten bepalen het verticale ritme dat rond de torenvormige hoekpartij evolueert. Deze hoektravee wordt gemarkeerd door kolossale panelen, die ter hoogte van de vijfde verdieping uitmonden op een gebeeldhouwde rolwerkcartouche tussen gekoppelde consoles met een bloemenkorf als bekroning. Een door voluten geflankeerde frontispice met een gebogen rocaillefronton op pilasters, en een leien koepelhelm met een ingesnoerd topstuk vormen de bekroning. De vensterregisters, korf- of steekbogig op de eerste en rechthoekig op de hogere verdiepingen, beschermd door een sierlijke smeedijzeren borstwering, bepalen voorts de regelmaat van de compositie. Entablementen en driehoekige pseudo-frontons bekronen alternerend de attiekvensters; het boven het buurpand uitrijzende deel van de gemene muur zijde Meir, kreeg vanwege de grote zichtbaarheid eenzelfde gevelafwerking. Opmerkelijk is het verzorgde ornamenteel beeldhouwwerk van de hand van Alfons De Rydt, waarbij vooral de sierlijke rolwerkcartouches van beide hoekpenanten in het oog springen, versierd met een respectievelijk mannelijke en vrouwelijke maskerkop en een bloemenchute, naast de bekronende bloemenkorven en de brede vlechtbandfries met bladranken van de eerste verdieping. Het houten vensterschrijnwerk is bewaard of naar het oorspronkelijke model vernieuwd; van het schrijnwerk van de pui bleef enkel het smeedijzeren privéportaal behouden.
Typisch voor de vastgoedprojecten van de Société Belge Immobilière, groepeert de plattegrond twee appartementen van verschillende indeling en oppervlakte aan weerszij van de centrale traphal met lift. Waar alle woon- en slaapvertrekken op de straat uitgeven, situeert het grotere en meest standingvolle appartement zich aan de Meir, en het kleinere aan de smalle Kolveniersstraat. Een diensttrap en -lift die aan de achterzijde van het gebouw uitmondt op de passerelle tussen de keukens, verzekert een volledig gescheiden circulatie voor het huispersoneel. Tot de standaarduitrusting van de SBI-gebouwen behoorden een volledig uitgeruste keuken en badkamer, centrale verwarming, telefoon, een stortkoker voor huisvuil, sierschouwen en inbouwkasten, meidenkamers op de mansarde, privékelders en een mechanische wasserij in de ondergrond. Het grote appartement omvat een suite van een groot en klein salon en de eetkamer, uitkijkend over de Meir en bereikbaar via de inkomhal of 'galerie'. Parallel met deze laatste ontsluit de nachthal met toilet en 'penderie', de drie slaapkamers en de badkamer zijde Kolveniersstraat. Het dienstcompartiment omvat de keuken met office, en een afzonderlijk toilet voor het huispersoneel op de passerelle uit glasstenen. Het compactere kleine appartement bestaat uit de inkomhal, een suite van salon en eetkamer, twee slaapkamers, de badkamer, de keuken en eveneens gescheiden toiletten.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Braeken J. 2013: Appartementsgebouw van de Société Belge Immobilière [online], https://id.erfgoed.net/teksten/147074 (geraadpleegd op ).
Appartementsgebouw van zes bouwlagen (+ twee dakverdiepingen) met witte natuurstenen lijstgevels in eclectische neobarok geïnspireerde stijl van circa 1910-1920 naar ontwerp van architect C. Janssens (gevelsteen) met beeldhouwwerk door A. De Rydt. Voornamelijk horizontale gevelopbouw met doorlopende puilijst, kordons, dorpels, verlevendigd door de in de gevelwanden uitgebogen erkers en de afgeronde hoektravee, dito gebogen kroonlijst, waarboven attiek vormende balustrade met twee dakverdiepingen: eenvoudige rechthoekige vensters, afwisselend onder driehoekige frontons; markante koepelvormige bekroning, rustend op voluten.
Bron: DE MUNCK-MANDERYCK M., DECONINCK-STEYAERT R. & PLOMTEUX G. met medewerking van LINTERS A. 1979: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nb, Brussel - Gent.
Auteurs: Plomteux, Greet; Steyaert, Rita; Manderyck, Madeleine
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. & Manderyck M. 1979: Appartementsgebouw van de Société Belge Immobilière [online], https://id.erfgoed.net/teksten/5543 (geraadpleegd op ).