erfgoedobject

Koninklijke Academie voor Schone Kunsten

bouwkundig / landschappelijk element
ID
5577
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/5577

Juridische gevolgen

Beschrijving

Koninklijke Academie voor Schone Kunsten, sinds 1811 gevestigd in het voormalige minderbroedersklooster. De gebouwen ingeplant op een terrein begrensd door Mutsaardstraat, Blindestraat, Venusstraat en Stadswaag, bestaan uit de resten van de kloosterkerk en het kloosterpand, aangevuld met gebouwen uit het tweede kwart van de 19de eeuw en de 20ste eeuw.

Historiek

De Antwerpse Academie werd in 1663 opgericht op initiatief van de schilder David Teniers, met toestemming van de Spaanse koning Filips IV, en behoort daarmee tot de oudste instellingen voor kunstonderwijs in België. Oorspronkelijk gevestigd in de bovenzalen van de Beurs aan de Meir, kreeg de Academie in 1811 de beschikking over een gedeelte van het minderbroedersklooster in de Mutsaardstraat. Het betrof de kloosterkerk, de west-, noordvleugel en binnentuin van het kloosterpand. Het Bureel van Weldadigheid van Antwerpen vestigde zich in de zuid- en oostvleugel van het kloosterpand en de infirmerie in de Blindestraat. De minderbroeders-franciscanen of recoletten hadden zich in 1446 in Antwerpen gevestigd op vraag van de stadsmagistraat. Deze stelde in 1451 ‘Het Raemvelt’ ter beschikking voor de bouw van het klooster. Tijdens de beeldenstorm in 1566 werd het minderbroedersklooster door brand vernield, en na de terugkeer van de orde in 1585 heropgebouwd. Verdreven door het Franse bewind verlieten de minderbroeders het klooster in 1797. Van de 17de-eeuwse kloostergebouwen resten vandaag slecht het koor van de kerk, een aanpalende vleugel die uitmondt aan de Stadswaag, en delen van het kloosterpand met de overwelfde pandgang, alle sterk verbouwd. Het vroegere kloosterkerkhof vormt de huidige academietuin.

Vanaf de vroege 19de eeuw werd het kloostercomplex aan de nieuwe functie aangepast, en vervolgens geleidelijk uitgebreid met nieuwe gebouwen, een evolutie die zich doorzette tot het derde kwart van de 20ste eeuw. Daarvan werden de oudste uit de jaren 1820 tot 1840 ontworpen door Pierre Bruno Bourla, sinds 1819 zowel professor in de bouwkunde aan de academie als stadsbouwmeester. Als eerste werd in 1823-1824 in de noordwestelijke hoek van de academietuin de laatclassicistische directeurswoning opgetrokken. Een volgende fase betrof de bouw van een langgerekte tentoonstellingsgalerij aan de noordzijde van het domein, aansluitend op de koorsluiting van de kloosterkerk, en met een neoclassicistisch gevelfront in de Venusstraat. Daarvan werd de bouw in juni 1830 bij openbare aanbesteding voor een bedrag van 36.000 gulden toegewezen aan de aannemer Joannes Fabry uit de Everdijstraat. Aan de zuidzijde van deze galerij werden vervolgens een grote en een kleine tentoonstellingszaal met bovenlicht, respectievelijk voor schilder- en beeldhouwkunst toegevoegd. Aannemer Lambert Van Hex voerde deze werken tussen augustus 1839 en juni 1840 voor een bedrag van 42.000 Belgische frank uit. In 1841 tekende Bourla het ontwerp van het neoclassicistische poortgebouw, en het door Jean Antoine Van de Leemput gegoten ijzeren hek van de tuin afgesloten door hoekpaviljoentjes. Eveneens uit 1841 dateert Bourla’s ontwerp voor het museum met een klassiek tempelfront, dat op de plaats van het schip en de westgevel van de kloosterkerk werd opgetrokken. Stadsbouwmeester Frans Jacob Stoop ontwierp in 1856 de nieuwe directeurswoning in Louis-Philippestijl, als uitbreiding van de bestaande ingeplant op de rooilijn van de Mutsaardstraat. Het hoofdgebouw van de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten, dat parallel met het museum aan de zuidzijde van de academietuin tegen het kloosterpand aanleunt, dateert vermoedelijk uit het interbellum. De klassen- en ateliervleugel die aan de oostzijde van het kerkkoor en kloosterpand tegen de tentoonstellingsgalerij aanleunt, kwam in de naoorlogse periode tot stand, naar een ontwerp door stadsbouwmeester Ferdinand Peeters uit 1953, voorbereid door zijn voorganger André Fivez vanaf 1950.

Pierre Bruno Bourla bekleedde het ambt van stadsbouwmeester meer dan veertig jaar, vanaf september 1819 tot eind 1861. Uit de jaren 1820 dateren de pastorie van de Sint-Laurentiusparochie aan de Markgravelei, zijn magnum opus het Théatre Royal Français (Bourlaschouwburg), de Armenschool in de Blindestraat, en de verdwenen oranjerie van de Kruidtuin. Behalve de gebouwen van de academie ontwierp Bourla in de jaren 1840-1850 nog twee verdwenen stadsscholen aan Leguit en Kipdorpvest.

Architectuur

De bewaarde resten van het zeven traveeën diepe koor van de kloosterkerk, de aanpalende vleugel aan de Stadswaag en het kloosterpand, vormen tot op vandaag de kern van het academiecomplex. Het betreft deels bepleisterde constructies in bak- en zandsteen uit de 17de eeuw, waarbij het kerkkoor zich onderscheidt door steunberen en spitsboogvensters. Van het kloosterpand met overdekt binnenhof is de pandgang bewaard, acht bij vijf bij acht bij zeven traveeën, overkluisd met bakstenen kruisgewelven en geopend door spitsbogen. De directeurswoning uit 1823-1824/1856 en het poortgebouw met hek en hoekpaviljoen uit 1841 sluiten aan de westzijde de academietuin af. Aan de noordzijde van de tuin, parallel aan de directeurswoning is het museum uit 1841 ingeplant. Ten oosten hiervan als noordelijke begrenzing van het domein strekt zich de tentoonstellingsgalerij van 1830 uit, met gevelfront in de Venusstraat.

Poortgebouw

Neoclassicistisch poortgebouw op een rechthoekige plattegrond van drie bij twee traveeën en twee bouwlagen onder schilddak. Bepleisterde en beschilderde opstanden met hardstenen plint, symmetrisch van opzet, gemarkeerd door het brede, hoger opgetrokken middenrisaliet en een brede doorlopende puilijst. Begane grond met schijnvoegen en een grote rechthoekige poort, hogerop een rondboogdrielicht met Ionische zuiltjes en geprofileerde archivolten op doorgetrokken imposten, waarboven het opschrift "ACADEMIE" in de fries van het klassieke hoofdgestel. Verder rechthoekige vensters. Volgens de bouwplannen bood de bovenverdieping ruimte aan de portierswoning. Het poortgebouw wordt geflankeerd door een gietijzeren hek met palmet- en spitsboogbekroning, geritmeerd door colonnetten. Van de twee eenlaagse, bepleisterde en beschilderde paviljoentjes op de hoeken, is enkel het geknikte zuidelijk exemplaar op de hoek met de Blindestraat bewaard.

Museum

Neoclassicistisch Museum op een rechthoekige plattegrond van drie bij zes traveeën en twee bouwlagen onder twee ongelijke schilddaken. Lijstgevels met een parement uit witte natuursteen op een plint uit blauwe hardsteen, gemarkeerd door een brede, gekorniste puilijst en geritmeerd door pilasters bekroond met bladwerkkapiteel. De voorgevel met middenrisaliet onder een driehoekig pseudo-fronton, wordt voorafgegaan door een portiek in vorm van een tempelfront, met vier gecanneleerde Ionische zuilen waarop een gelede architraaf, een blinde fries en een driehoekig fronton met tandlijst. Verder ronde oculus tussen rondboogvensters met lekdrempel op de eerste verdieping. De ordonnantie van de zijgevel is sterk gewijzigd en onregelmatig. In de tweede travee is een driehoekig fronton geïntegreerd met beeldhouwwerk in het timpaan, afkomstig van de gesloopte "Oude Munt" op de Oever. De tweeledige plattegrond omvat de traphal met dubbele bordestrap in de voorbouw, die in 1864 door stadsbouwmeester Pieter Dens werd aangepast. Daarachter driebeukige hal van zeven traveeën op de begane grond, overkluisd door kruisgewelven op hardstenen Toscaanse zuilen.

Tentoonstellingsgalerij

Tentoonstellingsgalerij met gevelfront in Venusstraat 34A. Lijstgevel met parement van witte natuursteen (Ourdain) en blauwe hardsteen, de begane grond gemarkeerd door pilasters met kapiteel waarop een klassiek entablement. In het midden vleugeldeur met paneelwerk en mooi getraceerde waaier, gevat in een rondboog met archivolt op een doorlopend kordon. Bovenverdieping van drie traveeën geritmeerd door Ionische pilasters onder een klassiek hoofdgestel met tandlijst. Rechthoekige vensters waarvan het middelste met ijzeren leuning en gevat in een geriemde omlijsting onder een gestrekte waterlijst. Volgens de bouwplannen omvat de plattegrond een driebeukige vestibule van vijf traveeën met een dubbele rij kolommen zijde Venusstraat. Aansluitend strekt zich de drieledige tentoonstellingsgalerij uit, opgedeeld door dubbele kolommen met entablement.

Academietuin

In de academietuin enkele standbeelden, gerecupereerde poortomlijstingen, en enkele fragmenten van verdwenen gebouwen. Lege sokkel van het bronzen standbeeld van David Teniers door Joseph-Jacques Ducaju uit 1867, dat in 1993 werd overgebracht naar zijn oorspronkelijke standplaats, de Teniersplaats. Marmeren standbeeld van Mathias Van Bree, bestuurder van de Academie in de Hollandse tijd, door Jean Baptist De Cuyper uit 1849, ingehuldigd in 1852. Standbeeld van Quinten Matsijs zittend op een smidsaambeeld met een palet in de hand door Karel Hendrik Geerts uit 1837. Op een zuil afkomstig van de afgebrande, 16de-eeuwse Beurs, beeld van de Heilige Lucas, een afgietsel van het oude beeld van de Sint-Lucasgilde in de bestuurszaal van de Academie.

Hardstenen rondboogpoortje afkomstig van huis "Het Klaverblad" in de Haverstraat, op de sluitsteen gedateerd 1663. Geringde pilasters waarop geblokte archivolt met fraaie sleutel waarin 1663 en een klaverblad, zwikken met gebogen panelen onder een gekorniste waterlijst.

Houten deur met gebeeldhouwde makelaar tussen geringde pilasters met wortelmotieven en diamantkoppen, geprofileerde rondboog met op de sluitsteen een verweerd engelenhoofdje waarrond een paneel met opschrift: "In de Heyliche Dryvuldicheidt", fries met links en rechts trigliefen waaronder festoenen, gekorniste waterlijst en gebogen gebroken fronton met bolornamenten en blind paneel uit 1636.

Hardstenen poortomlijsting vermoedelijk uit de 17de eeuw, samengesteld uit geblokte pilasters met kapitelen en een gebogen archivolt met krullende sleutel, zwikken met rolwerk, gebogen waterlijst met gestrekte uiteinden waarin een grillig bovenlicht onder een waterlijst geflankeerd door voluten.

Houten rondboogdeur met gebeeldhouwde makelaar afkomstig van het Oosters Huis geplaatst in een hardstenen poortomlijsting van de brouwerij Van Pruyssen in de Adriaan Brouwerstraat. Geblokte pilasters met voluten waarop brouwersemblemen en Ionische kapitelen, geringde rondboog met grote cartouchesleutel waarop de initialen CVP (Carel Van Pruyssen) omgeven door festoenen. Zwikken met lijstwerk, voluten en festoenen onder een zware gekorniste waterlijst.

Hardstenen barokpoortje samengesteld uit geblokte pilasters met kapitelen, vleugelstukken en neuten, geringde rondboog met gegroefde sleutel omgeven door kleine voluten en panelen, gekorniste waterlijst waarboven een grillige nis met borstbeeld van David Teniers onder een gebroken waterlijst geflankeerd door voluten met bolornamenten.

Muurschildering Renaat Braem

In de traphal van het hoofdgebouw, muurschildering door de architect Renaat Braem, uitgevoerd in 1963. Braem was van 1962 tot 1965 waarnemend directeur van het Nationaal Hoger Instituut voor Bouwkunst en Stedebouw. In deze periode maakte hij ook een ontwerp op voor de heraanleg van de academietuin(1963) en een kleine aula in het kloosterpand (1965), die geen van beide werden uitgevoerd. De muurschildering, met als thema 'Het leven beelden door ruimte en licht', bestaat uit twee delen: een symbolisch tafereel op de achterwand van de overloop en een pijlmotief dat het volledige beloop van de trap volgt tot op de bovenverdieping. Het tafereel opent een trompe-l'oeilperspectief op een imaginair landschap met een boom, een zon en de opschriften "ruimte" en "natuur". Centraal staat het motief van een oog met de woorden "zien, beminnen, begrijpen", terwijl kruisende pijlen de illusie van diepte versterken. Het geheel is gevat in een kleurrijk gestreepte ellipsvorm, die overloopt in het pijlmotief van de trap, dit laatste met het opschrift "funktie, konstruktie, vorm". Braem maakt daarbij gebruik van gestileerde motieven en heldere, contrasterende kleuren tegen een zwarte achtergrond, in een geabstraheerde vormentaal die ook zijn schilderijen uit deze periode kenmerkt. De muurschildering verbeeldt zijn definitie van architectuur als de kunst van het organiseren van de ruimte tot bevrijding van de mens, waarbij goede architectuur het resultaat is van het samenspel van functie, constructie en vorm.

  • Stadsarchief Antwerpen, dossiers MA#80558, MA#80694 en MA#80713, plannen 697#67, 697#133-134, 697#143-145, 697#363-364, DWG#3291-3300.
  • BRAEKEN J. (red.) 2010: Renaat Braem 1910-2001 Architect, Deel 2, 275-277.
  • CLIJMANS F.-WAPPERS J. 1941: De Antwerpsche Academie, Antwerpen.
  • DE VOS E. & LOMBAERDE P. (red.) 2013: Van academie tot universiteit. 350 jaar architectuur in Antwerpen, Antwerpen.
  • OPSOMER I. 1964: 300 jaar Academie voor Schone Kunsten te Antwerpen, Antwerpen, 1-3.

Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Aanvullende informatie

Beplanting

Door de verplaatsing van de rooilijn van de Mutsaardstraat in rechte lijn tot aan de Blindestraat in opdracht van Bourla in 1841-1843 kwam de 17de-eeuwse hoekinkompoort in het midden van de rooilijn voor de tuin te liggen. De aanleg van de tuin gebeurde volgens een symmetrisch plan vertrekkende van het poortgebouw en waaiervormig uitlopend naar het nieuwe museum en naar de monumentale trap.

De academietuin werd heraangelegd naar een ontwerp van 1905 van architect Emiel Van Averbeke. Het was de bedoeling dat de studenten landschapsschilderen 'naar de natuur' zouden kunnen schilderen. Talrijke monumentale onderdelen van Antwerpse gebouwen kregen er een plaats.

De beplanting in de tuin zou te danken zijn aan Mathias Van Bree, directeur van de Academie, die een grote variatie aan boomsoorten en -vormen tot stand wilde brengen door met zijn leerlingen wortels en scheuten te verzamelen in de wijde omgeving van Antwerpen. Van Bree werd hierin bijgestaan door stadsbouwmeester Jan Blom (1748-1825). De beplanting houdt rechtstreeks verband met de vormbestudering in de academie. Ten tijde van de bescherming wordt de aanwezigheid van een 40-tal grote bomen vermeld, waaronder een gewone trompetboom (Catalpa bignonioides) met een stamomtrek van circa 2 meter in de hoek van de Blindenstraat. De Belgische Dendrologische Inventaris vermeldt voor de tuin de aanwezigheid van volgende kampioenbomen: een hemelboom (Ailanthus altissima) met een stamomtrek van 2,72 meter, een gewone trompetboom (Catalpa bignonioodes) met een stamomtrek van 2,75 meter, een gewone robinia (Robinia pseudoacacia) met een stamomtrek van 2,04 meter en een beuk met sterk gegroefde schors (Fagus sylvatica ‘Quercoides’) met een stamomtrek van 2,66 meter.

  • Onroerend Erfgoed, Beschermingsdossier DA000316, Koninklijke Academie, briefwisseling KCML (1972).
  • Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier DA002145, Blindestraat 7-35 + Mutsaardstraat 29-31 + Venusstraat 38-48: gebouwencomplex Koninklijke Academie voor Schone Kunsten (M. Manderyck, s.d.).
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Koninklijke Academie voor Schone Kunsten [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/5577 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.