erfgoedobject

Windmolen De Goede Hoop

bouwkundig element
ID
55911
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/55911

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Windmolen De Goede Hoop
    Deze vaststelling is geldig sinds

  • is aangeduid als beschermd monument Windmolen De Goede Hoop
    Deze bescherming is geldig sinds

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Molen De Goede Hoop
    Deze vaststelling was geldig van tot

Beschrijving

De windmolen De Goede Hoop, gelegen ten noordoosten van het stadscentrum, is een stenen stellingmolen, die aanvankelijk als olie- en korenmolen en later enkel als korenmolen functioneerde.

Historiek

De molen De Goede Hoop is de laatste van de dertien windmolens die Menen ooit telde. In oorsprong gaat de molen minstens terug tot het derde kwart van de 18de eeuw. Zoals op de Kabinetskaart (1771-1778) van graaf de Ferraris aangegeven betrof het toen een standaardmolen. Naar deze late 18de-eeuwse situatie verwijst nog altijd een in de molen bewaard staak- of klauwijzer, waarin de naam “J.J. De Stoop” en het jaartal ‘1798’ is ingegrift. Op het einde van de 18de-eeuw was de molen alvast eigendom van een familie (De) Stoop uit Zonnebeke.

Nog vóór 1809 werd de houten molen vervangen door een stenen stellingmolen met de dubbele functie van koren- en oliemolen. Dit maakt van de Goede Hoop één van de oudste stenen molens in West-Vlaanderen, waarvan de verticale in plaats van geschrankte stand van de vensters een belangrijk kenmerk vormt. De kleine belt waarop de stenen molen staat, is mogelijk nog een restant van de molenberg waarop voorheen de standaardmolen stond.

Bij de verkoop van de molen door rentenier en grondbezitter Emile Vanlerberghe aan Louis Hollebeke bestond de molensite uit “eenen steenen olie en graenmolen, genaemd de Goede hoope, met woonhuis, schuer, koestal, peerdenstal, magazijnen, verdere gerieflijkheden en negentien aren zestig centiaren, onder bebouwden grond, groenselhof, staende en gelegen te Meenen, buiten de Kortrijkpoort…”.    

Om bij windstilte de concurrentie van de stoommaalderijen te pareren werd de molen in 1890 door molenaar Clement Hollebeke voorzien van een stoommachine. Deze krachtbron werd om onbekende redenen echter reeds in 1894 verwijderd. Wellicht ook omstreeks 1890 werd de kap van de stellingmolen uitgerust met paarsgewijs gegroepeerde rollen op een ijzeren kruivloer en met vijf horizontaal draaiende gietijzeren keerwielen, waarvan er vier ophangen aan de daklijsten en één aan de pinbalk.

De molen De Goede Hoop kwam de Eerste Wereldoorlog door zonder schade. In 1919 kon de familie Hollebeke De Goede Hoop dan ook als een windmaalvaardige molen verkopen aan de Meense landbouwer-molenaar Arthur Schouteten-Ghesquière. De zonen Daniel en Raphael werden er samen met hun vader korenmolenaar. Vermoedelijk was de olieslagerij toen al enige tijd buiten werking en mogelijks zelfs reeds deels ontmanteld. Tijdens één van hun maalbeurten zorgde een uitslaande brand in de vlasfabriek Deschepper aan de overzijde van de Kortrijkstraat in 1925 ervoor dat de zeilen vuur vatten. 

Tijdens de Tweede Wereldoorlog, die de molen evenmin schade toebracht, bezigden Arthur Schouteten en zijn zonen Daniël en Raphaël de voormalige olieslagerij op de gelijkvloerse verdieping om hout te zagen. In 1946 legde de familie Schouteten de windmolen definitief stil. Intussen was de molen sinds 14 april 1944 beschermd als monument. Ook was de familie Schouteten toen geen eigenaar meer van de molen, de bijgebouwen en het erf. Deze goederen had ze in 1938 verkocht aan de Kortrijkse notaris Charles Ide.

Met deze buitenbedrijfstelling trad ook langzaam het verval van de molen in. Omstreeks 1966, het jaar waarin het nabijgelegen molenaarshuis werd gesloopt, verkeerde de molen reeds in zeer slechte toestand. Kenmerkend voor de molen waren toen de gebroken kap met wolfsdak, bedekt met grote eternietschaliën, alsook het ongeveer 24 meter lange gevlucht en de twee lange schoren, waaraan ook de voorbalk vastzat met ijzeren staven. In de 17 meter hoge romp bevonden zich vier zolders en een kapzolder. Tot de inrichting behoorden onder meer twee koppels stenen en een haverpletter. 

In september 1968 brak in de molen een brand uit, die het verval verder in de hand werkte. Het vuur vernietigde een deel van de zoldering en balken tussen de steen- en maalzolder en tastte de onderstandaard aan. De gelijkvloerse verdieping werd intussen gedurende diverse jaren gebruikt als koestal.

Na meer dan drie decennia van verwaarlozing kocht de stad Menen in 1981 de windmolen met de bedoeling deze te restaureren en open te stellen voor het publiek. Door de Brugse architect Paul Goethals werd in eerste instantie een bestek opgemaakt voor een aantal dringende stuttings- en instandhoudingswerken. Zo werd de bouwvallige molen uit veiligheidsoverwegingen in 1982 door de firma Cottenier uit Aalbeke ontdaan van zijn wieken, molenkap en stelling. De bakstenen romp werd met een voorlopige kap afgedekt. Enkele bruikbare molenonderdelen, waaronder de molenas met askop, het vangwiel en de molenstenen, werden op de gelijkvloerse verdieping gestapeld. De klauwijzers en de resten van de steenkisten bleven op de steenzolder liggen. De ramen, of wat er nog van overbleef, werden weggenomen en de vensteropeningen met planken dichtgemaakt, en de rondboog van de ingang werd gestut. Intussen werd de effectieve restauratie voorbereid, doch de uitvoering ervan bleef uit.

Het molinologische belang van de molen De Goede Hoop werd intussen in 1984 nog eens door Luc Devliegher benadrukt in zijn beschrijving van de molen en de molenuitrusting. Een korfboogingang gaf toegang tot de gelijkvloerse verdieping, terwijl twee rondboogingangen ter hoogte van de eerste zolder toegang verleenden tot de (verdwenen) stelling. Op alle niveaus staken in de molenromp segmentboogvensters. In de molen waren nog restanten van de aandrijving van de verdwenen kollergang terug te vinden op de gelijkvloerse verdieping. Onderaan de koning bevond zich een conisch spoorwiel met daaronder een ijzeren schijfloop. Het spoorwiel dreef een kamwiel aan dat gemonteerd was op een as met vliegwiel. Op deze verdieping  lagen ook de twee koppels molenstenen, die vroeger echter op de tweede zolder waren opgesteld. Op deze zolder was wel nog een spoorwiel (met 55 kammen) aanwezig, die twee kamwielen (met respectievelijk 28 en 29 kammen) aandreef. Deze kamwielen brachten met hun respectief staakijzer (of klauwijzer) destijds telkens de loper (of bovenste molensteen) in beweging. Op het staakwiel met het 29 kammen tellende kamwiel stond vermeld: ‘JO / UDB / 1800’. Het staakijzer met het 28 kammen tellende kamwiel vermeldde: ‘J.J. DE STOOP 1798’. Op de vierde zolder was de koning voorzien van een kamwiel (van 24 kammen) die via een verticaal kamwiel (van 16 kammen) waarschijnlijk de haverpletter aandreef. Op de kapzolder stond een aswiel (of bovenwiel) (van 52 kammen) in relatie met een kamwiel (van 29 kammen). Op de wiekenas stond te lezen: ‘E HLBK 1867’, wat wellicht verwijst naar de toenmalige molenaar HoLleBeKe. De ijzeren rollen van het kruiwerk waren er per twee gegroepeerd. Vier horizontaal draaiende ijzeren wielen, die tegen de ijzeren rolvloer liepen, waren onderaan de voeghouten (of daklijsten) bevestigd. Een vijfde wiel zat onder de pinbalk. Wat de eerste en derde zolder betrof werd geen gewag gemaakt van een specifieke  molenuitrusting. 

De oprichting van het Stedelijk Molencomité De Goede Hoop bracht echter soelaas. Dit comité, dat de molen in 1992 voor 27 jaar in erfpacht nam, maakte een nieuw molenrestauratiedossier op en zorgde ervoor dat de restauratie reeds in september 1993 kon van start gaan. Voor de uitvoering van het buitenmetselwerk werd beroep gedaan op de firma Aquastra uit Wevelgem. Tijdens deze werken werden de zes grote vensters en het kleine venster opnieuw gereduceerd tot vier segmentboogvensters zoals oorspronkelijk. De typische restanten van de schouwpijpen of rookkanalen werden echter grotendeels weg gerestaureerd. Het vervaardigen en plaatsen van de nieuwe ijzeren galerij werd uitgevoerd door de firma Intermetal, eveneens uit Wevelgem. Het molenwerk werd toevertrouwd aan molenmaker Eric Vanleene. In eerste instantie werd werk gemaakt van onder meer het verwijderen van de noodkap uit 1981, het weghalen van de onderring, de vangbalk en de bovenkarbonkel (of het kroonwiel). Intussen werd de molen tijdelijk met een dekzeil afgedekt tegen waterinsijpeling. Herbruikbare molenonderdelen zoals de molenas (uit 1867) met askop en het vangwiel werden naar het atelier van de molenbouwer in Pollinkhove overgebracht. Het doodsbed van de kollergang werd tijdelijk weggenomen en een van de moerbalken onder de steenzolder werd vervangen. In de zomer van 1994 werd een quasi volledig nieuwe molenkap vervaardigd. Deze moest de noodkap vervangen die door een zware storm op 25 januari 1994 was beschadigd en door de firma Peel was hersteld. In november 1994, werd de nieuwe kap op de molen gezet. Vervolgens werd de restauratie van de binneninrichting aangepakt. Op de gelijkvloerse verdieping werd een deel van de zware dwarsbalk vervangen en van twee consoles voorzien. Van de koning werd de onderstandaard vernieuwd. Het deel van de steenzolder tot aan de kapzolder bleef behouden. Op de steenzolder werden de twee koppels molenstenen teruggeplaatst, zij het in twee nieuwe steenkisten. Verder werd alles voorzien om opnieuw graan te kunnen malen. De oude staakijzers werden daarbij opnieuw aangewend. Het luiwerk werd gedeeltelijk gerestaureerd en voorzien van nieuwe beuken kammen. Op de kapzolder werden de oude molenas met askop en de onderring  gerecupereerd. Wel werd de molenas verstevigd met bandenijzers. Het vangwiel werd deels gerestaureerd en voorzien van een nieuwe olmen vangplank. De vangbalk met toebehoren werd integraal vernieuwd. Het rollenkruiwerk werd nagezien en waar nodig  hersteld om de molen opnieuw vlot te kunnen kruien. Op 23 maart 1995 werden de nieuwe gelaste roeden (van 23,70 meter lang), die door de firma Derckx uit het Nederlandse Wessem werden vervaardigd, ingetrokken en kon molenbouwer Vanleene begin april met succes proefdraaien. Voor het timmerwerk stond de firma Top Windows in in samenwerking met de R.I.T.O. Menen en het Technisch Instituut Sint-Lucas uit Menen. Deze laatste restauratiewerken bestonden uit het plaatsen van achttien nieuwe ramen, twee gaanderijdeuren, vijf trappen en een grote molenpoort met authentiek molenslot en werden medio april 1995 uitgevoerd. De windmaalvaardige restauratie bleef evenwel beperkt tot de korenmolen. De olieslagerij, die oorspronkelijk uit een of twee kollergangen, fornuizen (‘vuringen’) en een slagbank bestond, werd daarbij buiten beschouwing gelaten. Om de oorspronkelijke functie van olieslagerij te illustreren zorgde het Molencomité wel voor de reconstructie van één kollergang (twee pletstenen op een doodsbed), die daartoe uit de oude oliefabriek Hansard in het Franse Quesnoy-surDeule werd overgebracht. Eind april 1995 werd de windmaalvaardig gerestaureerde stellingmolen opnieuw in gebruik genomen.  

In de daaropvolgende jaren volgden enkele kleinere onderhoudswerken, aanvankelijk vooral ingegeven door enkele mankementen die tijdens het malen aan bod kwamen. Zo werd in 1998 door molenbouwer Vanleene een nieuwe staartbalk gestoken nadat er boven het kruiwerk een structurele verzwakking in het eikenhout was vastgesteld. Ook de roeden werden in het najaar van 1998 met een extra anti-roestverflaag behandeld en van nieuwe windplanken voorzien. Om veiligheidsredenen werd de trap tussen de stapel- en luizolder verplaatst. In het voorjaar van 2000 ontmantelde de firma ’t Gebinte uit Erpe-Mere de bovenkarbonkel om het opnieuw operationeel te monteren. In 2002 werd de molenromp op basis van een studie van de Menense architect Philippe Guilbert waterdicht gemaakt, gekaleid en witgeschilderd door de Wevelgemse firma Aquastra. Omwille van een te grote slijtage werd in 2004 door de firma ’t Gebinte de pinsteen vervangen. In 2009 werd de molenromp ontdaan van groenaanslag en opnieuw bestreken met een speciale witlaag. Alle houtonderdelen werden gereinigd en geolied. Ook de dakbedekking werd gereinigd  en van de wieken werden de slechte hekscheien vervangen. Ook werden de roeden ontroest en met een roestwerende verf ingestreken. Voor de uitvoering van deze werkzaamheden stond het Menense bedrijf D.B.M. in. In 2010 werden nieuwe rode zeildoeken voorzien. In 2015 werd een restauratiedossier opgemaakt om de molenas uit te stefelen, de hals- en pinsteen te vervangen, in de askop nieuwe wiggen te voorzien, de roede opnieuw te schilderen en enkele hekscheien te vernieuwen. Deze werken wachten echter nog op uitvoering.

Beschrijving

De op een kleine molenbelt gebouwde molen De Goede Hoop is een bakstenen stellingmolen met een sinds 2002 witgeschilderde molenromp van ongeveer 15m hoog. Bovenaan heeft de romp een diameter van 7,25m , onderaan van 4,5m. Typerend zijn de boven elkaar gestelde steekboogvormige muuropeningen, de korfboogvormige benedeningang en de twee rondboogvormige ingangen ter hoogte van de stelling. Een gebroken molenkap met wolfsdak dekt de molen af.

De gelijkvloerse verdieping was oorspronkelijk ingericht als olieslagerij. Tijdens de restauratie van 1994-1995 werd opnieuw een kollergang geplaatst om de oorspronkelijke functie te illustreren. Boven deze benedenverdieping bevinden zich vijf zolders, meer bepaald een meelzolder, een steenzolder, een opslagzolder, een luizolder en een kapzolder. De gelaste roeden hebben een overmeten hoogte van 23,70 meter.

De huidige, nog bedrijfsvaardige moleninrichting bestaat uit twee steenkoppels (waarvan één koppel operationeel), lichtwerk, twee staakijzers (met de inscripties “J.J. De Stoop 1798” - “N 17 G [of C] P. Soenen” en “JO/UDB/1800”), meelgoten, een bollenregulator, een graangoot, een graanbak, twee steengalgen (waarvan één gedemonteerd), en een luiwerk, dat zowel manueel als met windkracht in werking kan gesteld worden. Om de bovenkruier te kruien is de molen uitgerust met een rollenkruiwerk met een uitzonderlijk keerwielensysteem. De standaard bestaat uit een boven- en onderstandaard met op de steenzolder een ontkoppeling. De molenas laat zich dateren door een inscriptie: “E HLBK 1867”. Het drijfwerk bestaat uit een gietijzeren conisch spoorwiel met houten kammen, een metalen bonkelaar, een ijzeren kamwiel, overbrengingsassen met drijfwielen, een spoorwiel van 55 kammen, twee kamwielen met respectievelijk 28 en 29 kammen, een sleepband, een kamwiel van 16 kammen, een kamwiel van 25 kammen en een bovenbonkelaar. De vang- of reminrichting bestaat uit een houten vangwiel, houten vang en houten keervang.  

  • Afdeling Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumentenzorg West-Vlaanderen, Cel Monumenten en Landschappen, archiefnummer W/00672.
  • APS 1989: Geschiedenis en karakteristieken van de molen ‘De Goede Hoop’, ’t Wingheroen 13.2, 20-22.
  • BECUWE F. & VEREECKE R. 2019: De molen De Goede Hoop in Menen. Beheersplan onroerend erfgoed, Nieuwpoort, Monument in Ontwikkeling bvba, onuitgegeven studie in opdracht van de stad Menen.
  • CORNILLY J. 2001:  Monumentaal West-Vlaanderen. Beschermde monumenten en landschappen in de provincie West-Vlaanderen, deel 1, Arrondissementen Kortrijk, Roeselare, Tielt, Brugge, 149.
  • DENEWET L. 1989: Goede Hoop voor het herstel van de “De Goede Hoop” uit Menen, Molenecho’s 17, 113-117.
  • DESLOOVERE G. 1995: De molen De Goede Hoop. Historiek van een restauratie, 't Wingheroen 19.2, 5-16.
  • DESLOOVERE G. 1996: De molen "De Goede Hoop", De Leiegouw 38.2, 187-196.
  • DESLOOVERE G. 1999: De Molen uit Menen de Goede Hoop: een van de oudste stenen molens in West-Vlaanderen, De Gids. Westvlaamse Gidsenkring Kortrijk XXXV.1, 25-26.
  • DESLOOVERE G. 2015: Menen. Molen 'De Goede Hoop", Menen.
  • DEVLIEGHER L. 1984: De Molens in West-Vlaanderen, Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, deel 9, Tielt-Weesp, 305-307.
  • DEVYT C. 1966: Westvlaamse Windmolens. Inventaris van de toestand op 1 januari 1965, Brugge, 94.
  • MAES J. 1976: De laatste molenaar, De Belgische Molenaar LXXI, 118-119.
  • MATTELAER P. 1981: De molens van Menen, De Leiegouw 23.2, 379-400.
  • PYNCKET M. 2005: Meense molensprokkelingen, Menen. (overdruk uit: ’t Wingheroen. Tijdschrift van de Heemkundige Kring Dr. Rembry-Barth, Menen, april 2005).
  • S.N. 1995: 'Menens Molen moet malen' werd 'Menens molen maalt', Werkgroep Westvlaamse molens V.Z.W. Mededelingenblad 11.2, 53-54.
  • VANDENDRIESSCHE A. 1989: Geschiedenis en karakteristieken van de molen "De Goede Hoop", 't Wingheroen 13.2, 20-24.
  • VAN STAPPEN A. 1995: De molen 'De Goede Hoop' te Menen ingehuldigd, Natuur- en Stedenschoon LXIV.4, 27-28.
  • VINDEVOGEL P. 1988: Dreigt onze molen 'De Goede Hoop' aan het oog onttrokken te worden?, 't Wingheroen XII.1, 35-41.

Auteurs: Becuwe, Frank
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Windmolen De Goede Hoop [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/55911 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.