Sint-Jorishospitaal, in oorsprong passantenhuis met bijhorend klooster dat evolueerde tot ziekenhuis en school.
1087: oudste vermelding als "Passanten lieden Gasthuus van Minheere Sint-Jooris". De taak van het passantenhuis was de opvang en verzorging van pelgrims en vreemdelingen. Deze opvang werd verzorgd door de zusters van de orde van de heilige Augustinus.
1416: heropbouw van het klooster en de kapel krijgt een klok.
1566: volledige vernieling van het hospitaal tijdens de beeldenstorm. Tussen 1592 en ca. 1610 verblijven de zusters in een woning vermoedelijk gelegen ter hoogte van de huidige kerkomtrek.
1611: toelating van de aartshertogen Albrecht en Isabella aan de zusters om geld in te zamelen om het klooster en het hospitaal te herbouwen. Onder druk van de stedelijke overheid moet ook voorzien worden in de verzorging van de zieken van de stad.
1616: heropbouw van de kerk voltooid en inzegening van het Sint-Jorisaltaar.
Vanaf 1627 is er voor het eerst sprake dat onderwijs wordt verstrekt in het klooster. Bovendien biedt het klooster onderdak aan oudere vrouwen op rust die hiervoor betalen.
1684: optrekken van een nieuwe kloostervleugel. Tijdens de oorlogen worden zowel de ziekenverzorging als de onderwijstaken uitgebreid.
1736: bouwen van een nieuwe pensionaatsvleugel. De onderwijstaak krijgt tegen het eind van de eeuw de bovenhand. De stadsmagistraat oordeelt dat teveel misbruik wordt gemaakt van het passantenhuis. De verzorging van reizigers wordt opgegeven en in de plaats komt een kosteloze openbare school, zowel voor jongens als meisjes.
Zowel tijdens als na de Franse revolutie worden de gebouwen zwaar beschadigd. Nadat de rust is weergekeerd, wordt vanaf 1815 weer de ziekenzorg opgenomen. Het hospitaal is het eerste burgerlijk hospitaal van Menen. Voordien wordt immers hoofdzakelijk aan thuisverpleging gedaan. De gebouwen worden naast hospitaal ook tijdelijk gebruikt als kruidmagazijn en gevangenis.
Onder leiding van Priorin Marie-Constance worden de zwaar beschadigde gebouwen vanaf circa 1828 gerestaureerd.
1829: oprichten van een nieuw gebouw langs de Leie.
1830: de Sint-Joriskapel wordt opnieuw opengesteld voor religieuze diensten.
1835: in de tuin wordt een Mariakapel gebouwd.
1839: bouw van een nieuwe hospitaalvleugel. Ook het schoolgebouw aan de overzijde van de straat wordt grondig uitgebreid.
1852: de vleugel langs de straatkant, die als pensionaat dienst deed, wordt met één verdieping verhoogd.
Omwille van de schoolstrijd op het eind van de 19de eeuw wordt de kloostergemeenschap verplicht met eigen middelen nieuwe gebouwen aan te kopen. In 1887 kan men de oude pensionaatsgebouwen die waren aangeslagen door het liberale stadsbestuur terugkopen. In 1898 kunnen ook alle gebouwen worden aangekocht die tot dan beheerd waren door het bestuur van Burgerlijke godshuizen.
In de 20ste eeuw, voornamelijk rond het einde van de jaren 1960 en bij het begin van de jaren 1970 worden heel wat oude vleugels gesloopt waaronder de in 1835 gebouwde Mariakapel. In 1978 wordt een modern gebouwenblok opgericht in de Rijselstraat. Heden blijft enkel de oude 18de-eeuwse hospitaalvleugel behouden.
18de-eeuwse verankerde baksteenbouw van negen traveeën en twee bouwlagen op verhoogde begane grond onder pannen zadeldak. Licht getoogde vensters met natuurstenen negblokken. Centraal rondboogportaal met arduinen bordestrap; medaillon in natuurstenen omlijsting.
De gevel (eigenlijke achtergevel) werd geïntegreerd in het moderne bouwblok.
- Afdeling Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumentenzorg West-Vlaanderen, Cel Monumenten en Landschappen, archief nummer W/00442.
- BATAILLE C., St.-Joris Menen. Augustinessen en onderwijs. Evolutie van het Technisch Instituut, Kortrijk, 1995.
- BATAILLE C., Sint-Joris in Menen, in De Gids, nummer 82, 2000, Kortrijk, p. 144-150.
- CORNILLY J., Monumentaal West-Vlaanderen, Beschermde monumenten en landschappen in de provincie West-Vlaanderen, Deel I, Arrondissementen Ieper, Kortrijk, Roeselare, Tielt, Brugge, 2001, p. 151.