Geheel van twee meergezinswoningen en een cafépand met achterliggende feestzaal in neoclassicistische stijl, gebouwd in opdracht van de heer A. Sels, naar een ontwerp door Jean De Coster uit 1903. Het complex is representatief voor de conventionele productie van de architect, die aan het begin van zijn loopbaan, van 1880 tot 1887 geassocieerd was met zijn twee jaar oudere broer Charles. Vervolgens zette hij zijn praktijk op zelfstandige basis verder, tot het begin van de Eerste Wereldoorlog. Gesloopt voor een nieuwbouwflat omstreeks 1984.

Symmetrisch van opzet, bestaat het geheel uit twee gespiegelde meergezinswoningen met winkel op de begane grond, die een breder cafépand flankeren. De feestzaal met rechthoekige plattegrond strekt zich over de volledige breedte van de drie panden uit op het binnenterrein. Met een totale gevelbreedte van negen traveeën, omvat het geheel vier bouwlagen onder een doorlopend, mank zadeldak. De bepleisterde en beschilderde lijstgevel legt de klemtoon op het centrale cafépand, dat wordt gemarkeerd door het inkomrisaliet met driehoekig fronton. De brede zijflank onderscheidt zich door drielichten gevat in een oplopende rondboog met geprofileerd beloop, waarboven een rechthoekige venster tussen spiegels. Gevelindeling in horizontale registers door middel van gekorniste waterlijsten, cordonvormende lekdrempels en een klassiek hoofdgestel. Alternerende registers van rechthoekige en getoogde bovenvensters, achtereenvolgens met pilastergeleding, omlopende waterlijsten op doorgetrokken imposten, en geriemde omlijstingen; casementen sieren borstweringen en fries. Oorspronkelijk klassieke winkelpuien met zijportaal en privé-inkom, en een cafépui met terrasdeuren.

Volgens de bouwplannen werd de feestzaal aan drie zijden omringd door een galerij met smeedijzeren borstwering, gedragen door gietijzeren zuilen. De scène met toneelmond sloot de westzijde of. Afgedekt met een vlakke zoldering, werd de zaal verlicht door brede rondboogvensters met drielichtsindeling in de topgeleding van de zijwanden.

Breedhuis van acht traveeën en vier bouwlagen onder zadeldak, uit het vierde kwart van de 19de eeuw. Bepleisterde bovenbouw met benadrukte vierde travee geopend met breed drielichtsvenster in rondboog met geprofileerd beloop waarboven smaller rechthoekige venster tussen spiegels. Mogelijk voormalige poorttravee met achterliggende hal en trapzaal. Gevelindeling in horizontale registers door middel van gekorniste lijsten, kordon vormende lekdrempels en een klassieke bekroning. Hoofdverdieping met rechthoekige vensters. Hogerop steekboog- en rechthoekige vensters, respectievelijk in deels omlopende en volledige geriemde omlijsting. Verdiepte panelen versieren borstweringen en fries. Verbouwde begane grond en aangepast venster op de hoofdverdieping links.