Teksten van Lagere Hoofdschool voor Jongens

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/5647

Lagere Hoofdschool voor Jongens ()

In oorsprong barok herenhuis herbouwd door Peeter Hannekart in 1638-1639, dat werd bewoond door de kunstschilder Nicaise De Keyser van 1844 tot 1881. Door de Stad Antwerpen ingericht tot kindertuin in 1882, onderging het gebouw een grondige verbouwing naar ontwerp van stadsingenieur Gustave Royers in 1885. Herbestemd tot Lagere Hoofdschool voor Jongens in 1897, werd het gebouw uitgebreid naar ontwerp van stadsbouwmeester Alexis Van Mechelen in 1905. Vandaag huisvest het complex een jongerencentrum.

Historiek

Het barokke herenhuis in gevelcartouches gedateerd 1639, dat de kern van het complex uitmaakt, is nog slechts fragmentair bewaard. In 1638 kocht de koopman Peeter Hannekart het eigendom, vermoedelijk een samenstel van oudere, traditionele kernen, dat in 1639 werd herbouwd. Hannekart, schepen van 1643 tot zijn overlijden in 1655, wordt in de koopakte vermeld als "bouwmeester deser stadt", mogelijk veeleer een officiële ambtstitel. De voorname patriciërswoning beantwoordde aan het type ‘entre cour et jardin’, dat uit een ‘corps de logis’ van twee bouwlagen onder een steil zadeldak en twee zijvleugels van ongelijke breedte (3 en 4 traveeën) bestond, in U-vorm gegroepeerd rond een voorplein, zoals blijkt uit een gevelopmeting uit 1842. Met een centrale rondboogpoort in een hardstenen spiegelboogomlijsting in de afsluitmuur aan straatzijde, werd het voorplein ten zuiden gemarkeerd door het middenrisaliet met rondboogarcade van het ‘corps de logis’, dat tot op vandaag in de voorgevel bewaard is.

De kunstschilder Nicaise De Keyser (Zandvliet, 1813-Antwerpen, 1887), die het herenhuis van 1844 tot 1881 bewoonde, liet in 1852 verbouwingen uitvoeren naar een ontwerp door de architect Heliodore Leclef. Diens project verving een eenvoudiger ontwerp, waarvoor De Keyser in 1851 een bouwvergunning had aangevraagd. Boven de koetspoort werd aan de noordzijde van het voorplein een ondiepe galerij toegevoegd, die beide zijvleugels verbond. Aan straatzijde bracht Leclef aan weerszijden van de koetspoort twee spiegels aan, en verhoogde het geheel met een bovenverdieping. Deze werd gemarkeerd door een geblokt middenrisaliet en een driehoekig pseudo-fronton, geïnspireerd op het ‘corps de logis’. Van het gevelfront aan de noordzijde van het voorplein is een tekening door De Keyser bewaard in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen. Het bestond uit een spiegelboogportaal tussen rondbogige beeldnissen, wellicht nog horend bij de 17de-eeuwse bouwfase, en als verdieping een spiegelboogloggia op gekoppelde zuilen, met een centraal balkon, een doorlopende balustrade, siervazen en eveneens een driehoekig pseudo-fronton met buste en guirlandes als bekroning. Bij deze verbouwing of later werd het voorplein ook overdekt met een ijzer-en-glaskoepel. De Keyser was in 1840 gehuwd met Maria Isabella Telghuis (Verviers, 1815-Antwerpen, 1879), die zes kinderen ter wereld bracht. De portret- en historieschilder, onder meer bekend van de cyclus “De Roem van de Antwerpse Kunstschool” in de traphal van het Koninklijke Museum voor Schone Kunsten, werd in 1855 benoemd tot directeur aan Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen. Na de verkoop van zijn hotel aan de Stad Antwerpen, vestigde hij zich tot zijn overlijden in zijn landhuis aan de Warande, later verbouwd tot het kasteel Fester.

Na aankoop door de Stad Antwerpen, werd het herenhuis aangepast tot betalende kleuterschool, naar een ontwerp door stadsingenieur Gustave Royers uit 1882, met beperkte structurele ingrepen in het interieur en toevoeging van een houten, L-vormige galerij tegen de tuingevel. Daarbij verdween de rondboogportiek met Ionische kolommen, entablement en balustrade in de middenas van de negen traveeën brede tuingevel van het vroegere ‘corps de logis’. Aannemer J. Van Lieshout uit de Lamorinièrestraat voerde de werken uit. Al in 1885 volgde een ingrijpende verbouwing en uitbreiding, opnieuw naar ontwerp van Royers, om het gebouw in te passen in de verbrede rooilijn van de Oudaan. Daarbij werden de zijvleugels met drie traveeën ingekort en van een nieuw gevelfront en mansardedak voorzien, het poortgebouw en de glaskoepel van het voorplein gesloopt, en een nieuwe klassenvleugel van vier lokalen opgetrokken achteraan op het perceel. Inwendige bleef de verbouwing beperkt tot een nieuwe traphal, de inrichting van een wachtkamer en keuken op de begane grond en een onderwijzerswoning op de bovenverdieping. Aannemer Joseph Peeters uit Kuregem (Anderlecht) kreeg de bouw begroot op zes maanden, in juni 1885 bij openbare aanbesteding tegen een bedrag van 44.774 Belgische frank toegewezen. Herbestemd tot Lagere Hoofdschool voor Jongens in 1897, werd het gebouw opnieuw grondig aangepakt en uitgebreid naar een ontwerp door stadsbouwmeester Alexis Van Mechelen uit 1905. Daarbij kreeg het hoofdvolume een volledig nieuwe indeling, ijzeren balkenlagen en een grote traphal, bovendien verhoogd met een extra verdieping onder een mansardedak. De bouw werd in juli 1905 bij openbare aanbesteding tegen een bedrag van 79.995 Belgische frank toegewezen aan de aannemer Victor Merckx-Verellen uit de Rodestraat. Na deze opeenvolgende ingrepen bleven enkel op de gelijkvloerse verdieping nog beperkte restanten van de oude, wellicht 17de-eeuwse indeling overeind. De klassenvleugel uit 1885 achteraan op de speelplaats, oorspronkelijk één bouwlaag hoog met een open dakspant, werd vermoedelijk pas in een latere fase met een extra verdieping verhoogd.

Context

De verbouwing van het hotel Nicaise De Keyser behoort tot de vroegst gekende realisaties van Heliodore Leclef, die een succesvolle loopbaan ontplooide in dienst van de hogere burgerij. Tot zijn oeuvre in Antwerpen, opklimmend tot het midden van de 19de eeuw, behoren tal van winkel-, burger- en herenhuizen in neoclassicistische stijl, met invloed van achtereenvolgens de Louis-Philippe- en de second-empirestijl tijdens de jaren 1850 en 1860. Tijdens zijn late carrière bouwde hij meerdere statige hotels op de Leien en rond het Stadspark, alleen of in samenwerking met zijn zoon Edmond Leclef, die mee het beeld van deze belangrijke 19de-eeuwse stadsuitbreiding bepalen.

Gustave Royers, die in 1875 is dienst trad bij de stad Antwerpen, stond van 1888 tot 1907 als hoofdingenieur-directeur aan het hoofd van de dienst Werken. In die functie volgde hij Pieter Dens op als stadsbouwmeester. Tot zijn belangrijkste bouwkundige realisaties behoren de oranjerie van de Kruidtuin uit 1883, de brandweerkazerne uit 1885 aan het Kipdorp, de vismijn uit 1891 in de Scheldestraat, de Schippersbeurs uit 1894 in de Lange Nieuwstraat, een twaalftal stadsscholen waaronder de Stedelijke Nijverheidsschool in de Rodestraat en de lagere school op het Stuivenbergplein beide uit 1898, en de ambtswoning van de hoofdhavenmeester uit 1899 aan de Oudeleeuwenrui. Van historische betekenis was het aandeel van Royers in de waterbouwkundige aanleg van de Antwerpse haven tijdens zijn ambtsperiode, met het graven van het Lefebvredok, het Amerikadok, het Eerste Havendok en de bouw van de Royerssluis.

Alexis Van Mechelen, stads(hoofd)bouwmeester van 1902 tot zijn overlijden in 1919, is vooral bekend van de Opera aan de Frankrijklei en de Stadsfeestzaal op de Meir die hij in de jaren 1900 realiseerde. Deze gebouwen kenmerken zich door een monumentaal eclecticisme onder invloed van de beaux-artsstijl. Tijdens zijn ambtsperiode ontwierp hij een tiental schoolcomplexen zowel in eclectische (Kasteelstraat), in neo-Vlaamserenaissance-stijl (Grotehondstraat) als in beaux-artstijl (Lamorinièrestraat).

Architectuur

In zijn huidige vorm ontstaan door de verbouwingen uit 1885 en 1905, omvat het U-vormige gebouw met een gevelbreedte van tien traveeën, drie bouwlagen onder een leien mansardedak. De bepleisterde en beschilderde lijstgevel in barokke en neobarokke stijl, rust op een geprofileerde plint uit blauwe hardsteen. Nadrukkelijk in horizontale registers opgedeeld door omlopende entablementen, beantwoordt de opstand aan een volkomen symmetrisch schema. Dit is opgebouwd rond het drie traveeën brede middenrisaliet van het 17de-eewse ‘corps de logis’, gevat tussen de in 1885 tot één travee ingekorte, aan straatzijde twee en drie traveeën brede zijvleugels. Van het 17de-eeuwse middenrisaliet zijn de eerste twee registers bewaard, en is de bekroning in 1905 boven de toegevoegde tweede verdieping herplaatst. Deze barokke opstand is sterk verwant met het zomerhuis van het Hotel Delbeke in de Keizerstraat. De ordonnantie werd door Royers met eigen accenten doorgetrokken over de zijvleugels, en door Van Mechelen gedupliceerd voor de toegevoegde verdieping.

De begane grond vormt een rondboogarcade met waterlijst en sluitsteen op gekoppelde Toscaanse halfzuilen en pilasters, afgewerkt met een klassiek entablement. Dit laatste is samengesteld uit een architraaf, een trigliefenfries met guttae en een geprofileerde kroonlijst. Meest opmerkelijk is het groteskendecor van de boogzwikken, met kandelabers en gevleugelde putti in de middentravee, en adelaars op de hoeken, verbonden door guirlandes. Het door geblokte pilasters met guttae geritmeerde tweede register, wordt geopend door drie rechthoekige vensters. Deze zijn gevat in een geriemde omlijsting met neuten, oren en guttae, voorzien van een balustrade en bekroond door een gebogen fronton, waarvan de cartouches links en rechts het bouwjaar “ANNO” “1639” dragen. Het middenvenster werd oorspronkelijk bekroond door een gebroken fronton van voluten, een blinde oculus met buste, en een bloemenkorf met guirlande, het geheel gevat in een driehoekig pseudo-fronton dat doorliep in de houten kroonlijst. De tot op heden  iet geïdentificeerde buste verbeeldt een jonge man met de keten van het Gulden Vlies. Dit volledige decor werd in 1905 een verdieping hogerop geplaatst. Gustave Royers trok in 1885 de opstand van beide registers door in de zijvleugels, met een eenvoudige rondboogarcade op pilasters doorbroken door rondboogvensters op de begane grond. In de boogzwikken bracht hij aan straatzijde centraal het stadswapen in een rolwerkcartouche met palmtakken en guirlande aan, en op de hoeken rozetten. Op de bovenverdieping hield hij vast aan de geblokte pilastergeleding, en de omlijste vensters met balustrade en een cartouche in het gebogen fronton. Alexis Van Mechelen herhaalde dit ordonnantieschema voor de tweede verdieping, waarbij hij Royers’ oeils-de-boeuf verving door zes houten dakkapellen met vleugelstukken en driehoekig fronton.

De huidige interieurindeling beantwoordt aan de bouwplannen uit 1905. Daarbij biedt het hoofdvolume op de begane grond vooraan ruimte aan de het directiekantoor en de traphal, en achteraan aan twee klaslokalen, gescheiden door de centrale vestibule, de portiersloge en -keuken. De eerste verdieping is ingedeeld in vijf klassen, de tweede verdieping in drie klassen en een grote tekenklas die doorloopt tot in de nok van de mansarde. Deze laatste herbergt verder twee ‘modelkamers’ en vier kleine mansardekamers. De klassenvleugel achteraan op de speelplaats was volgens de bouwplannen uit 1885 opgesplitst in twee delen, elk bestaande uit een klaslokaal met speelzaal ontsloten door de inkomhal-vestiaire.

  • Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1842#256, 1851#618 en 1852#475, dossiers MA#81793, MA#82046 en MA#83064, plannen 697#1515-1516, 697#1861-1863 en 697#3228-3230; foto 934#28979.
  • MACLOT P. 1982: Herontdekking van een Antwerpse barokgevel: huis Hannekart, Bulletin Antwerpse Vereniging voor Bodem- en Grotonderzoek 1982.9-10, 165-187.

Auteurs:  Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Braeken J. 2018: Lagere Hoofdschool voor Jongens [online], https://id.erfgoed.net/teksten/204233 (geraadpleegd op ).


Lagere Hoofdschool voor Jongens ()

Groot hotel, opklimmend tot 1638; vermoedelijk gebouwd naar de tekeningen van de toenmalige eigenaar Pieter Hannecart, koopman en stadsarchitect. Van 1844 tot 1881 bewoond door Nicaise De Keyser die het verkocht aan de stad om er een school in onder te brengen. Bij de verbreding van de straat werden de paviljoenen die buiten de rooilijn vielen afgebroken en samen met de middenvoorgevel heropgebouwd; alleen de oude zuilengalerij op de begane grond werd behouden. Symmetrisch opgebouwd neoclassicistisch schoolgebouw van negen traveeën, drie bouwlagen en mansardedak (leien) met dakkapellen. Bepleisterde lijstgevels, per verdieping gemarkeerd door gekorniste lijsten en verticaliserende pilasters met geblokte schacht en guttae. De rechthoekige vensters in geriemde omlijsting met oren zijn verrijkt met balusters en gebogen frontons, waarin cartouches en krulwerk. Achteruitwijkende middenpartij van drie traveeën: op de grond, nu ingebouwde zuilengalerij (eerste helft van de 17de eeuw) met gekoppelde Toscaanse zuilen, drie geprofileerde archivolten met kleine sleutel en zwikken met sculpturen van putti, kandelaars en adelaars; bovenaan loopt een gelede architraaf, een trigliefenfries en een kroonlijst. Bij de wederopbouw werden ook in de zijvleugels rondbogen aangebracht met in de zwikken het stadswapen midden loofwerk. Accent op de driehoekig verhoogde astravee waarin fraaie ronde nis met buste in decor van vruchtenguirlandes en siervaas.


Bron: DE MUNCK-MANDERYCK M., DECONINCK-STEYAERT R. & PLOMTEUX G. met medewerking van LINTERS A. 1979: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nb, Brussel - Gent.
Auteurs:  Plomteux, Greet; Steyaert, Rita; Manderyck, Madeleine
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. & Manderyck M. 1979: Lagere Hoofdschool voor Jongens [online], https://id.erfgoed.net/teksten/5647 (geraadpleegd op ).