Twee slipways opgetrokken in 1931. Gelegen aan het visserijdok, gegraven in het kader van de uitbouw van de nieuwe vissershaven in 1922-1934 op de oostelijke oever van de havengeul. In 1931 worden ten noorden van het dok twee slipways geïnstalleerd. De slipways zijn van Amerikaanse oorsprong: "Crandall Dry Dock Engineers inc., Cambridge Massachusetts, U.S.A.". Deze construeert zijn eerste droogdok in 1840 en verwerft in de daaropvolgende eeuw een internationale reputatie. Het principe van de in Oostende aanwezige droogzetting wordt voor het eerst gerealiseerd in 1854 en is in de daaropvolgende jaren steeds verbeterd. De basisidee is steeds onveranderd gebleven.
Na schade in de Tweede Wereldoorlog grondige herstellingswerken aan de slipways. Daarna occasioneel vernieuwen van kettingen en roltreinen. De sleden van de slipways zijn in dienst tot begin jaren 1970. In 1971-1972 grondige renovatie naar aanleiding waarvan, met uitzondering van de fundering voor de sporen en het tandwielmechanisme, alles vernieuwd wordt. De installatie wordt nog steeds gebruikt en dit vooral door vissersvaartuigen. In 1997 gebeuren er jaarlijks nog een 180-tal droogzettingen; 174 in 1999. Het aantal droogzettingen is, door het inkrimpen van de vissersvloot en het verdwijnen van een aantal scheepswerven, vanaf 1980 sterk verminderd.
Gebouwd op een glooiing van 132,7 m lengte en een helling van 0,061 m/m. De grootste bij de sluis heeft een draagvermogen van 1000 T, een breedte van 11,5 m en een lengte van 50 m. De kleinste heeft een draagvermogen van 500 T, een lengte van 40 m en een breedte van 9,5 m. Twee bedienings- en machinegebouwtjes op betonnen sokkels in zakelijke doch 'ontworpen' interbellumstijl : gele baksteen, geaccentueerde afgeronde hoeken, drie ronde vensteropeningen in de rugzijde en panoramisch venster met deuropening in de frontgevel en een stukje van een zijgevel. De doorbrekingen zijn door uitspringende natuurstenen omlijstingen geaccentueerd. Een poort geeft toegang tot de machinekamer en de kettingrollen. Betonnen overkragende vlakke dakplaat.
Machines (elektromotoren): "HORSBURGH & SCOTT". Raderwerk (gietijzer): "MEDART, ST. LOUIS". De houten sleden (houten vloer op versterkte overlangse houten poutrellen alsook overlangs en dwars gerichte, gelaste I-profielliggers) rusten op een betonnen onderstel en rollen over sporen door middel van kleine klossen. Stutten en kielblokken kunnen manueel via kettingen van op twee laterale op dekhoogte liggende gangways worden verplaatst. De hellende vlakken zijn bekleed met natuurstenen blokken of platen.
Rond de slipways zijn een aantal scheepsherstellers gevestigd.
Afdeling Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumentenzorg West-Vlaanderen, Cel Monumenten en Landschappen, Archief nrs. DW002219 en W/01829.
Brochure Open Monumentendag Oostende, 1997, p. 39.
Bron: CALLAERT G., DELEPIERE A.-M., HOOFT E., KERRINCKX H. & VANNESTE P. met medewerking van SANTY P. & SNAUWAERT L. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Oostende, Deel IA: Stad Oostende, Straten A-M, Deel IB: Stad Oostende, Straten N-Z en wijken Haven, Hazegras, Opex, Deel II: Deelgemeenten Mariakerke, Raversijde, Stene en Zandvoorde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL6, onuitgegeven werkdocumenten. Auteurs: Delepiere, Anne Marie; Kerrinckx, Hans; Hooft, Elise; Callaert, Gonda Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)